ECLI:NL:RBMNE:2024:7042

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
C/16/565657 / HA ZA 23-704
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en aansprakelijkheid bij gebrekkige uitvoering van werkzaamheden

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure over een aannemingsovereenkomst. De eiser, wonende te [woonplaats 1], heeft de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1] THODN [handelsnaam] en haar vennoten aangeklaagd wegens gebrekkige uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan zijn pand. De eiser stelt dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de vof voor de verbouwing, maar de gedaagden betwisten dit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen tussen de eiser en de vof, en dat de vof tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank heeft de vof en haar vennoten hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade die de eiser heeft geleden, en heeft hen veroordeeld tot betaling van een voorschot van € 107.811,00, alsook tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten en expertisekosten. De rechtbank heeft de vordering van de eiser tegen [gedaagde sub 5] afgewezen, omdat er geen contractuele relatie tussen hen bestond. De rechtbank heeft de proceskosten aan de gedaagden opgelegd, en de eiser is in het ongelijk gesteld in zijn vordering tegen [gedaagde sub 5].

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/565657 / HA ZA 23-704
Vonnis in hoofdzaak van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. G.E. Tip te 's-Hertogenbosch,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] THODN [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.F.A. Havelaar te Amsterdam,

2.[gedaagde sub 2] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 2] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde,
advocaat mr. F.F.A. Havelaar te Amsterdam,

3.[gedaagde sub 3] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 2] (gemeente [gemeente] ),
gedaagde,
niet verschenen,

4.[gedaagde sub 4] , vennoot van gedaagde sub 1,

wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
niet verschenen,

5.[gedaagde sub 5] ,

wonende te [woonplaats 4] ,
gedaagde,
advocaat mr. M. Kartal te Amsterdam,
Partijen worden hierna respectievelijk “ [eiser] ”, “de vof” (gedaagde sub 1), “ [gedaagde sub 2 (voornaam)] ” (gedaagde sub 2), “ [gedaagde sub 3] ” (gedaagde sub 3), “ [gedaagde sub 4] ” (gedaagde sub 4) en “ [gedaagde sub 5] ” (gedaagde sub 5). Gedaagden sub 1 tot en met 4 worden gezamenlijk ook “de vof en haar vennoten” genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
­ de dagvaarding van 6 november 2023 met 21 producties;
­ de conclusie van antwoord van de VOF en [gedaagde sub 2 (voornaam)] met 8 producties;
­ de incidentele conclusie tot vrijwaring en aansluitend conclusie van antwoord van [gedaagde sub 5] met 3 producties;
­ de conclusie van antwoord in het vrijwaringsincident;
­ het vonnis in vrijwaringsincident van 14 februari 2024;
­ de akte overlegging producties aan de zijde van [eiser] met producties 22 tot en met 24;
­ de akte overlegging productie aan de zijde van [eiser] met productie 25.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft – gezamenlijk met de mondelinge behandeling in de vrijwaring – plaatsgevonden op 24 september 2024. [eiser] is verschenen samen met zijn partner mevrouw [A] en vergezeld door mr. Tip. [gedaagde sub 2 (voornaam)] is verschenen vergezeld door mr. Havelaar en mevrouw M.A. Zehra Kaya (beëdigd tolk/vertaler). [B] is verschenen samen met zijn vader de heer [C] en vergezeld door mr. Kartal.
In de vrijwaring zijn verschenen de heer [D] (directeur [onderneming 1] B.V.), de heer [E] (zoon van [D] ), mr. [F] , de heer [G] , mr. [H] en mr. [I] . Door mr. Tip en mr. Havelaar zijn spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen verder is besproken.
1.3.
Ten slotte is in de hoofdzaak en in de vrijwaring vonnis bepaald.
1.4.
[gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn niet in het geding verschenen en tegen hen is op 15 november 2023 verstek verleend. [1] Omdat de vof en [gedaagde sub 2 (voornaam)] wel in de procedure zijn verschenen, wordt tussen alle partijen één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft zijn pand aan de [adres] te [plaats] laten verbouwen. [eiser] vindt dat de verbouwing niet goed is uitgevoerd. [eiser] stelt dat hij een aannemingsovereenkomst heeft gesloten met de vof, en dat de vof [gedaagde sub 5] en andere onderaannemers heeft ingeschakeld. Als dat niet zo is, stelt [eiser] dat hij een aannemingsovereenkomst heeft gesloten met [gedaagde sub 5] , die de meeste werkzaamheden heeft verricht, en daarom heeft hij die ook – voor de zekerheid – mee gedagvaard. Daarnaast is de vraag of de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd en of de aannemer (de vof dan wel [gedaagde sub 5] ) aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade. De rechtbank oordeelt dat tussen [eiser] en de vof een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen en dat de vof tekort is geschoten in het (laten) uitvoeren van de werkzaamheden. De zaak wordt verwezen naar de schadestaat voor vaststelling van de schade. De vof en haar vennoten dienen een voorschot aan [eiser] te betalen van € 107.811,00. De rechtbank licht deze oordelen hieronder toe.

3.De vordering van [eiser] en het verweer

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat de vof en haar vennoten gedaagden sub 2 tot en met 4 en/of [gedaagde sub 5] is tekortgeschoten in de met hem gesloten overeenkomst van aanneming en aansprakelijk zijn/is voor alle door hem geleden en nog te lijden schade als gevolg van die tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst;
gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, en/of [gedaagde sub 5] te veroordelen tot vergoeding van alle door hem geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, en/of [gedaagde sub 5] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen het bedrag ad € 107.811,00 bij wijze van voorschot;
gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, en/of [gedaagde sub 5] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.242,26;
gedaagden sub 1 tot en met 4 hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn gekweten, en/of [gedaagde sub 5] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te voldoen de expertisekosten ad € 2.659,48.
[eiser] vordert verder de wettelijke rente over de schadevergoedingen onder 3 tot en met 5 vanaf 7 juli 2022, en veroordeling van gedaagden sub 1 tot en met 4 (hoofdelijk) en/of [gedaagde sub 5] in de proceskosten (inclusief nakosten).
3.2.
[eiser] stelt dat hij met [gedaagde sub 2 (voornaam)] , die daarbij handelde namens de vof, een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten om zijn pand te verbouwen. Op de begane grond zou een kapsalon worden gerealiseerd en op de bovenverdieping een woonhuis. Volgens [eiser] is de vof tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst die werd gesloten in 2022. Het werk is gebrekkig en daarnaast zijn de werkzaamheden niet afgemaakt. Uit het in opdracht van zijn verzekeraar opgestelde rapport blijkt van 62 gebreken en een schadebedrag van € 107.811,00.
3.3.
De vof en [gedaagde sub 2 (voornaam)] betwisten dat zij met [eiser] een aannemingsovereenkomst hebben gesloten. De vof heeft met [eiser] alleen een aannemingsovereenkomst gesloten voor het leveren en leggen van een pvc-vloer op de begane grond, het leveren van visgraatvloer en het plaatsen van een deurmat. Volgens [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft hij als vriendendienst aannemers uit zijn netwerk aangedragen bij [eiser] . Omdat de aannemers uit zijn netwerk kwamen voelde hij zich verantwoordelijk en was hij ook geregeld op het werk te vinden. Ook fungeerde hij in sommige gevallen als contactpersoon. Hij heeft mensen binnengelaten. Hij is echter geen (bouwkundig) aannemer en heeft ook niets van [eiser] betaald gekregen.
3.4.
Ook [gedaagde sub 5] betwist dat zij met [eiser] een aannemingsovereenkomst heeft gesloten. Volgens [gedaagde sub 5] heeft zij een overeenkomst van onderaanneming gesloten met de vof en is de vof de hoofdaannemer.

4.De beoordeling

Is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen [eiser] en de vof?
4.1.
Er is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk als de aannemer zich jegens de opdrachtgever heeft verbonden om een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren tegen een daarvoor door de opdrachtgever te betalen prijs. [2] Die prijs hoeft niet te zijn bepaald om van een overeenkomst van aanneming te kunnen spreken. [3] Dat [eiser] een aannemer heeft ingeschakeld voor de verbouwing van het pand staat feitelijk niet ter discussie. De eerste vraag in deze procedure is essentie: wie is de aannemer. [eiser] en [gedaagde sub 5] stellen dat de vof de aannemer is, omdat [gedaagde sub 2 (voornaam)] namens de vof het werk heeft aangenomen en op zijn beurt [gedaagde sub 5] , de belangrijkste uitvoerende partij, en andere onderaannemers heeft ingeschakeld om het grootste deel van het werk te verrichten. Uit het verweer van de vof volgt dat [gedaagde sub 5] de aannemer is.
4.2.
[eiser] stelt dat hij en [gedaagde sub 2 (voornaam)] (namens de vof) mondeling zijn overeengekomen dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] voor € 150.000 de hele verbouwing zou uitvoeren, hoewel dat dit later meer werd, en dat hij op verzoek van [gedaagde sub 2 (voornaam)] deels facturen van onderaannemers per bank aan die onderaannemers heeft betaald en deels contant bedragen aan [gedaagde sub 2 (voornaam)] heeft betaald. [gedaagde sub 2 (voornaam)] betwist al deze stellingen. In zoverre in sprake van een welles/nietes discussie.
Als evenwel wordt gekeken naar de door [eiser] genoemde feiten, omstandigheden en verklaringen, wordt duidelijk dat het verhaal van [eiser] veel aannemelijker is dan het verhaal van [gedaagde sub 2 (voornaam)] . Het gaat om het volgende:
- voorafgaand aan de verbouwing heeft [eiser] diverse bouwtekeningen aan [gedaagde sub 2 (voornaam)] toegezonden; [4]
- aan [gedaagde sub 2 (voornaam)] zijn tekeningen omtrent de riolering toegezonden voor de door hem in te schakelen loodgieter; [5]
- de contacten met de onderaannemers en het maken van (prijs)afspraken voor de uitvoering van de werkzaamheden verliepen allemaal via [gedaagde sub 2 (voornaam)] ; [6]
- vragen over de uitvoering van het werk of over fouten in de facturen legde [eiser] neer bij [gedaagde sub 2 (voornaam)] en niet bij de onderaannemers; [7]
  • [gedaagde sub 2 (voornaam)] was veelvuldig/dagelijks bij de verbouwing aanwezig;
  • [gedaagde sub 2 (voornaam)] was bij alle gesprekken met [gedaagde sub 5] aanwezig, bij het gesprek van 7 november 2022 omtrent de werkzaamheden en de geconstateerde gebreken heeft [gedaagde sub 2 (voornaam)] ook een leidende rol gespeeld;
  • de stelling van [eiser] dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] naam wilde maken als aannemer wordt gesteund door het feit dat de vof, die zich in haar winkel richt op kledingreparatie, kledingreiniging en woningstoffering, in het handelsregister ook als activiteiten heeft ingeschreven “algemene burgerlijke en utiliteitsbouw”;
- in de lokale krant ‘ [naam] ” wordt in een item over de nieuwe kapperszaak van [eiser] vermeld dat de verbouwing werd uitgevoerd door “ [gedaagde sub 2 (voornaam)] [.] [plaats] ”; [9]
- de heer [J] (zwager [eiser] ) heeft verklaard dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] in een persoonlijk gesprek naar hem heeft bevestigd verantwoordelijk te zijn voor de verbouwing; [10]
- mevrouw [A] (partner [eiser] ) heeft verklaard dat het is gegaan zoals [eiser] stelt dat het is gegaan. [11]
4.3.
Het verhaal van [gedaagde sub 2 (voornaam)] (ik heb als vriendendienst aannemers uit mijn netwerk aangedragen bij [eiser] , daarom voelde ik me verantwoordelijk en was ik geregeld op het werk te vinden, maar ik heb geen cent contant ontvangen) is tegen de achtergrond van de genoemde feiten, omstandigheden en verklaringen weinig geloofwaardig. Uit onder meer de in het geding gebrachte WhatsApp gesprekken [12] blijkt dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] zeer actief betrokken was bij de bouw, veelvuldig in de woning aanwezig was en ook het contact onderhield met de werklieden en hen aanstuurde. Het gaat veel verder dan een vriendendienst en de rechtbank acht het dan ook onwaarschijnlijk dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] geen betaling heeft ontvangen voor zijn werk.
4.4.
De rechtbank komt dan ook, omdat de vof het gemotiveerde betoog van [eiser] onvoldoende heeft weersproken, tot de conclusie dat er tussen [eiser] en de vof mondeling een overeenkomst van (hoofd)aanneming tot stand is gekomen. Dat brengt mee dat de vof als (hoofd)aannemer tegenover [eiser] verantwoordelijk is voor het geheel van de verbouwwerkzaamheden.
4.5.
De rechtbank slaat voor de goede orde geen acht op verklaringen die namens [gedaagde sub 5] zijn afgelegd, omdat die tegenstrijdig heeft verklaard.
4.6.
Vast staat dat [gedaagde sub 5] een groot gedeelte van de werkzaamheden heeft verricht. Uit wat de rechtbank net heeft aangenomen volgt dat [gedaagde sub 5] dit heeft gedaan als onderaannemer. [gedaagde sub 5] is daarom (als onderaannemer) tegenover de vof (als hoofdaannemer/opdrachtgever) verantwoordelijk voor gebreken in de door hem verrichte werkzaamheden. Tussen [eiser] en [gedaagde sub 5] bestaat geen rechtsverhouding. De vorderingen van [eiser] , voor zover die zich (voor de zekerheid) richten tegen [gedaagde sub 5] , worden daarom afgewezen. Dat de rechtbank er hierna vanuit zal gaan dat de werkzaamheden, die voor een groot deel door [gedaagde sub 5] zijn gedaan, gebrekkig zijn, is iets dat [gedaagde sub 2 (voornaam)] met [gedaagde sub 5] moet opnemen, en waar [eiser] buiten staat.
Het schriftelijkheidsvereiste
4.7.
De vof betoogt dat de overeenkomst van aanneming op grond van artikel 7:766 BW schriftelijk aangegaan had moeten worden.
4.8.
De rechtbank oordeelt dat dit betoog, nog los van het gegeven dat de vof daaraan geen conclusie verbindt, niet opgaat. Het vereiste van schriftelijkheid geldt voor het aangaan van een overeenkomst tot aanneming van werk die strekt tot de bouw van een woning in opdracht van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [13] Het vereiste geldt alleen voor zogeheten koop-/aannemingsovereenkomsten en ziet daarmee op nieuwbouw. [14] Aangezien het in dit geval gaat om een verbouwing van een woning (en een winkel) die reeds aan [eiser] toebehoorde, is het schriftelijkheidsvereiste in het onderhavige geval niet van toepassing.
De gebreken
4.9.
Niet in geschil is dat er diverse gebreken zijn geconstateerd in de verrichte verbouwwerkzaamheden in de woning van [eiser] . Volgens [eiser] zijn er 62 gebreken. Hij wijst daarbij op het in opdracht van zijn verzekeraar opgestelde deskundigenrapport van [onderneming 2] . [15]
4.10.
De gebreken zijn niet door de vof (en [gedaagde sub 2 (voornaam)] ) betwist. Door de vof (en [gedaagde sub 2 (voornaam)] ) is naar voren gebracht dat van haar nog niet mag worden verwacht (in deze fase) in te gaan op het rapport. Het gaat volgens haar om een omvangrijk rapport terwijl nog niet eens vaststaat wie voor welk onderdeel van het werk (mogelijk) aansprakelijk is. Daarbij wijst de vof erop dat de gebreken zowel bouwkundig-, elektrotechnisch- als installatietechnisch van aard zijn, maar de aannemers die de laatstgenoemde twee onderdelen uitvoerden (en de stukadoor) niet (eens) zijn uitgenodigd voor het onderzoek. De vof wil daarom nog in de gelegenheid te worden gesteld te reageren op het rapport als zou worden geoordeeld dat zij als hoofdaannemer de werkzaamheden heeft uitgevoerd en/of in onderaanneming heeft laten uitvoeren.
4.11.
De rechtbank passeert dit betoog. De vof is als hoofdaannemer aansprakelijk voor de juiste nakoming van de overeenkomst met [eiser] en aansprakelijk voor gebreken in het werk. Het had daarom op de weg van de vof (en [gedaagde sub 2 (voornaam)] ) gelegen inhoudelijk in te gaan op de gebreken en deze, zo nodig, te weerspreken. Dat de vof dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. Gelet op de verhouding opdrachtgever/hoofdaannemer hoefde [eiser] ook niet de onderaannemers uit te nodigen voor het deskundigenonderzoek. De onderaannemers zijn immers tegenover de vof (als hoofdaannemer/opdrachtgever) verantwoordelijk voor de door hen verrichte werkzaamheden. Indien de vof prijs stelt op een reactie van de ondernemers, had het op haar weg gelegen die reactie te vragen. Daarop heeft de vof ook ruimschoots de tijd gehad. Bij brief van 5 december 2022 heeft (de toenmalig advocaat van) [eiser] de vof gewezen op de door hem geconstateerde gebreken en de vof gesommeerd de overeenkomst alsnog na te komen, de geconstateerde gebreken te herstellen en het gehele werk uiterlijk voor 26 januari 2023 op te leveren. [16] Ook heeft (de advocaat van) [eiser] op 26 mei 2023 aan (de advocaat van) de vof het rapport toegestuurd. [17] Op de brieven is enkel de reactie ingekomen dat er geen overeenkomst is. Ook had de vof op het deskundigenonderzoek van 12 januari 2023 mogelijk de onderaannemers mee kunnen nemen. De vof heeft dat niet gedaan, en [gedaagde sub 2 (voornaam)] is zelf niet eens verschenen.
4.12.
De conclusie is dan ook dat de vof jegens [eiser] tekortgeschoten is in de nakoming van hun verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst en is gehouden tot schadevergoeding.
4.13.
Ten aanzien van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten van de vof overweegt de rechtbank als volgt. De vennoten van een vennootschap onder firma zijn hoofdelijk verbonden voor de schulden van de vennootschap. [18] Niet gesteld of gebleken is dat er in dit geval afwijkende afspraken zijn gemaakt. [gedaagde sub 2 (voornaam)] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor de schuld van de vof jegens [eiser] . Dit betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer aan [eiser] te betalen.
Beroep op verrekening
4.14.
De vof doet een beroep op verrekening. Ter onderbouwing van dit beroep stelt de vof dat zij recht heeft op vergoeding van de uitgevoerde werkzaamheden en dit wil verrekenen met het vermeende schadebedrag dat voor haar rekening zou komen.
4.15.
Voorop wordt gesteld dat een schuldenaar een bevoegdheid tot verrekening heeft wanneer hij een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij. [19] De vordering kan, ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening, worden toegewezen indien de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. [20]
4.16.
De rechtbank overweegt dat de vof haar stelling niet concreet heeft toegelicht en onderbouwd. Om vast te stellen óf [eiser] nog een prijs aan de vof verschuldigd is, en zo ja welke prijs, zou bewijslevering nodig zijn (waarbij met name gedacht kan worden aan het horen van getuigen). Bewijslevering betekent dat niet gemakkelijk kan worden vastgesteld of de vof een geslaagd beroep op verrekening kan doen, zodat haar verweer wordt passeert.
Tussenconclusie
4.17.
Gelet op het bovenstaande wordt de vordering van [eiser] toegewezen, met dien verstande dat voor recht wordt verklaard dat, zoals tevens gevorderd, de vof en haar vennoten jegens [eiser] tekortgeschoten zijn geschoten in de met hem gesloten overeenkomst van aanneming en aansprakelijk zijn voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van die tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst. In de schadestaatprocedure zal moeten worden bepaald wat de daadwerkelijk door [eiser] geleden schade is.
Voorschot op schadevergoeding
4.18.
Voor een veroordeling tot betaling van een voorschot op een schadevergoeding, is vereist dat voldoende aannemelijk moet zijn dat in een opvolgende schadeprocedure een bedrag zal worden toegewezen dat ten minste gelijk is aan het gevorderde voorschot. [21]
4.19.
De rechtbank oordeelt dat het gevorderde voorschot tot kan worden toegewezen. In het deskundigenrapport van [onderneming 2] heeft de deskundige uitgebreid uiteengezet welke werkzaamheden er uitgevoerd moeten worden en welke kosten met ieder van die werkzaamheden gepaard gaan. Zoals hiervoor is overwogen heeft de vof (en [gedaagde sub 2 (voornaam)] ) daartegen onvoldoende naar voren gebracht.
4.20.
Ook de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over het voorschot wordt toegewezen vanaf 7 juli 2023, te weten de datum die door [eiser] is gegeven om dit bedrag te betalen. [22]
De incassokosten
4.21.
De door [eiser] gevorderde incassokosten van € 2.242,26 worden toegewezen.
De rechtbank oordeelt dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Ook komt het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief.
4.22.
Ook de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de incassokosten wordt toegewezen. De vof en haar vennoten hebben die vordering inhoudelijk niet betwist. Aangezien door [eiser] onvoldoende specifiek is gesteld met ingang van welke datum de vof en haar vennoten met de betaling van dit bedrag in verzuim is, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, 16 november 2023. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
De expertisekosten
4.23.
Eveneens worden de door [eiser] gevorderde expertisekosten van € 2.659,48 toegewezen. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Voor het inwinnen van advies bestond immers, gelet op de uitkomst van deze procedure, voldoende aanleiding en voor het maken van deze kosten was daarom een gerechtvaardigde grondslag. Gesteld noch gebleken is voorts dat de omvang van die kosten niet redelijk zouden zijn.
4.24.
Ook de door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de expertisekosten wordt toegewezen. De vof en haar vennoten hebben die vordering inhoudelijk niet betwist. Aangezien door [eiser] onvoldoende specifiek is gesteld met ingang van welke datum de vof en haar vennoten met de betaling van dit bedrag in verzuim is, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, 16 november 2023. Door de daad van dagvaarding is in elk geval verzuim ingetreden.
De proceskosten
4.25.
De vof en haar vennoten zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 138,55
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat € 3.858,00
(2,0 punten × tarief € 1.929,00)
- overige kosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 6.451,55
4.26.
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.27.
[eiser] is in het ongelijk gesteld in zijn vordering jegens [gedaagde sub 5] . Ook al lijkt het er op dat [gedaagde sub 5] slecht werk heeft geleverd, blijft het zo dat [eiser] een vordering heeft ingesteld die wordt afgewezen omdat [eiser] zelf geen contractuele relatie heeft met [gedaagde sub 5] . [eiser] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [gedaagde sub 5] betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 5] worden begroot op:
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat € 3.858,00
(2,0 punten × tarief € 1.929,00)
- overige kosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.122,00
4.28.
De door [gedaagde sub 5] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat de vof en haar vennoten tekortgeschoten zijn geschoten in de met [eiser] gesloten overeenkomst van aanneming en aansprakelijk zijn voor alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van die tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst;
5.2.
veroordeelt de vof en haar vennoten hoofdelijk, in de zin dat wanneer de een betaalt, tot vergoeding van alle door [eiser] geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.3.
veroordeelt de vof en haar vennoten hoofdelijk, in de zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een voorschot van € 107.811,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2023;
5.4.
veroordeelt de vof en haar vennoten hoofdelijk, in de zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 2.242,26 wegens de door [eiser] gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023;
5.5.
veroordeelt de vof en haar vennoten hoofdelijk, in de zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen € 2.659,48 wegens de door [eiser] gemaakte expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2023;
5.6.
veroordeelt de vof en haar vennoten hoofdelijk, in de zin dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten van [eiser] van € 6.451,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de vof en de vennoten niet tijdig aan de veroordelingen uit dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 5] van € 4.122,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan en te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de vof en de vennoten niet tijdig aan de veroordelingen uit dit vonnis voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024. [23]

Voetnoten

1.Ex artikel 140 Rv.
2.Artikel 7:750 BW.
3.Artikel 7:751 BW.
4.Productie 8 (Bijlage I) bij dagvaarding.
5.Productie 8 (Bijlage III) bij dagvaarding.
6.Productie 8 (Bijlage II) en producties 9 en 10 bij dagvaarding.
7.Productie 8 (Bijlage II) en producties 9 en 10 bij dagvaarding.
8.Productie 1 bij dagvaarding.
9.Productie 8 (Bijlage VI) bij dagvaarding.
10.Productie 11 bij dagvaarding.
11.Productie 23 bij de akte overlegging producties.
12.Producties 9 en 10 bij dagvaarding.
13.Artikel 7:766 lid 1 BW.
14.Artikel 7:766 lid 3 BW.
15.Productie 14 bij dagvaarding.
16.Productie 5 bij dagvaarding.
17.Productie 14 bij dagvaarding.
18.Artikel 18 van het Wetboek van Koophandel.
19.Artikel 6:127 lid 2 BW
20.Artikel 6:136 BW.
21.O.a. Hoge Raad 10 augustus 1988, NJ 1989/157 (Den Bosch/ [onderneming 3] ); Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:8107) en Gerechtshof Amsterdam 27 oktober 2015 (ECLI:NL:GHAMS:2015:4419).
22.Productie 17 bij dagvaarding.
23.type: