In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 december 2024, staat het beroep centraal dat eiseres heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiseres stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 12 november 2021 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 20 februari 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken een besluit op bezwaar te nemen. Echter, op 19 september 2024 had verweerder nog geen besluit genomen, wat aanleiding gaf tot deze nieuwe procedure.
De rechtbank constateert dat de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar op 2 april 2024 is verstreken en dat verweerder tot op heden geen beslissing heeft genomen. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep gegrond en draagt verweerder op om alsnog binnen een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 50,- per dag te betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een beroepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als zij het niet eens is met deze uitspraak.