In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 17 april 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland had eerder, op 9 februari 2024, een beroep van eiseres gegrond verklaard en verweerder opgedragen om voor 9 april 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Op 24 september 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend, maar geen van de partijen heeft verzocht om een zitting. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.
De rechtbank constateert dat de termijn van 9 april 2024 is verstreken en dat verweerder tot op heden geen besluit heeft genomen. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn vaststellen, maar in deze zaak is de wettelijke beslistermijn te kort om een besluit te nemen. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat in soortgelijke zaken een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch is, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat er een dwangsom van € 50,- per dag moet worden betaald voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het door haar betaalde griffierecht moet ook worden vergoed. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken op 19 december 2024.