ECLI:NL:RBMNE:2024:7023

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
16-188515-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling met mes in knieholte, beroep op noodweer(exces) afgewezen

Op 10 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003 te Polen, die op 28 juli 2023 in Utrecht een zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft de aangever met een mes in de knieholte gestoken, wat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet kon beroepen op noodweer of putatief noodweer, omdat de feiten niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële schade van €240,- en een immateriële schadevergoeding van €5.000,- heeft toegewezen. De rechtbank heeft ook het beslag op het mes en andere verdovende middelen behandeld, waarbij het mes is verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het delict, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-188515-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] (Polen),
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt, van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. W. Noort, advocaat te Utrecht, en van hetgeen de advocaat van de benadeelde partij mr. M.M. Scholten, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 28 juli 2023 in Utrecht [aangever] zwaar heeft mishandeld;
subsidiair:het primaire ten laste gelegd als een poging daartoe.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Subsidiair is bepleit dat verdachte een geslaagd beroep op (putatief) noodweer(exces) toekomt, waardoor zij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit subsidiaire verweer zal de rechtbank behandelen onder het hoofdstuk ‘strafbaarheid van verdachte’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven
Op 28 juli 2023 was ik in de woning van mijn ex-vriend [A] (hierna: [A] ) in Utrecht. Ik was daar met [A] en [aangever] (hierna ook: [aangever] of aangever). Ik heb een zwaaiende beweging met een mes langs het been van [aangever] gemaakt.
Het proces-verbaal van het verhoor van aangever
Op 29 juli 2023 hoorden wij als aangever [aangever] .
V: Kan je vertellen wat er gebeurd was?
A: Rond 03:00 zei [A] dat ik naast hem moest komen zitten. Hij liet wat dingen zien die zij gestuurd had. Hij trok toen de conclusie dat zij aan het liegen was. Zij stond tegen de wasbak aan en [A] zei toen tegen die meid dat zij loog. Toen ben ik opgestaan om de kamer uit te gaan en naar de andere kamer te gaan. Ik liep langs die meid en ineens voelde ik iets in mijn been zitten. Ik keek naar mijn been en zag mijn spier er uit hangen. [2]
Het proces-verbaal van het verhoor van aangever
Op 14 februari 2024 hoorden wij als aangever de persoon:
Naam: [aangever]
Voornamen: [aangever]
V: Hoe is het nu met je been waarin je gestoken bent?
A: Het voelt net als een houten been eigenlijk, de flexibiliteit is eruit. Ik loop nog wat houterig en mank. Daarnaast is het gevoel uit mijn onderbeen. De arts heeft aangegeven dat het wel twee jaar kan duren voordat het gevoel terug is in mijn onderbeen. Af en toe voel ik dus ook steken en/of tintelingen aan mijn been. Mijn voet wil ook minder flexibel geworden.
V: Welke gevolgen heeft het incident nu nog met betrekking tot je been?
A: Ik kan nog steeds niet normaal wandelen en natuurlijk dat het gevoel eruit is, dat er een litteken zat. [3]
De GGD letselrapportage
Naam: [aangever]
datum letselonderzoek 17-11-2023
samenvatting medische informatie Diagnose:
Steekwond knieholte rechts met bloeding.
Geschatte lengte van de wond: 8 centimeter, op ongeveer 2 centimeter onder de knieplooi.
Letsel van de spierbuiken van de oppervlakkige kuitspier (musculus gastrocnemius), kleine aderen en een zenuwtakje.
Behandeling:
Operatie: Stoppen bloeding (dippen van vaten). Herstellen van spieren, bindweefsel en huid (hechten).
Bovenbeenloopgips gedurende 4 weken.
Bij de operatie waargenomen inwendig letsel:
  • Spierletsel van de oppervlakkige kuitspier (musculus gastrocnemius). De voornaamste functie van deze spier is het buigen van het onderbeen in het kniegewricht en het strekken van de voet in het enkelgewricht.
  • Zenuwletsel van een takje van de scheenbeenzenuw (vermoedelijk de soleus-tak die de scholspier (musculus soleus), een deel van de kuitspierbundel, verzorgt. De voornaamste functie van deze spier is het strekken van de voet in het enkelgewricht).
  • Vaatletsel van enkele kleine aderen.
verwachting blijvende schade Ja
toelichting Mogelijk blijvende functiebeperking rechter been (buigen van de knie en strekken van de voet), met name te verwachten bij kniebuigen, (hard)lopen, springen, op tenen staan/lopen. [4]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt. Verdachte bekent [aangever] met een mes in zijn knieholte te hebben geraakt. Zij stelt zich op die manier te hebben moeten verdedigen tegen hem. De verdediging betwist dat de verwonding die [aangever] heeft opgelopen kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht een niet limitatieve opsomming geeft van zwaar lichamelijk letsel. Buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Verdachte heeft [aangever] in zijn knieholte gesneden met een mes. Hierdoor hingen de zogeheten spierbuiken uit het been en bloedde [aangever] dusdanig hevig, dat er ter plaatse een tourniquet moest worden aangelegd. [aangever] is met spoed overgebracht naar het ziekenhuis. Daar bleek operatief ingrijpen noodzakelijk, waarbij de verbalisant die op dat moment nog vragen stelde aan de aangever werd weggestuurd door het medisch personeel omdat er direct moest worden gehandeld. [aangever] heeft een aantal dagen in het ziekenhuis doorgebracht en werd ontslagen uit het ziekenhuis met gips om zijn been van zijn lies tot zijn enkel. Dat gips heeft hij vier weken moeten dragen. Uit de letselrapportage volgt dat het letsel, bestaande uit spier- vaat- en zenuwletsel, mogelijk een blijvende functiebeperking van het rechterbeen tot gevolg zal hebben. Op 14 februari 2024, meer dan zeven maanden na het incident, was er nog geen sprake van volledig herstel. [aangever] liep nog mank en had geen gevoel in zijn onderbeen. Ook heeft hij een blijvend litteken van forse omvang. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen zonder meer de kwalificatie zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 28 juli 2023 te Utrecht aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in de knie(holte), heeft toegebracht door die [aangever] met een mes in de knie(holte) te snijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

6.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat sprake was van een noodweersituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Meer subsidiair was er sprake van noodweerexces, dan wel, meest subsidiair, van putatief noodweer. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beroep op (een vorm van) noodweer verworpen dient te worden, omdat verdachte zichzelf niet heeft verdedigd, maar doelbewust uit boosheid aangever heeft gestoken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer(exces)
Voor een geslaagd beroep op noodweer(exces) in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Als door of namens de verdachte een beroep op noodweer is gedaan, moet de rechter de feitelijke grondslag van dat beroep onderzoeken. Bij de beoordeling van de feitelijke grondslag van het beroep op noodweer gaat het er om dat die feitelijke toedracht, gelet op wat daarover door of namens de verdachte is aangevoerd en in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende aannemelijk is geworden (Hoge Raad 29 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:417).
De lezing van verdachte is als volgt. Aangever verbleef drie dagen in de woning met verdachte en [A] . Gedurende die drie dagen heeft aangever meermalen seksuele opmerkingen richting verdachte gemaakt en tegen haar gezegd dat hij haar zou verkrachten als [A] , met wie zij een relatie had, er niet was. Deze opmerkingen werden steeds heftiger en dreigender van aard. Verdachte heeft [A] hiervan op de hoogte gesteld. [A] heeft vervolgens aan aangever gevraagd of dit klopt. Aangever ontkende. Op een gegeven moment viel [A] in slaap,. Verdachte voelde zich hierdoor nog minder veilig dan zij al deed en heeft een mes in de zak van haar trui gestopt. Op enig moment heeft aangever verdachte bij haar schouder gepakt en geprobeerd haar mee te trekken naar een andere kamer. Verdachte was in de veronderstelling dat aangever haar zou gaan verkrachten en heeft toen een zwaaiende beweging gemaakt met haar mes.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze feitelijke toedracht niet voldoende aannemelijk geworden. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
De lezing van aangever over wat zich in de woning heeft afgespeeld schetst een volkomen ander beeld. Hij heeft verklaard dat zijn vriend [A] en ‘dat meisje’ de hele dag al een beetje ruzie hadden omdat zij was vreemdgegaan. Ongeveer een half uur voor het gepleegde feit heeft [A] aangever gevraagd bij hem te komen zitten op het bed. Aangever moest daar berichten lezen op de telefoon van [A] , die door zijn vriendin, de verdachte, naar [A] waren gestuurd. Aangever zou tegen [A] hebben gezegd dat die berichten niet klopten. Hierop zou [A] hebben gereageerd dat ofwel aangever, dan wel verdachte, de woning moest verlaten. Aangever zei toen zelf te willen vertrekken, omdat hij het ‘toch geen fijn sfeertje meer vond’. Volgens aangever stond de verdachte tegen de wasbak aan, toen hij opstond om de kamer te verlaten. Op dat moment zou zij hem hebben gestoken.
Naast deze verklaringen bevat het dossier meerdere opnamen die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte.
Zij bleek zowel voor als na het incident meerdere filmpjes te hebben opgenomen met haar telefoon. Op die filmpjes is (nagenoeg) geen beeld te zien, maar zijn wel de gesprekken te horen tussen [A] , aangever en verdachte.
Uit die gesprekken volgt dat rond 04:14 uur – 16 minuten voordat de ambulance wordt gebeld – [A] de relatie beëindigt met verdachte. Vanaf 04:21 uur is te horen dat [A] aan de aangever (dwingend) vraagt om bij hem te komen zitten. Zij liggen daarbij samen op bed en [A] wil dat aangever iets gaat lezen. Daarbij geeft [A] aan dat hij zowel aangever als verdachte op straat zet als aangever niet meewerkt.
Vanaf 04:30 uur start de volgende opname en daarop is te horen dat aangever vraagt om een ambulance. Een minuut later is de stem van verdachte te horen die zegt: “I’m sorry, that this will destroy your life. He will die, for his lies. I will not allow this in my life.” Van [A] is te horen dat hij zegt: ‘Het was per ongeluk’.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in deze opnames geen steun gevonden worden voor het door verdachte geschetste scenario, terwijl de opnames wel de verklaring van aangever ondersteunen. Ook wordt het door de verdediging geschetste scenario onaannemelijk, dat aangever op het punt stond verdachte te verkrachten terwijl haar vriend [A] in slaap was gevallen, aangezien [A] voortdurend te horen is op de filmpjes en daarin een dirigerende rol heeft.
De rechtbank verwerpt daarom het beroep op noodweer. Omdat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een noodweersituatie, wordt ook het beroep op noodweerexces verworpen.
Putatief noodweer
Onder putatief noodweer wordt verstaan het geval dat een verdachte bij vergissing in de veronderstelling verkeerde dat hij zich mocht of moest verdedigen tegen (onmiddellijk dreigend gevaar voor) een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Een beroep op putatief noodweer slaagt als de verdachte verschoonbaar heeft gedwaald ten aanzien van het bestaan van een noodweersituatie. Daartoe dient vastgesteld te worden dat de verdachte in redelijkheid kon en mocht menen dat hij zich moest verdedigen op de wijze als hij heeft gedaan, omdat hij zich verontschuldigbaar het dreigende gevaar heeft ingebeeld, dan wel de aard van de dreiging verkeerd heeft beoordeeld. Een onmiddellijke dreiging van aanranding moet niet alleen voor de verdachte, maar ook voor de gemiddelde mens aannemelijk zijn geweest op grond van hetgeen ter plaatse op dat moment gebeurde.
De rechtbank sluit niet uit dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat zij zou worden verkracht. In het over verdachte opgemaakte psychologisch-rapport is namelijk opgenomen, dat verdachte mogelijk een vorm van autisme heeft waarbij men onterecht kan denken dat men bedreigd wordt. De rapporteur beschrijft dat verdachte moeite lijkt te hebben met de realiteitstoetsing. Verder is in het eerste reclasseringsrapport te lezen dat verdachte tijdens haar schorsing berichten stuurde naar haar toezichthouder over dreigende verkrachtingen, terwijl die toezichthouder niet kon inschatten in hoeverre daar werkelijk sprake van was.
De maatstaf bij putatief noodweer is echter geobjectiveerd; getoetst moet worden welke voorstelling de verdachte zich
in redelijkheidmocht maken van de situatie. Uit de hiervoor beschreven gang van zaken blijkt, dat verdachte zich in de kamer bevond met haar vriend [A] en aangever [aangever] , toen er discussie/ruzie ontstond over berichtjes op een telefoon. De opnamen van die discussie bieden geen aanleiding voor verdachte om in redelijkheid te vrezen dat zij, in bijzijn van haar vriend, verkracht zou gaan worden door aangever.
De rechtbank verwerpt daarom het beroep op putatief noodweer.
Conclusie
Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
primair:zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twintig (20) maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontroles.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en haar verminderde toerekeningsvatbaarheid. Subsidiair is verzocht om te volstaan met een straf die gelijkt is aan het voorarrest.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het snijden van aangever in zijn knie(holte). Hierdoor heeft aangever niet alleen ernstig, mogelijk blijvend letsel opgelopen, maar ook een fors litteken en het trauma dat met een dusdanig heftige verwonding gepaard gaat. Aangever heeft een aanzienlijke hoeveelheid bloed verloren, kreeg een tourniquet aangelegd en moest met de ambulance naar het ziekenhuis worden vervoerd, waar hij moest worden geopereerd en vervolgens wekenlang gips om zijn been heeft gehad. Het handelen van verdachte heeft dan ook grote consequenties gehad voor aangever. Geweldsdelicten zoals deze veroorzaken bovendien maatschappelijke onrust en leiden tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittrekstel van de justitiële documentatie over verdachte van 17 oktober 2024 waaruit blijkt dat zij niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit.
Rapporten
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het Pro Justitia rapport opgesteld door drs. J.S.H. Stolk (GZ-psycholoog) van 28 oktober 2024. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, somberheid en aanwijzingen voor PTSS. De autismespectrumstoornis kan vermoedelijk nader geduid worden als MCDD, waarbij snel wisselende emoties moeilijk onder controle gehouden kunnen worden en er angst en paniek is. Ten slotte kunnen er ineens bizarre gedachten zijn, zoals onterecht denken dat men bedreigd wordt. De PTSS en de autismespectrumstoornis waren ook aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde en hebben hierbij een rol gespeeld: de deskundige veronderstelt een sterk verband tussen delict en stoornis, waarbij de subtypering MCDD de gevoelens van onveiligheid en paniek bij verdachte zullen hebben aangewakkerd. Verdachte was ernstig overprikkeld, en bevond zich in een chaotische situatie. Zij kon hierdoor haar emoties en gedrag nog minder onder controle houden. De psycholoog adviseert dat het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate wordt toegerekend. Het recidiverisico wordt als laag tot matig ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit advies en neemt de conclusies over.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 november 2024. Hieruit blijkt dat haar werkgever verdachte dreigt te ontslaan en dat dit spanning oplevert. Wel heeft zij al een aanbod voor een nieuwe baan. Haar nieuwe relatie is van positieve invloed. De reclassering acht het recidiverisico en risico op letsel laag en het risico op onttrekking aan de voorwaarden gemiddeld. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
8.3.3
Conclusie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten tot uitgangspunt genomen. Onder die oriëntatiepunten valt het toegebrachte letsel in de categorie zeer zwaar letsel, omdat volledig herstel vermoedelijk uit zal blijven. Het uitgangspunt is dan 12 maanden gevangenisstraf.
De rechtbank houdt echter in strafverminderende zin rekening met het veronderstelde sterke verband tussen de psychische stoornis van verdachte en het gepleegde delict. Verder heeft de rechtbank oog voor de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat zij een blanco strafblad heeft, en dat het risico op recidive door zowel de psycholoog als de reclassering als laag wordt beoordeeld. Juist vanwege de sterke doorwerking tussen stoornis en delict acht de rechtbank behandeling noodzakelijk, zodat een voorwaardelijke straf met behandeling als bijzondere voorwaarde in de reden ligt. Tegelijkertijd brengt de ernst van het delict mee dat niet met slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Dit alles afwegende legt de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van negen maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met een proeftijd van twee jaar.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat het beslag reeds is afgedaan. Ten aanzien van het mes vordert de officier van justitie dat dit wordt onttrokken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht dat het mes wordt teruggegeven aan verdachte vanwege de emotionele waarde.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes, verbeurd verklaren. Met betrekking tot dit voorwerp is het bewezen verklaarde begaan. Dat verdachte emotionele waarde hecht aan het mes, is onvoldoende reden om dit wapen niet verbeurd te verklaren.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de overige in beslag genomen voorwerpen, te weten hashish en verdovende middelen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen.

10.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.240,-. Dit bedrag bestaat uit € 240,- materiële schade – bestaande uit € 100 voor weggegooide kleding en € 140 als vergoeding voor vier dagen verblijf in het ziekenhuis – en € 30.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij toegelicht, dat van de immateriële schade een bedrag van € 10.000,- in eerste aanleg wordt gevorderd. De overige € 20.000,- is bedoeld voor het geval het letsel van de benadeelde partij in een eventueel hoger beroep een medische eindsituatie heeft bereikt en kan nu niet-ontvankelijk worden verklaard.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiele schade van € 240,- en de immateriële schade tot € 10.000,- worden toegewezen met toepassing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmatregel. Voor het overige vordert zij niet-ontvankelijkheid.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om integrale afwijzing van de vordering van de benadeelde partij gelet op de bepleitte vrijspraak en ontslag van alle rechtsvervolging. Subsidiair is verzocht om niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in zijn vordering. Meer subsidiair is verzocht om matiging van de immateriële schade tot € 1.000.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiele schade
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘kleding’ en ‘ziekenhuisopname’ ter hoogte van in totaal € 240,- acht de rechtbank voldoende onderbouwd en komt daarmee voor vergoeding in aanmerking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Namens verdachte is nog betoogd dat aangever slechts twee dagen in het ziekenhuis zou hebben verbleven, maar uit diens medische documentatie volgt dat hij op 28 juli 2023 is opgenomen en op 31 juli 2023 uit het ziekenhuis is ontslagen. Dat zijn vier dagen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt immateriële schade, onder andere, voor vergoeding in aanmerking indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft of anderszins in zijn persoon is aangetast. Volgens de benadeelde partij is sprake van deze beide gronden voor toekenning van schadevergoeding. Het lichamelijke letsel is evident, maar dat heeft ook dusdanige psychische consequenties voor de benadeelde partij gehad dat hij ook in zijn persoon is aangetast. Zo zijn er vermoedens van PTSS-klachten bij de benadeelde partij die veroorzaakt zijn door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank volgt de benadeelde partij hierin, en acht een vergoeding voor immateriële schade op haar plaats. Wat betreft de hoogte daarvan gaat de rechtbank uit van het letsel zoals dat tot op heden bekend is, waarbij nog niet zeker is of dat ook blijvend is. Verder zoekt de rechtbank aansluiting bij de vergoedingen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend, wat leidt tot toekenning van een immateriële schadevergoeding van € 5.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Voor het meergevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, waardoor het hem vrijstaat om zich, desgewenst, daarvoor tot de burgerlijke rechter te wenden.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.240,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 61 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf
  • stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
  • als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak.
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
  • zich onder behandeling zal stellen van AFPN (Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na verwijzing van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • meewerkt aan middelencontrole als de reclassering dat nodig vindt;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1 STK Mes (G3199098);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Hashish (G3198881);
  • 1 STK Verdovende Middelen (G3198868);
Benadeelde partij [aangever]
  • wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 5.240,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 5.240,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Sanders, voorzitter, mrs. G. Schnitzler en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 28 juli 2023 te Utrecht
aan [aangever]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in de knie(holte), heeft toegebracht
door die [aangever] met een mes in de knie(holte) te steken en/of snijden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 28 juli 2023 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [aangever]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met een mes in de knie(holte) van die [aangever] heeft gestoken en/of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2024 en 27 juni 2024, genummerd PL0900-2023228139 (onderzoek 31Palmer23), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 330. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Pagina 35-37.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 14 februari 2024, 240214.112.6280, niet doorgenummerd.
4.Pagina 49-51.