ECLI:NL:RBMNE:2024:7005

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11171756
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst en schadevergoeding bij gebrekkige auto

In deze zaak heeft eiser op 14 januari 2023 een tweedehands Volkswagen Passat gekocht van gedaagde. Kort na de aankoop, op 21 januari 2023, constateerde eiser verschillende gebreken aan de auto. Ondanks herhaalde verzoeken aan gedaagde om deze gebreken te verhelpen, weigerde gedaagde dit. Eiser schakelde vervolgens een andere garage in om de dringende gebreken te repareren. Eiser vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van het aankoopbedrag, evenals schadevergoeding voor de gemaakte reparatiekosten. Gedaagde weigerde echter de aankoopprijs terug te betalen en de reparatiekosten te vergoeden.

De kantonrechter oordeelde dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst, aangezien deze gebreken vertoonde die het normaal gebruik in gevaar brachten. De kantonrechter stelde vast dat de gebreken zich binnen een jaar na de levering voordeden, wat betekent dat gedaagde moest bewijzen dat de auto bij aflevering aan de overeenkomst voldeed. Dit bewijs bleef uit, waardoor de kantonrechter concludeerde dat de auto non-conform was. Eiser had recht op ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de koopprijs van € 12.950,00, evenals een schadevergoeding van € 2.412,55 voor de reparaties. De kantonrechter kende ook wettelijke rente toe over de terug te betalen bedragen en de buitengerechtelijke incassokosten van € 361,88. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.792,42 bedroegen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11171756 \ UC EXPL 24-4257 RvdM/62938
Vonnis van 18 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: C.M. Sett,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar bestuurder [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 19 november 2024 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren [eiser] en [A] aanwezig. Partijen hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben op elkaar gereageerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter partijen laten weten dat het vonnis vandaag wordt uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft op 14 januari 2023 een tweedehands Volkswagen Passat gekocht bij [gedaagde] . Kort na de aankoop, op 21 januari 2023, heeft [eiser] allerlei gebreken geconstateerd aan de auto. [eiser] heeft meerdere keren gevraagd aan [gedaagde] om deze problemen op te lossen, maar dit wilde [gedaagde] niet doen. [eiser] heeft toen een andere garage ingeschakeld om de meest dringende gebreken op te lossen. [eiser] wil dat de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen ontbindt, zodat [eiser] zijn aankoopbedrag van [gedaagde] terug krijgt. Ook wil [eiser] een schadevergoeding voor de reparatiekosten die hij heeft gemaakt. [gedaagde] wil de aankoopprijs niet aan [eiser] terugbetalen en wil ook de reparatiekosten niet vergoeden, maar de kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] dit wel moet doen.

3.De beoordeling

De auto beantwoordt niet aan de overeenkomst
3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de koop van de auto door [eiser] een consumentenkoop is. [1] Uit de wet volgt daarom dat de auto op het moment van levering de eigenschappen moet bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten en waarover hij niet hoeft te twijfelen dat de zaak deze bezit. [2] De koper mag verwachten dat de auto de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn. In het geval dat een (tweedehands) auto wordt gekocht om mee aan het verkeer deel te nemen, beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst, wanneer gebruik van de auto een gevaar is voor de verkeersveiligheid. [3] Het is niet zo dat de auto alleen ‘non-conform’ is, wanneer gebruik van de auto een gevaar is voor de verkeersveiligheid. [4]
3.2.
Bij een consumentenkoop is daarnaast ook artikel 7:18a lid 2 BW van toepassing. Hieruit volgt dat een zaak wordt vermoed bij aflevering niet aan de overeenkomst te hebben voldaan, wanneer het gebrek zich binnen een termijn van één jaar na aflevering voordoet. Dit rechtsvermoeden brengt met zich mee dat de verkoper zal moeten onderbouwen waarom de zaak wel aan de overeenkomst voldeed bij de aflevering. Doet de handelaar dit niet, dan kan de rechter ervan uitgaan dat de auto de gebreken ook al had bij de aankoop.
3.3.
[eiser] heeft gezegd dat de auto niet aan de koopovereenkomst voldoet, omdat de auto meerdere gebreken vertoonde. Direct na de koop viel de auto uit tijdens het rijden. Uit een diagnose door een Volkswagen dealer kwamen vervolgens ook meerdere foutmeldingen. [eiser] en [gedaagde] hebben hier meermaals contact over gehad, maar [gedaagde] wilde de problemen niet oplossen. [eiser] is vervolgens wel doorgereden met de auto. Op 7 juli 2023 vertoonde de auto echter zulke grote mankementen, dat er niet mee verder gereden kon worden. De oliedrukpomp en de koppelingsplaten moesten vervangen worden. In december 2023 bleek vervolgens ook dat de waterpomp en het thermostaathuis lek waren, waarna deze ook vervangen moesten worden. [eiser] heeft deze gebreken onderbouwd met de facturen van [onderneming] , de garage die de auto meermaals heeft gerepareerd.
3.4.
[gedaagde] heeft gezegd dat [eiser] op 23 januari 2023 langs is geweest met de auto en dat er toen niks aan de hand was met de auto. Uit de facturen van garagebedrijf [onderneming] blijkt echter dat er wel gebreken waren aan de auto. Omdat [eiser] deze facturen heeft ingebracht in de procedure en [gedaagde] alleen zegt dat de auto geen gebreken vertoonde, zonder verdere onderbouwing, weegt wat [eiser] heeft gezegd zwaarder. Daarmee is vast komen te staan dat de auto de door [eiser] genoemde gebreken had. Deze gebreken waren zo ernstig, dat de kantonrechter oordeelt dat de auto met deze gebreken niet normaal gebruikt kan worden. De auto voldoet daarom niet aan de verwachtingen die [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst mocht hebben over de staat van de auto. De auto is non-conform.
3.5.
Aangezien de gebreken zich voordeden binnen één jaar na het sluiten van de overeenkomst, wordt vermoed dat de gebreken ook al aanwezig waren ten tijde van de koop van de auto. [5] Ook tegen dit rechtsvermoeden heeft [gedaagde] niets ingebracht. Het staat daarom vast dat de auto non-conform is én was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst.
[eiser] mocht de overeenkomst ontbinden
3.6.
Omdat de auto non-conform was ten tijde van het aangaan van de overeenkomst en [gedaagde] de gebreken niet wilde herstellen, mocht [eiser] de overeenkomst met [gedaagde] ontbinden. Uit de wet volgt dat elk gebrek in de zaak de consument de bevoegdheid geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij het gebrek zo klein en onbelangrijk is dat ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn. [6] [gedaagde] heeft niet gezegd of gemotiveerd dat de gebreken aan de auto, wanneer die vast zouden komen te staan, niet voldoende zouden zijn om de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter oordeelt dat de gebreken aan de auto niet onbelangrijk waren en dat [eiser] de overeenkomst mocht ontbinden.
Gevolgen ontbinding overeenkomst
3.7.
Als gevolg van de ontbinding ontstaat op grond van artikel 6:271 BW voor partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [eiser] de auto moet teruggeven aan [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopprijs aan [eiser] moet terug betalen.
3.8.
De Volkswagen Passat is door [eiser] aangekocht voor een bedrag van € 12.950,00. [eiser] heeft daarnaast nog een korting van € 1.450,00 ontvangen vanwege de inruil van zijn voorgaande voertuig. Voor de terugbetaling van de koopsom maakt het niet uit hoe de koopsom is betaald. In dit geval is een deel van de koopsom door [eiser] betaald in de vorm van het inruilen van een voorgaande auto. [gedaagde] moet de volledige aankoopprijs van de auto van € 12.950,00 aan [eiser] terugbetalen.
3.9.
[eiser] vordert de wettelijke rente over de terug te betalen koopprijs vanaf 10 mei 2023. De ingangsdatum van de wettelijke rente is, ook in het geval van een ongedaanmakingsverbintenis wegens de ontbinding van een overeenkomst, het moment waarop de schuldenaar met de nakoming van deze ongedaanmakingsverbintenis in verzuim is geraakt. [7] [eiser] heeft echter pas in de dagvaarding aangegeven aan [gedaagde] dat hij de overeenkomst wil ontbinden en de aankoopprijs terug wil krijgen. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
[gedaagde] moet [eiser] een schadevergoeding betalen voor de uitgevoerde reparaties
3.10.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] ook de reparatiekosten aan [eiser] moet vergoeden. [gedaagde] heeft een auto met gebreken geleverd aan [eiser] . [eiser] heeft dit aan [gedaagde] gemeld en heeft gezegd dat de auto gerepareerd moest worden. Dit heeft [eiser] [gedaagde] telefonisch en per aangetekende post laten weten. Toch heeft [gedaagde] de auto niet gerepareerd. [eiser] heeft daarom de auto laten repareren door een andere garage. Hij zegt dat dit hem € 2.412,55 heeft gekost. Dit is schade, die [eiser] heeft geleden door de gebrekkige auto die hij heeft gekocht van [gedaagde] . [gedaagde] zal daarom deze schade aan [eiser] moeten vergoeden. Naast de aankoopsom, moet [gedaagde] daarom ook € 2.412,55 aan schadevergoeding aan [eiser] betalen.
3.11.
[eiser] vordert over de schadevergoeding ook de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW. Deze wettelijke rente kan wel toegewezen worden vanaf 10 mei 2023, omdat dit de datum is waarop [gedaagde] in verzuim is geraakt voor de betaling van de schadevergoeding voor de reparaties. [eiser] heeft namelijk op 26 april 2023 een ingebrekestelling gestuurd, waarin [gedaagde] is gesommeerd de schade te vergoeden binnen een termijn van 14 dagen. De wettelijke rente voor de schadevergoeding van € 2.412,55 wordt daarom toegewezen vanaf 10 mei 2023.
Dat [gedaagde] een nieuwe eigenaar heeft, maakt geen verschil
3.12.
Het feit dat de huidige eigenaar van [gedaagde] , [A] , de ingebrekestelling en de overige brieven van [eiser] niet heeft gezien, verandert dit oordeel niet. [A] vindt dat [gedaagde] niet hoeft te betalen, omdat [A] geen ingebrekestelling en andere brieven heeft gezien. [eiser] heeft de brieven echter aangetekend verstuurd en heeft gezegd dat hij melding heeft gehad dat deze zijn aangekomen. Het is daarom zeker dat de brieven door [gedaagde] zijn ontvangen. De brieven zijn verstuurd in de periode voordat [A] eigenaar werd van [gedaagde] . De brieven zullen daarom waarschijnlijk door de vorige eigenaar van [gedaagde] zijn opgehaald. In deze procedure wordt het bedrijf [gedaagde] aangesproken om een schadevergoeding en de koopprijs van de auto te betalen aan [eiser] . Omdat vast is komen te staan dat de brieven die naar [gedaagde] zijn opgestuurd, zijn aangekomen, is het bedrijf [gedaagde] op de juiste manier in gebreke gesteld. Het is vervelend voor [A] dat hij hierover niet op de hoogte is gesteld door de vorige eigenaar, maar het is niet [A] die nu geld moet betalen aan [eiser] , maar het bedrijf [gedaagde] .
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke incassokosten van [eiser] betalen
3.13.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 361,88 toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten van [eiser] betalen
3.14.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.792,42
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard
3.15.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door [eiser] . Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
ontbindt de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] ,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 12.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 14 juni 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.412,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 10 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 361,88 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.792,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 7:5 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie artikel 7:17 BW.
3.Zie het arrest van de Hoge Raad van 15 april 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1338).
4.Zie het arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AT3097).
5.Dit volgt uit artikel 7:18a lid 2 BW.
6.Zie artikel 7:22 lid 1 BW.
7.Zie het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1490).