ECLI:NL:RBMNE:2024:6971

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
C/16/582376 / FO RK 24-1246
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige na scheiding van ouders

Op 13 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2011. De zaak kwam voort uit een aanvraag van de minderjarige, die via de informele rechtsingang van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek was ingediend. De ouders van de minderjarige, die eerder getrouwd waren, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. Sinds hun scheiding geldt er een co-ouderschapsregeling. Tijdens een zitting op 13 december 2024 hebben de ouders afspraken gemaakt over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige, die nu bij de moeder zal wonen, en de zorgregeling, waarbij de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de ouders geadviseerd om hulp te zoeken bij het verbeteren van hun communicatie over de minderjarige, aangezien er momenteel weinig contact is tussen hen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als een van de ouders in hoger beroep gaat. De schriftelijke uitwerking van de beslissing is op 19 december 2024 vastgesteld.

Uitspraak

Rechtbank MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/582376 / FO RK 24-1246
Datum beschikking: 13 december 2024
Informele rechtsingang
Beschikking naar aanleiding van de op 6 november 2024 ingekomen aanvraag via de informele rechtsingang als bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW) van:
[minderjarige] ,geboren op [2011] in [geboorteplaats] ,
hierna: [minderjarige] ,
wonende in [woonplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de vader] ,
hierna: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. Schuerman,
en
[de moeder] ,
hierna: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 6 november 2024 de brief ontvangen die [minderjarige] heeft gestuurd.
1.2.
Op 28 oktober 2024 heeft [minderjarige] in een gesprek met de kinderrechter van deze rechtbank gesproken over deze brief.
1.3.
Bij brief van 1 november 2024 heeft de rechtbank de ouders ingelicht over het gesprek met [minderjarige] en hen uitgenodigd voor een zitting om hun mening over de wensen van [minderjarige] aan de rechtbank kenbaar te maken. Ook de Raad voor de Kinderbescherming is voor de zitting uitgenodigd.
1.4.
Op 13 december 2024 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.5.
De rechtbank heeft op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

2.Feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn getrouwd geweest tot [2014] .
2.2.
De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] staat ingeschreven op het adres van de vader. Sinds de ouders uit elkaar zijn, geldt er een co-ouderschapsregeling.

3.Aanvraag

3.1.
[minderjarige] heeft de rechter gevraagd om haar hoofdverblijf bij de moeder te bepalen en om de zorgregeling te wijzigen in die zin dat zij om het weekend bij haar vader verblijft.

4.Beoordeling

4.1.
De rechter kan, als haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve beslissen bij welke ouder het kind haar hoofdverblijfplaats heeft en een beslissing nemen over de zorgregeling. [1]
4.2.
De ouders hebben op de zitting afspraken gemaakt over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Zij hebben afgesproken dat [minderjarige] vanaf nu bij haar moeder woont en dat zij om het weekend naar haar vader zal gaan van vrijdag tot en met zondag. De vakanties en feestdagen verdelen de ouders altijd in onderling overleg, dus daar hoeft de rechtbank geen verdeling voor vast te stellen. De ouders hebben verder afgesproken dat als [minderjarige] vaker naar haar vader wil gaan, dat zij dat samen met haar vader kan afstemmen. Beide ouders staan erachter dat er meer contact kan zijn tussen de vader en [minderjarige] als [minderjarige] dat wil.
4.3.
Op de zitting heeft de Raad ouders geadviseerd om via de gemeente hulp te vragen bij het verbeteren van hun onderlinge verstandhouding en communicatie over [minderjarige] . Er is nu nauwelijks contact tussen de ouders en [minderjarige] heeft daar last van. De vader heeft op de zitting aangegeven dat ouders zich tot [naam] kunnen wenden voor hulp. De rechtbank kan ouders niet dwingen om zich hier aan te melden voor hulp, maar kan het wel aanbevelen. [minderjarige] is pas dertien jaar, dus [minderjarige] heeft hen allebei nog een lange tijd nodig als haar ouders. Ook kunnen ouders kijken wat zij voor zichzelf kunnen veranderen in de manier waarop zij met [minderjarige] omgaan nu zij op weg gaat naar volwassenheid. Voor de vader kan het bijvoorbeeld gaan om hulp bij de vraag hoe hij beter met [minderjarige] als puber kan omgaan, zodat er minder ruzie ontstaat tussen hen.
De brief aan [minderjarige]
4.4.
Tot slot vindt de rechter het belangrijk de ouders te laten weten dat aan [minderjarige] gelijk met deze beschikking een brief is gestuurd, waarin de beslissing is uitgelegd. In die brief is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige] ,
Jij hebt mij een brief geschreven, waarin jij schrijft dat je bij je moeder wilt wonen en dat je om het weekend naar je vader wil gaan. Daarna hebben wij elkaar op 28 oktober 2024 gesproken en heb jij verder uitgelegd waarom je dat graag wilt.
Ik heb daarna je ouders uitgenodigd voor een gesprek, wij noemen dat een zitting. Op 13 december 2024 zijn je vader met zijn advocaat, je moeder en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming op de rechtbank geweest voor de zitting. Op de zitting heb ik verteld wat jij mij hebt verteld. Je ouders hebben daar goed naar geluisterd. Ik heb je vader verteld dat jij de ruzies niet fijn vond, dat snapt hij want dat vond hij zelf ook heel vervelend. Hij vindt het ook goed dat jij liever dezelfde regeling wil als je zusje. Je vader vond het wel heel fijn om te horen dat je in ieder geval wel een weekend in de veertien dagen bij hem wil zijn.
En je moeder heeft verteld dat zij het ook heel belangrijk vindt dat je je vader ziet.
Je ouders hebben daarom op de zitting samen afspraken gemaakt. Dat vind ik heel knap van ze. Je ouders hebben afgesproken dat jij vanaf nu bij je moeder woont. En dat je om het weekend van vrijdag tot en met zondag bij je vader verblijft. Je ouders vinden het belangrijk om jouw wensen te volgen. Ook vinden je ouders het goed als jij naast de weekendregeling nog vaker naar je vader wil gaan. Je kunt dat dan samen met je vader afspreken. Je moeder vindt dat ook goed. Over de vakanties en feestdagen hebben je ouders verteld dat zij dat altijd samen verdelen. Omdat daar geen problemen in ontstaan, hoef ik daar niets over beslissen. Hopelijk krijg je door deze afspraken meer rust.
[minderjarige] , we hebben er ook over gesproken dat de dingen soms veranderen als kinderen groter worden. Dat kan en dat mag ook. Soms is het voor ouders die niet meer bij elkaar wonen moeilijk om daar samen over te praten, omdat zij niet zo veel contact hebben. Je moeder en je vader willen in ieder geval allebei het beste voor jou. Ik hoop dat het vanaf nu beter gaat omdat er nu duidelijkheid is over waar jij woont en wanneer je bij je vader bent.
Een fijne vakantie gewenst, en veel succes met alles.”
De uitvoerbaarheid bij voorraad
4.5.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt ambtshalve dat:
  • [minderjarige] vanaf nu haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • [minderjarige] vanaf nu om het weekend bij de vader zal verblijven van vrijdag tot en met zondag;
5.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, kinderrechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024. De schriftelijke uitwerking van de beslissing is vastgesteld op 19 december 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:377g en 1:253a BW.