In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 december 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiseres stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar, dat zij op 21 augustus 2023 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 8 maart 2024, al een beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en de Dienst Toeslagen opgedragen om uiterlijk 25 april 2024 een besluit te nemen. Echter, de rechtbank constateerde dat de termijn was verstreken en dat de Dienst Toeslagen nog steeds geen besluit had genomen.
De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de Dienst Toeslagen niet had voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen de gestelde termijn een besluit te nemen. De rechtbank droeg de Dienst Toeslagen op om binnen twintig weken na de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschreed, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door de Dienst Toeslagen aan eiseres worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor rechters om dwangsommen op te leggen in gevallen van niet-naleving van termijnen. De rechtbank heeft in deze zaak ook rekening gehouden met de gemiddelde doorlooptijd van bezwaarprocedures en heeft een realistische beslistermijn vastgesteld.