In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 17 december 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen de Dienst Toeslagen omdat deze niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 7 maart 2023 tegen de definitieve beschikking tegemoetkoming opzet/grove schuld. De rechtbank had eerder, op 27 maart 2024, een uitspraak gedaan waarin het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond werd verklaard en de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, de rechtbank constateert dat de termijn van 8 mei 2024 is verstreken zonder dat er een besluit is genomen door verweerder.
De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder nog steeds geen besluit heeft genomen. De rechtbank legt de verplichting op aan de Dienst Toeslagen om alsnog binnen een redelijke termijn, in dit geval twintig weken, een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 51,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor de rechtbank om een dwangsom op te leggen in gevallen van niet tijdig beslissen. Dit is in lijn met de geldende rechtspraak en de wettelijke bepalingen die de termijnen voor bestuursorganen reguleren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.