3.2.1.Ten aanzien van de hennepteelt
3.2.1.1 De ontnemingsperiode
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de periode van 11 september 2017 tot en met 6 oktober 2020 als ontnemingsperiode dient te gelden. De rechtbank heeft in zijn vonnis van 6 juli 2022 ten aanzien van de hennepteelt een pleegperiode van 1 maart 2019 tot en met 6 oktober 2020 bewezen verklaard. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen in het dossier dat veroordeelde zich ook bezig heeft gehouden met hennepteelt in de jaren vóór de bewezen verklaarde pleegperiode, namelijk vanaf 11 september 2017.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkenheid van veroordeelde bij hennepteelt vóór de bewezen verklaarde pleegperiode niet kan worden vastgesteld, en heeft de rechtbank verzocht de ontnemingsperiode gelijk te stellen aan de bewezen verklaarde pleegperiode in de strafzaak.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft op 6 juli 2022 bewezen verklaard dat veroordeelde zich in de periode van 1 maart 2019 tot en met 6 oktober 2020 schuldig heeft gemaakt aan, kort gezegd, hennepteelt en -verkoop. Verdachte is vrijgesproken van de hennepteelt in de periode van 1 januari 2019 tot 1 maart 2019. Dit vonnis is inmiddels onherroepelijk.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er voldoende aanwijzingen bestaan dat verdachte ook voorafgaand aan de tenlastegelegde periode (dus voor 1 januari 2019) voordeel heeft genoten uit hennepteelt. Daarvoor is vereist dat dit buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld. In het dossier zitten sterke aanwijzingen dat veroordeelde zich ook in 2017 en 2018 heeft beziggehouden met hennepteelt. In een onder veroordeelde in beslag genomen agenda van het jaar 2017 staan vanaf 11 september 2017 tot en met 23 november 2017 notities die over een hennepkweek in de periode van september tot en met november 2017 gaan.Verder staan in een onder veroordeelde in beslag genomen telefoon notities die zijn opgemaakt in november en december 2018. Deze notities handelen over een hennepkweek in de periode van oktober tot en met december 2018.De notities zijn zodanig concreet - als het bijvoorbeeld gaat om aantallen planten, lampen en ph-waarden - en over een langere periode (gelijk aan kweekcycli), dat buiten redelijke twijfel staat dat verdachte ook in 2017 en in 2018 tweemaal hennep heeft geoogst en daarvan opbrengsten heeft genoten. De rechtbank stelt daarom als ontnemingsperiode ten aanzien van de hennepteelt de periode van 11 september 2017 tot en met 6 oktober 2020 vast.
Het aantal oogsten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat veroordeelde in de periode van 11 september 2017 tot en met 6 oktober 2020 heeft meegewerkt aan 16 hennepoogsten.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde in de periode van 1 maart 2019 tot en met 6 oktober 2020 heeft meegewerkt aan zes hennepoogsten.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde in de periode van 11 september 2017 tot en met 6 oktober 2020 heeft meegewerkt aan acht hennepoogsten. Dat gaat om 6 oogsten in de door de rechtbank bewezen verklaarde pleegperiode van 1 maart 2019 tot en met 6 oktober 2020 (hierna: oogsten 3 tot en met 8) en de twee oogsten in 2017 en 2018, zoals hiervoor is overwogen (hierna: oogsten 1 en 2).
Mislukte of gestolen hennepoogsten
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de derde oogst gedeeltelijk is mislukt en de vierde oogst geheel is mislukt. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld, dat dat ook de zevende oogst geheel is mislukt en de achtste oogst is gestolen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeelde dit niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De rechtbank is van oordeel, dat door de verdediging onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de zevende hennepoogst is mislukt. De door de raadsvrouw in de conclusie van dupliek aangevoerde opmerking in een chatgesprek en foto zijn hiervoor onvoldoende. Bovendien lijkt uit andere chatberichten in het dossier juist te volgen dat deze oogst wél succesvol was.
De rechtbank is verder van oordeel, op grond van de door de verdediging in zijn conclusie van antwoord weergegeven chatberichten en foto’s, dat door de verdediging voldoende aannemelijk is gemaakt de achtste oogst inderdaad in zijn geheel is gestolen.
Dit betekent dat veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank uit zes van de acht hennepoogsten waaraan hij heeft meegewerkt wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, te weten de eerste, de tweede, de derde, de vijfde, de zesde en de zevende hennepoogst.
Het aantal planten per oogst
In de conclusie van repliek heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er bij de geslaagde oogsten waar veroordeelde aan heeft meegewerkt, sprake was van gemiddeld 1000 geoogste planten.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de derde, vierde en vijfde kweek sprake was van 750 planten en bij de zesde, zevende en achtste kweek sprake was van 1100 planten. Daarbij geldt dat de opbrengst van de 1100 planten gelijk is te stellen aan die van de eerdere 750 planten, omdat deze 1100 planten per plant minder licht en ruimte kregen om te groeien.
De rechtbank zal er bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van uitgaan dat bij de eerste oogst, in 2017, 250 planten zijn geoogst. Dit volgt uit de notities door veroordeelde in zijn agenda van 2017.
Verder gaat de rechtbank er van uit dat bij de tweede oogst, in 2018, 280 planten zijn geoogst. Dit volgt uit de notities van veroordeelde in 2018 in zijn telefoon.
Ten slotte gaat de rechtbank, op grond van de chatberichten in het dossier, er van uit dat de derde en de vijfde oogst 950 planten betroffenen de zevende en achtste oogst 1100 planten.De stelling van de verdediging dat deze 1100 planten evenveel opbrengst hadden als de eerdere 750 planten, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zijn op grond van chatberichten in het dossier het standpunt toegedaan dat de bruto opbrengst van de derde, gedeeltelijk mislukte oogst afwijkt van de overige oogsten en € 52.000,- is geweest. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Opbrengst aan hennep per plant
De officier van justitie is bij het berekenen van de opbrengst van de overige oogsten, conform het ontnemingsrapport, uitgegaan van een opbrengst aan hennep per geoogste plant van 28,2 gram. De raadsvrouw heeft hierover geen standpunt ingenomen. De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
De verkoopprijs per kilo hennep
De officier van justitie is op grond van het ontnemingsrapport bij het berekenen van de opbrengst uitgegaan van een verkoopprijs per kilo hennep van € 4.070,-.
De raadsvrouw is bij het berekenen van de opbrengst van de overige oogsten uitgegaan van een verkoopprijs per kilo hennep van € 3.250,-, omdat veroordeelde dit bedrag als verkoopprijs heeft genoemd.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, en overweegt daartoe als volgt. In het FPA-rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, dat als bijlage bij het ontnemingsrapport is gevoegd, is als norm voor de opbrengst uit hennepteelt een verkoopprijs van € 4.070,- per kilo hennep vastgesteld. De rechtbank acht deze schatting door ter zake deskundigen leidend, tenzij de verdediging kan onderbouwen dat deze schatting niet klopt. De verdediging heeft echter ter onderbouwing van een lagere verkoopprijs alleen verwezen naar de verklaring van veroordeelde. De rechtbank acht dit onvoldoende onderbouwing en zal daarom uitgaan van een verkoopprijs van € 4.070,- per kilo hennep.
Verdeling van de opbrengst
De rechtbank is niet gebleken van een mededader bij de eerste twee hennepoogsten. Dit is namens veroordeelde ook niet gesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat veroordeelde de opbrengt uit deze hennepoogsten niet heeft gedeeld.
Ten aanzien van de overige geslaagde hennepoogsten hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de bruto opbrengst van deze oogsten gelijkelijk is verdeeld tussen veroordeelde en zijn mededaders. Hierbij gelden medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] als mededaders bij de derde en vijfde oogst en medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] als mededader bij de zesde en zevende oogst.
De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Berekening bruto opbrengst voor veroordeelde
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de bruto opbrengst voor veroordeelde tot de volgende berekening komt:
Aantal planten
Geoogste hennep
Bruto opbrengst voor veroordeelde
oogst 1 (2017): 250
250 x 28,2 gram = 7,05 kilo
7,05 kilo x € 4.070,- = € 28.693,50
oogst 2 (2018): 280
280 x 28,2 gram = 7,9 kilo
7,9 kilo x € 4.070,- = € 32.153,-
oogst 3: 950
n.v.t.
€ 52.000,- / 3 = € 17.333,33
oogst 4: 950
nihil
nihil
oogst 5: 950
950 x 28,2 gram = 26,79 kilo
26,79 kilo x € 4.070,- = € 109.035.30
/ 3 = € 36.345,10
oogst 6: 1100
1100 x 28,2 gram = 31,02 kilo
31,02 kilo x € 4.070,- = € 126.251.40
/ 2 = € 63.125,70
oogst 7: 1100
1100 x 28,2 gram = 31,02 kilo
31,02 kilo x € 4.070,- = € 126.251.40
/ 2 = € 63.125,70
oogst 8: 1100
1100 x 28,2 gram = 31,02 kilo
nihil
Totaal: € 240.776,33
Kosten voor mislukte of gestolen oogsten
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die zijn gemaakt voor de mislukte of gestolen hennepoogsten dienen te worden afgetrokken van de bruto opbrengst uit de hennepteelt.
De officier van justitie heeft zich daartegen verzet. Het is vaste jurisprudentie dat kosten alleen van de bruto opbrengst kunnen worden afgetrokken, wanneer deze kosten direct hebben bijgedragen tot het verkrijgen van deze opbrengst, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, alleen die kosten kunnen worden afgetrokken die in direct verband staan met de voltooiing van de hennepoogsten die wederrechtelijk verkregen voordeel hebben opgeleverd (vergelijk ECLI:NL:HR:1998:ZD1199). Voor de onderhavige zaak betekent dit dat de kosten die veroordeelde heeft gemaakt voor de hennepoogsten die in het geheel geen voordeel hebben opgeleverd, te weten de mislukte vierde en de gestolen achtste hennepoogst, niet zullen worden afgetrokken van de bruto opbrengst van de wél geslaagde en verkochte hennepoogsten.
Kosten voor extra stekken
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld, dat veroordeelde en zijn mededaders voor iedere oogst 27% meer stekken hebben ingekocht dan er uiteindelijk zijn geoogst, vanwege grote sterfte onder deze stekken. De kosten voor deze extra, niet geoogste stekken, dienen van de bruto opbrengst uit de hennepteelt te worden afgetrokken, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich daartegen verzet. Het is vaste jurisprudentie dat kosten alleen van de bruto opbrengst kunnen worden afgetrokken, wanneer deze kosten direct hebben bijgedragen tot het verkrijgen van deze opbrengst, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, alleen die kosten kunnen worden afgetrokken die in direct verband staan met de voltooiing van de hennepoogsten die wederrechtelijk verkregen voordeel hebben opgeleverd
.
Voor de onderhavige zaak betekent dit dat de kosten die veroordeelde heeft gemaakt voor stekken die niet tot bloei zijn gekomen en dus niet tot opbrengst hebben geleid, niet kunnen worden afgetrokken van de opbrengst van de stekken die wél tot opbrengst hebben geleid.
Kosten voor uitkopen medeveroordeelde
De raadsvrouw heeft bepleit dat veroordeelde zijn medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] op enig moment heeft “uitgekocht” voor € 25.000,-. Dit uitkoopbedrag dient in mindering gebracht te worden op de bruto opbrengst voor veroordeelde uit de hennepteelt, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft hierover geen standpunt ingenomen.
De rechtbank begrijpt de stelling van de verdediging aldus dat veroordeelde op enig moment € 25.000,- aan medeveroordeelde [medeveroordeelde 2] zou hebben betaald, zodat deze zou afzien van verdere opbrengst uit de hennepplantage. De rechtbank acht deze stelling onvoldoende onderbouwd, nog los van de vraag of een dergelijke uitkoop van de bruto opbrengst dient te worden afgetrokken.
Kosten rente over aankooplening henneppand
De raadsvrouw heeft bepleit dat van de bruto opbrengst uit de hennepteelt een bedrag van
€ 6.678,- dient te worden afgetrokken. Dit bedrag betreft de rente die veroordeelde aan zijn grootvader heeft betaald voor een geldlening, waarmee veroordeelde deels de aankoop heeft gefinancierd van het pand aan de [straat] in [plaats 2] , waarin de hennepteelt plaatsvond. Veroordeelde heeft deze loods inmiddels weer verkocht. Omdat het Openbaar Ministerie niet toestond dat veroordeelde met de verkoopprijs van de loods de geldlening door zijn grootvader afloste, moet veroordeelde zijn grootvader na de verkoop van de loods nog steeds rente betalen over deze geldlening. Deze betaalde rente dient te worden afgetrokken van de bruto opbrengst van de hennepteelt, aldus de raadsvrouw.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat deze betaalde rente niet van de bruto opbrengst moet worden afgetrokken. Deze kosten staan immers niet in verband met de opbrengst die de hennepteelt veroordeelde heeft opgeleverd, want deze opbrengst was al beëindigd vóór de betreffende rentebetalingen.
De rechtbank overweegt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, alleen die kosten kunnen worden afgetrokken die in direct verband staan met de voltooiing van de hennepverkoop die wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd
.
Voor de onderhavige zaak betekent dit dat de kosten die veroordeelde na de hennepverkoop heeft gemaakt, zoals de betreffende rentebetalingen, niet kunnen worden afgetrokken van de opbrengst van deze hennepverkoop.
Kosten voor elektriciteit
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat van de bruto opbrengst uit de hennepplantage elektriciteitskosten moeten worden afgetrokken.
De rechtbank is van oordeel dat van de bruto opbrengst geen elektriciteitskosten moeten worden afgetrokken. Namens veroordeelde of zijn medeveroordeelden zijn in de ontnemingsprocedure geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij elektriciteitskosten hebben moeten betalen. Verder bevat het strafdossier duidelijke aanwijzingen dat de elektriciteit die voor de hennepplantage is gebruikt, is gestolen. Zo verklaart een medewerker van elektriciteitsnet-beheerder Stedin dat in de loods waarin de hennep werd gekweekt geen elektriciteitsaansluiting was geregistreerd en dat het daarom waarschijnlijk is dat de stroom voor de hennepplantage werd gestolen.
Knipkosten
De raadsvrouw heeft bepleit dat het uitgangspunt voor knipkosten in het ontnemingsrapport, te weten € 2,- per plant, niet juist is. Veroordeelde stelt dat hij per oogst € 2.500,- aan knipkosten heeft betaald, voor in totaal € 10.000,-.
De officier van justitie is op grond van het ontnemingsrapport bij het berekenen van de knipkosten uitgegaan van € 2,- knipkosten per plant.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, en overweegt daartoe als volgt. In het FPA-rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, dat als bijlage bij het ontnemingsrapport is gevoegd, is als norm voor de knipkosten bij hennepteelt een bedrag van € 2,- per te knippen plant vastgesteld. De rechtbank acht deze schatting door ter zake deskundigen leidend, tenzij de verdediging kan onderbouwen dat deze schatting niet klopt. De verdediging heeft echter ter onderbouwing van hogere knipkosten alleen verwezen naar de verklaring van veroordeelde. De rechtbank acht dit onvoldoende onderbouwing en zal daarom uitgaan van € 2,- knipkosten per plant.
Afschrijvingskosten
De raadsvrouw heeft bepleit dat het uitgangspunt voor afschrijvingskosten in het ontnemingsrapport, te weten € 500,- per oogst, niet juist is. Veroordeelde stelt dat hij ongeveer € 50.000,- in de hennepplantage heeft geïnvesteerd. Dit betekent dat er bij zes kweken € 8.333,33,- per kweek aan afschrijvingskosten van de bruto opbrengst uit de hennepteelt dient te worden afgetrokken.
De officier van justitie is op grond van het ontnemingsrapport het bepalen van de afschrijvingskosten uitgegaan van € 500,- per geslaagde oogst.
De rechtbank sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie, en overweegt daartoe als volgt.
In het FPA-rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht”, dat als bijlage bij het ontnemingsrapport is gevoegd, wordt bij een hennepplantage tussen de 200 en 300 planten, zoals bij de eerste twee oogsten, uitgegaan van € 200,- aan afschrijvingskosten per oogst. Bij een hennepplantage vanaf 900 planten, zoals bij de derde, vijfde, zesde en zevende oogst, gaat het FPA-rapport uit van € 500,- aan afschrijvingskosten per oogst. De rechtbank acht deze schatting door ter zake deskundigen leidend, tenzij de verdediging kan onderbouwen dat deze schatting niet klopt.
Veroordeelde heeft gesteld dat hij € 50.000,- in de hennepplantage heeft geïnvesteerd. Ter onderbouwing heeft de verdediging afdrukken overgelegd van webpagina’s waarop de nieuwprijs te zien is van artikelen die veroordeelde voor de hennepplantage zou hebben aangeschaft. Uit deze afdrukken blijkt echter niet dat veroordeelde deze artikelen daadwerkelijk en tegen nieuwprijs heeft gekocht. Ook heeft de verdediging hiervan geen andere bewijsstukken overgelegd, bijvoorbeeld kassabonnen of facturen. De rechtbank acht daarom de stelling van veroordeelde dat hij € 50.000,- in de hennepplantage heeft geïnvesteerd onvoldoende onderbouwd en zal bij de berekening van de kosten uitgaan van
€ 200,- respectievelijk € 500,- afschrijvingskosten per oogst.
Overige uitgangspunten
Ten aanzien van de overige factoren die een rol spelen bij het berekenen van de kosten voor veroordeelde, hebben zowel de raadsvrouw als de officier van justitie zich aangesloten bij de uitganspunten daarvoor in het ontnemingsrapport. Het gaat daarbij om de volgende uitgangspunten:
- aankoopprijs voor stekken: € 4,75 per stek;
- variabele kosten per plant: € 3,88 per plant.
De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Verdeling van de kosten
De rechtbank is niet gebleken van een mededader bij de eerste twee hennepoogsten. Dit is namens veroordeelde ook niet gesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat veroordeelde de kosten voor deze hennepoogsten niet heeft gedeeld.
Ten aanzien van de overige geslaagde hennepoogsten hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor deze oogsten gelijkelijk is verdeeld tussen veroordeelde en zijn mededaders. Hierbij gelden medeveroordeelden [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] als mededaders bij de derde en vijfde oogst en medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] als mededader bij de zesde en zevende oogst.
De rechtbank sluit zich hierbij aan.
De kosten voor veroordeelde
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de kosten tot de volgende berekening komt:
Eerste en tweede oogst
Totaal aantal planten
530
Kosten veroordeelde
kosten stekjes: € 4,75 x 530
€ 2.517,50
variabele kosten per plant: € 3,88 x 530
€ 2.056,40
knipkosten per plant: € 2,- x 530
€ 1.060.-
afschrijving: € 200,- per oogst x 2
€ 400,-
Derde en vijfde oogst
Totaal aantal planten
1.9
Kosten veroordeelde
kosten stekjes: € 4,75 x 1.900
€ 9.025,- / 3 = € 3.008,33
variabele kosten per plant: € 3,88 x 1.900
€ 7.372.- / 3 = € 2.457,33
knipkosten per plant: € 2,- x 1.900
€ 3.800.- / 3 = € 1.266,67
afschrijving: € 500,- per oogst x 2
€ 1.000,- / 3 = € 333,33
Zesde en zevende oogst
Totaal aantal planten
2.2
Kosten veroordeelde
kosten stekjes: € 4,75 x 2.200
€ 10.450,- / 2 = € 5.225,-
variabele kosten per plant: € 3,88 x 2.200
€ 8.536.- / 2 = € 4.268,-
knipkosten per plant: € 2,- x 2.200
€ 4.400.- / 2 = € 2.200,-
afschrijving: € 500,- per oogst x 2
€ 1.000,- / 2 = € 500,-
Totaal kosten voor veroordeelde
€ 25.292,56
3.2.1.5. Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt
Bruto opbrengst veroordeelde
€ 240.776,33
Kosten voor veroordeelde
€ 25.292,56 minus
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt
€ 215.483,77
3.2.2.Ten aanzien van de handel in GBL
3.2.2.1 De ontnemingsperiode
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de periode van 6 april 2020 tot en met 6 oktober 2020 als ontnemingsperiode dient te gelden. De rechtbank heeft in zijn vonnis van 6 juli 2022 ten aanzien van de GBL-verkoop deze periode als pleegperiode bewezen verklaard..
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de ontnemingsperiode ten aanzien van de handel in GBL geen standpunt ingenomen.
De rechtbank stelt vast dat de in het vonnis van 6 juli 2022 bewezenverklaarde pleegperiode van 6 april 2020 tot en met 6 oktober 2020 betrekking heeft op handel in GHB en het voorhanden hebben van crystal meth. De ontnemingsvordering heeft echter betrekking op handel in GBL. Die handel vond plaats binnen het kader van een criminele organisatie, waarvoor de rechtbank een pleegperiode van 1 januari 2019 tot en met 6 oktober 2020 bewezen heeft verklaard. Op grond hiervan stelt de rechtbank als ontnemingsperiode ten aanzien van de handel in GBL de periode van 1 januari 2019 tot en met 6 oktober 2020 vast.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat veroordeelde in de ontnemingsperiode 39.680 liter GBL heeft verkocht. Dit baseert zij op onderschepte chatgesprekken die veroordeelde in de periode van 1 april 2020 tot en met 20 oktober 2020 heeft gevoerd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de betreffende chatgesprekken geen betrouwbaar beeld geven van de door hem verkochte GBL. Zo wordt in meerdere gesprekken verwezen naar dezelfde lading GBL, terwijl het Openbaar Ministerie hierbij uitgaat van afzonderlijke ladingen. De notities die zijn aangetroffen in de telefoon van veroordeelde en die hem bij zijn politieverhoor zijn voorgehouden door de politie, geven een betrouwbaarder beeld van de door hem verkochte GBL. Uit deze notities blijkt dat veroordeelde in de ontnemingsperiode 19.720 liter GBL heeft verkocht, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank is van oordeel dat de chatberichten waar het Openbaar Ministerie in de conclusie van eis naar verwijst een onvoldoende duidelijk beeld geven van het aantal liters GBL dat daadwerkelijk door veroordeelde is verkocht. De rechtbank zal daarom het standpunt van de raadsvrouw volgen, en er van uitgaan dat de betreffende notities in de telefoon van veroordeelde administratie van zijn handel in GBL betreft, en dat hieruit volgt dat veroordeelde in de ontnemingsperiode 19.720 GBL heeft verkocht.
Verkoopprijs GBL
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw volgen het ontnemingsrapport in de schatting dat veroordeelde de GBL heeft verkocht voor een verkoopprijs van € 30,- per liter. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Verdeling van de opbrengst
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bruto opbrengst van de door veroordeelde verkochte GBL geheel ten goede is gekomen aan veroordeelde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de opbrengst van de door veroordeelde verkochte GBL gelijkelijk is verdeeld tussen veroordeelde en een mededader. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij verwezen naar een chatgesprek tussen veroordeelde en de gebruiker van Encrochataccount “ [accountnaam] ”, waaruit zou volgen dat veroordeelde bij de GBL-handel met de gebruiker van dit account heeft samengewerkt.
De rechtbank overweegt hierover dat, hoewel verdachte blijkens voornoemde chats heeft samengewerkt met een persoon achter het account “ [accountnaam] ”, tot nog toe onbekend is gebleven wie deze persoon is. De namens verdachte gestelde verdeling blijkt naar het oordeel van de rechtbank voorts niet uit het door de verdediging aangehaalde chatgesprek. Een dergelijke verdeling van de winst blijkt ook niet uit de notities in de telefoon van veroordeelde aangaande zijn GBL-verkoop, noch uit andere bewijsstukken. De verdediging heeft bijvoorbeeld gesteld noch onderbouwd dat de inkoopkosten voor de GBL ook zouden zijn gedeeld. Nu de rechtbank daarmee niet kan vaststellen hoe groot ieders rol was en hoe een eventuele verdeling was overeengekomen zal de rechtbank de gehele winst, hoofdelijk, aan veroordeelde toerekenen.
Berekening bruto opbrengst voor veroordeelde uit de GBL-handel
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de bruto opbrengst voor veroordeelde tot de volgende berekening komt:
Aantal liters verkochte GBL
Verkoopprijs per liter
Bruto opbrengst veroordeelde uit de GBL-handel
19.72
€ 30,-
€ 591.600,-
Kosten voor inkoop
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde de GBL heeft ingekocht tegen een prijs van € 23,- per liter. Veroordeelde heeft immers bij de rechtbank verklaard dat hij per liter tussen de 6 en 8 euro winst heeft gemaakt, waardoor het aannemelijk is dat de gemiddelde winst per liter 7 euro is geweest. Bij een verkoopprijs van € 30,- per liter betekent dit een inkoopprijs van € 23,-.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er van moet worden uitgegaan dat veroordeelde de GBL heeft ingekocht tegen een prijs van € 22,- per liter. In chatgesprekken in het dossier over de GBL-handel wordt gesproken over een inkoopprijs van € 20,- per liter. Daar is in het ontnemingsrapport in het voordeel van veroordeelde van afgeweken, door op grond van zijn verklaring een inkoopprijs van € 22,- te hanteren. Een inkoopprijs van € 23,- zou teveel afwijken van de enige objectieve bron, de chatgesprekken, waarin gesproken wordt over een inkoopprijs van € 20,-.
De rechtbank heeft in het ontnemingsrapport noch in het strafdossier chatberichten kunnen vinden die een inkoopprijs van € 20,- kunnen onderbouwen. De rechtbank zal er daarom, op grond van de verklaring van veroordeelde, van uitgaan dat hij bij de inkoop van GBL gemiddeld € 23,- per liter heeft betaald.
Kosten voor niet verkochte GBL
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde meer GBL heeft ingekocht dan hij heeft verkocht. Veroordeelde zou volgens de raadsvrouw 27.070 liter GBL hebben ingekocht, maar hiervan slechts 19.720 liter hebben verkocht. Dit betekent dat de aankoopkosten voor de 7.350 niet verkochte liters GBL van de bruto opbrengst uit GBL-handel dienen te worden afgetrokken.
De officier van justitie is er in conclusie van eis van uitgegaan dat veroordeelde alle GBL die hij heeft aangeschaft, ook heeft verkocht.
De rechtbank overweegt dat bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, alleen die kosten kunnen worden afgetrokken, die in direct verband staan met de voltooiing van de GBL-verkoop die wederrechtelijk verkregen voordeel heeft opgeleverd
.
Voor de onderhavige zaak betekent dit dat de kosten die veroordeelde heeft gemaakt voor de GBL die hij niet heeft verkocht, niet zullen worden afgetrokken van de opbrengst van de wél verkochte GBL.
Verdeling van de kosten
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie zijn het standpunt toegedaan dat veroordeelde de kosten die zijn gemaakt voor de hiervoor genoemd opbrengst, geheel zelf heeft gedragen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Berekening kosten voor veroordeelde
Dit betekent dat de rechtbank ten aanzien van de kosten tot de volgende berekening komt:
Aantal liters verkochte GBL
Aankoopprijs per liter
Kosten veroordeelde
19.72
€ 23,-
€ 453.560,-
3.2.2.5. Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit GBL-handel
Bruto opbrengst veroordeelde
€ 591.600,-
Kosten voor veroordeelde
€ 453.560,- minus
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel GBL-handel
€ 138.040,-