ECLI:NL:RBMNE:2024:6842

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
16.059838.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval op hoogbejaarde slachtoffers met geweld en medeplegen

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval op twee hoogbejaarde slachtoffers in de nacht van 10 februari 2024. De verdachte, geboren in 2004 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige inbraak waarbij twee mobiele telefoons en een laptop werden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen op de uitkijk heeft gestaan, maar ook een actieve rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van de overval. Tijdens de zittingen op 25 juni, 17 september en 3 december 2024 zijn de standpunten van de officier van justitie, de verdediging en de benadeelde partijen besproken. De officier van justitie, mr. F.E. Leeman, eiste een gevangenisstraf van vier jaar, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak en een lichtere straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een aanzienlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict, wat resulteerde in een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de immateriële schade van de slachtoffers werd erkend. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld dat is gebruikt tegen kwetsbare slachtoffers en de impact van dergelijke misdrijven op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.059838.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 juni 2024, 17 september 2024 en 3 december 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T. Sönmez, advocaat te Rotterdam, alsmede hetgeen mr. M.T. Spetter, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1
op 10 februari 2024 in [woonplaats] , samen met anderen, in de nacht heeft ingebroken en met geweld twee mobiele telefoons en een laptop heeft weggenomen van de bewoners van de woning aan de [adres] ;
2
primair:
op 12 februari 2024 in Nijmegen 14 laptops van een school heeft gestolen;
subsidiair:
op dezelfde datum en plaats deze laptops voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan.
Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Toen verdachte naar Amersfoort ging om te chillen is bij de anderen spontaan het idee opgekomen om te gaan inbreken. Verdachte heeft daarbij op de uitkijk gestaan, hij is niet in de woning geweest en heeft dus slechts een minimale rol gespeeld. Verdachte is niet verantwoordelijk voor het geweld waarmee de woningoverval gepaard is gegaan want hij heeft bij de anderen geen wapen, handschoenen of bivakmutsen gezien. Er is dus geen sprake van medeplegen maar van medeplichtigheid. Nu medeplichtigheid niet ten laste is gelegd, moet verdachte van het eerste feit worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Verdachte heeft op 3 december 2024 ter zitting verklaard dat hij op 9 februari 2024 in de avond met de trein naar Amersfoort is gegaan, dat hij in de nacht bij de woninginbraak op de uitkijk heeft gestaan en dat hij de gestolen laptop heeft opengeklapt.
Verdachte heeft verder verklaard dat het klopt dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op de beelden in het appartementencomplex op de [straat] in Amersfoort is te zien. [2]
Verdachte heeft op 14 mei 2024 tijdens een politieverhoor verklaard dat hem geld is beloofd. [3]
Op zaterdag 10 februari 2024 werd verdachte [medeverdachte 1] aangehouden ter zake van heling. [medeverdachte 1] is de vriendin van een medeverdachte van verdachte, genaamd [medeverdachte 2] . Bij de aanhouding van de verdachte [medeverdachte 1] werd een Samsung Smartphone inbeslaggenomen.(..) Bij verder technisch onderzoek van de Samsung telefoon is de volgende informatie door mij aangetroffen.
- Foto's van telefoon met daarop een gesprek. Ik herken de applicatie waarmee het gesprek gevoerd is als Snapchat. (..)
Verdachte [medeverdachte 1] heeft in haar verhoor bij de politie verklaard:
V: Wie is de gebruiker [chatnaam medeverdachte 2] in de chat?
A: Dat is hij zelf.
V: Is dat [medeverdachte 2] .
A: Ja. [4]
In het dossier zitten foto’s van de screenshots van berichten op Snapchat die aangetroffen zijn op de telefoon van [medeverdachte 1] . Op de foto's is te zien dat het gesprek grotendeels op vrijdag 09-02-2024 heeft plaatsgevonden. [5]
(tijd onbekend) [chatnaam medeverdachte 2] :
"1 brakkie in een grote osso je gaat daar voor 2rolexen heen wat erbij gepakt wordt is bij zaak. Weet iedergeval die roleys Zinn daar"
(tijd onbekend) [chatnaam medeverdachte 2] :
"die brakkie is duizend procent ma ze kunne wel osso zijn s gewn gezin"
(tijd onbekend) [chatnaam medeverdachte 2] :
"Ma moet weten jullie komen of komen niet"
om 20:47 uur [Snapchat account verdachte] :
"Als die ding zeker is ik ga niet voor saus naar daar"
om 20:48 uur [chatnaam medeverdachte 2] :
"K ga nu die sma. Alsveerst die guy late belle. Nunu. Ben daarval voor haar huis"
om 20:48 uur [Snapchat account verdachte] :
"Doe snel wat we pakken rond 10 uur trien"
om 20:48 uur [chatnaam medeverdachte 2] :
"See"
om 20:54 uur [Snapchat account verdachte] :
"Wat is die adres"
(tijd onbekend) [Snapchat account verdachte] joined the call
(tijd onbekend) [chatnaam medeverdachte 2] :
"Bro wacht effe heb zelf 3opties vnv deze zouden plantage moete zijn heb als tip gekregen ga nu zo na die osso van vnv. Ben deze effe checke. Ga nu na balkon. Zoude 2huizen moeten zijn effe kijke en
(tijd onbekend) ... […] :
"...aar heb je daar iets. P of zo"
(tijd onbekend) [chatnaam medeverdachte 2] :
"Die anders osso die ik zei is op 5min afstand. Geen p bij mij nu was niet voorbereid heb in [plaats] niet vragen nu als"
om 21:47 uur [chatnaam medeverdachte 2] :
"Denk die mensen zijn Niet osso. Ben aan het wachten om die voortuin in te gaan. Ma ziet er donker uit filmpjesnko komen eraan"
om 22:06 uur [chatnaam medeverdachte 2] : [chatnaam medeverdachte 2] stuurt een filmpje. (Toelichting verbalisant: Ambtshalve is mij bekend dat een paars pijltje bij een snapchat bericht betekent dat het een filmpje betreft.)
om 22:06 uur [chatnaam medeverdachte 2] :
"Je gaat niks zien is kk donker. Zitte allemaal bomen omheen En kan geen flist. Die mensen zijn Niet osso die Buren wel ma die huis ligt Niet aan Hun huis vast snapje is Los van elkaar 40 stappen zo. Ik kijk nu achterinhanh had nog Niet gezien."
om 22:12 uur [Snapchat account verdachte] :
"Denk er zijn daar over een iur"
om 22:29 uur [Snapchat account verdachte] :
"Kom je ons ophalen bij station"
om 22:34 uur [chatnaam medeverdachte 2] : [chatnaam medeverdachte 2] stuurt een afbeelding. (Toelichting verbalisant: Ik herken de website als de website van 9292.nl)
om 22:34 uur [chatnaam medeverdachte 2] :
"Dit s 1 van de treinen terug voor jullie. Dan s die safe alvast"
om 23:05 uur [Snapchat account verdachte] :
"Je hebt p geregeld toch"
Een verbalisant merkt bij het gesprek het volgende op:
Ambtshalve zijn mij de volgende betekenissen van woorden bekend:
"Osso" betekent huis
"Brakkie" betekent braak of inbraak
"Roleys" betekent Rolex of Rolexen
"Vnv" betekent vanavond
"Voor saus" betekent "voor niets" [6]
"Gewn" betekend gewoon
"p" wordt gebruikt om een pistool of vuurwapen aan te duiden.
In het gesprek zegt " [chatnaam medeverdachte 2] " over een mogelijkheid van het uitvoeren van een inbraak waarbij
Twee rolexen buit gemaakt kunnen worden. " [chatnaam medeverdachte 2] " is er zeker van dat de rolexen daar
aanwezig zijn en geeft aan dat de bewoners wel thuis kunnen zijn. Hierna wordt gevraagd of
de andere deelnemers van het gesprek wel of niet komen. " [Snapchat account verdachte] " reageert hierop dat
hij alleen komt als " [chatnaam medeverdachte 2] " er zeker van is. Daarna zegt " [Snapchat account verdachte] " het volgende "we
pakken rond 10 uur trien" en vraagt daarna om het adres. " [chatnaam medeverdachte 2] " zegt dat hij nog een optie heeft,
vermoedelijk voor een inbraak/overval, betreffende een plantage. Hierna zegt hij dat hij gaat
kijken bij de woning.
Een gebruiker met de naam eindigend op " […] " vraagt aan " [chatnaam medeverdachte 2] " of hij een vuurwapen
heeft. " [chatnaam medeverdachte 2] " reageert hierop dat hij geen vuurwapen bij zich heeft maar er wel eentje in
[plaats] heeft. " [chatnaam medeverdachte 2] " zegt dat hij vermoedt dat de bewoners niet thuis zijn en dat hij wacht
om de voortuin in te gaan. Hierna beschrijft hij dat er allemaal bomen om de woning staan,
dat de buren wel thuis zijn en dat het huis van de buren op ongeveer 40 stappen afstand ligt.
" [chatnaam medeverdachte 2] " stuurt een afbeelding van de reisplanner 9292 waarin hij zoekt naar treinen die
vertrekken vanaf Amersfoort station. Deze afbeelding is teruggevonden in het technisch
onderzoek van de Nokia telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] . " [Snapchat account verdachte] " vraagt
aan " [chatnaam medeverdachte 2] " of hij een vuurwapen geregeld heeft. [7]
De verbalisant schrijft op dat opvalt dat het huis van aangever omgeven is met bomen en
begroeiing en dat de huizen vrij dicht bij elkaar staan.
Uit een politieverhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt onder meer het volgende:
“We zitten hier omdat jij via je advocaat hebt aangegeven ons in je telefoon een snapchat
account te laten zien van iemand die als dader betrokken is bij de overval waarvan jij wordt
verdacht. Wij hebben je telefoon, een Nokia meegenomen en geven je bij deze gelegenheid
de account te tonen. O: Jij toont ons nu drie namen. Om welke gaat het?
A: het gaat om de onderste twee namen
De eerste is : [Snapchataccount]
De tweede: [Snapchat account verdachte]
V. Wat kun je nog meer over deze persoon zeggen?
A: Ik weet dat [verdachte] (de rechtbank constateert: de voornaam van verdachte) vast zit. Ik weet
geen achternaam van [verdachte] . Ik weet ook niet welke van de twee accounts van [verdachte] is. [8]
Op de camerabeelden van het appartementencomplex [straat] – destijds de verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte 2] – zijn op 10 februari 2024 tussen 00:49:20 en 00:55:11 uur [9] en tussen 01:20:15 en 01:36:44 uur drie personen te zien. [10]
Op 10 februari 2024 om 4:30 uur heeft de politie, naar aanleiding van een melding van glasgerinkel, op de kruising van de [straat] en de [straat] te Amersfoort verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangetroffen. [11] Verdachte was gekleed in een zwarte hoodie, zwarte trainingsbroek, had witte Nike Airforce One schoenen en droeg zwarte handschoenen. [12]
In de aangifte, gedaan door de heer [slachtoffer 1] , mede namens zijn echtgenote [slachtoffer 2] , staat onder meer het volgende vermeld:
"Ik wil aangifte doen van een overval op mijn woning op de [adres] te [woonplaats] . Op 10 februari 2024, omstreeks 1:10 uur, ging ik naar het toilet. Toen ik uit mijn bed stapte stonden er ineens twee grote mannen voor mij in mijn
slaapkamer.. Ik zag dat een van de twee daders iets in zijn hand had. Ik heb niet gezien wat dit was. Beide begonnen op mij in te slaan bij mijn gezicht. Toen zag ik dat ze mijn mobiele telefoon en die van mijn vrouw van de snoeren los maakten en wegrenden de trap af. Ik zag op de grond in mijn slaapkamer een patroonhouder liggen van een wapen. Ik zag dat alle kogels er nog in zaten.
Beide mannen waren helemaal in het zwart gekleed en hadden een bivakmuts op. Ze waren lang. Ik denk ongeveer 1.90 lang. Ze hadden handschoenen aan. [13] Ik heb ook een klap op mijn ribben gehad. Wij zagen dat het keukenraam openstond en dat ze via de keukenraam de woning binnen zijn gekomen. Ze hebben ook mijn laptop van het merk HP weggenomen. [14]
In de geneeskundige verklaring van de huisarts wordt, met betrekking tot het onderzoek van [slachtoffer 1] op 10 februari 2024, onder meer het volgende vermeld:
uitwendig waargenomen letsel:meerdere blauwe plekken in het gezicht, bloedend wondje linkerwang, dikke bovenlip met schaafwondje
geschatte duur van de genezing:enkele weken. [15]
Uit onderzoek van de plaats delict blijkt onder meer het volgende:
Ik zag het licht branden in de keuken. Ik liep naar het keukenraam toe. Ik zag een
schoenafdruk op de vensterbank. Ik zag dat het keukenraam open stond. Ik zag een
donkergrijze mobiele telefoon, met hoesje, in het gras liggen. Ik zag dat het gras
vochtig was van de dauw en de regen van in middag. Ik zag dat er de telefoon, op een paar druppels na, droog was. Ik zag een glimmend dun plaatje op de stenen liggen. [16]
Bij politieonderzoek is vastgesteld dat de weggenomen laptop is teruggevonden in appartementencomplex [straat] te [woonplaats] en dat aangever deze als zodanig heeft herkend. [17]
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Verdachte heeft feit 2 primair op 3 december 2024 ter zitting bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit.
De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 december 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte van 23 februari 2024, genummerd PL0600-2024086185-2, opgemaakt door de politie Oost-Nederland, pagina 406 tot en met 407;
  • een proces-verbaal van doorzoeking van 13 maart 2024, genummerd 20240313.943, opgemaakt door de politie Oost-Nederland, pagina 187.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Medeplegen
Verdachte heeft bekend dat hij bij de woningoverval op de uitkijk heeft gestaan. Omdat “het op de uitkijk staan” in de regel medeplichtigheid (en geen medeplegen) met zich brengt, heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit leidt de rechtbank uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het Snapchat account ‘ [Snapchat account verdachte] ’ niet van hem is maar dat vindt de rechtbank niet aannemelijk. Uit een politieverhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt dat verdachte aan het gesprek via Snapchat heeft deelgenomen. Bij het gesprek was weliswaar ook een persoon met het account ‘ [Snapchataccount] ’ betrokken, maar de rechtbank leidt uit de inhoud van zijn berichten af dat deze persoon niet fysiek bij de woningoverval aanwezig is geweest. ‘ [Snapchataccount] ’ vraagt namelijk om ‘een bericht als het is gelukt’ en wil weten ‘hoe laat hij ze moet laten ophalen’. Ook stuurt deze persoon “K bel je morgen om 6. Veilig boys.” Nu verdachte heeft verklaard dat hij bij de woningoverval ter plaatse is geweest, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die van het account ‘ [Snapchat account verdachte] ’ gebruik heeft gemaakt in het Snapchat gesprek.
Uit de inhoud van de berichten op Snapchat blijkt dat verdachte op de hoogte was van de verkenning en voorbereiding van de locatie van de woningoverval. Er wordt informatie uitgewisseld hoe de buurt eruit ziet en er wordt een filmpje gedeeld. Verdachte is met de trein van [plaats] naar Amersfoort gereisd en er werd informatie uitgewisseld hoe en wanneer verdachte met de trein vanuit Amersfoort weer weg kon komen.
Ook is van belang dat verdachte in het gesprek op Snapchat heeft geïnformeerd of er een pistool geregeld is. De rechtbank leidt daaruit af hij op de hoogte was dat er een pistool werd meegenomen bij de woninginbraak en verdachte er dus ook rekening mee hield dat er geweld kon worden gebruikt.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de beelden in het appartementencomplex [straat] blijkt dat verdachte en de medeverdachte(n) in de nacht van 10 februari 2024 kort vóór de woningoverval samen zijn geweest op een plaats die slechts op enkele honderden meters afstand ligt van de plaats delict (pagina 216). Ook na de woningoverval is verdachte niet direct met de trein terug naar [plaats] gereisd. Hij is met medeverdachte [medeverdachte 2] opnieuw te zien op de camerabeelden in het appartementencomplex [straat] . Ook heeft verdachte de gestolen laptop bekeken en aangeraakt, welke laptop later in het appartementencomplex is teruggevonden. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] om 4:30 uur van die nacht in de buurt van de [straat] en de [straat] gezien en door de politie, waarbij verdachte in het zwart gekleed was en ook zwarte handschoenen droeg. Ten slotte blijkt uit het verhoor van verdachte dat hij geld zou krijgen. Dat duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat er afspraken waren gemaakt over het verdelen van de opbrengst van de woningoverval.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) is komen vast te staan. Hoewel de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet anders bewezen acht dan dat verdachte tijdens de uitvoering van het strafbare feit op de uitkijk heeft gestaan, heeft verdachte een bijdrage geleverd die meer is dan het alleen op de uitkijk staan. Zowel voor als na de uitvoering van het strafbare feit was verdachte betrokken bij het plan voor het inbreken in de woning, waarbij door het meebrengen van een pistool geweld kon worden gebruikt. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen en daarmee feit 1 bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 10 februari 2024 te [woonplaats] , omstreeks 1:10 uur, in een woning
gelegen aan de [adres]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
twee mobiele telefoons en een laptop, die geheel aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van inklimming, welke diefstal werd voorafgegaan van geweld
tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
door meermalen tegen het gezicht van aangever [slachtoffer 1] te slaan;
2 primair
op 12 februari 2024 te Nijmegen
14 laptops, die geheel aan stichting Conexus, toebehoorde heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2 primair
diefstal.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een half jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, naast het verzoek om verdachte van de woningoverval vrij te spreken, het volgende aangevoerd over de strafmaat. De raadsman heeft gewezen op de proceshouding van verdachte en heeft aangevoerd dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad, dat hij voor het eerst vastzit in de gevangenis, dat hij nog maar 20 jaar oud is en dat zijn leven niet stil hoort te staan maar dat hij geholpen moet worden, zoals de reclassering adviseert. Volgens de raadsman volstaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van ruim zeven maanden, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte is betrokken geweest bij een woningoverval in het holst van de nacht op de woning van twee hoogbejaarde slachtoffers van destijds 91en 88 jaar oud, waarbij grof geweld is gebruikt. Het mannelijke slachtoffer was vrijwel doof, herstellend van een ziekenhuisopname en in de laatste fase van zijn leven. Hij is in zijn slaapkamer, bij uitstek een plaats waar hij veilig hoorde te zijn, meerdere malen in zijn gezicht en op zijn lichaam geslagen. Ook is er een patroonhouder met scherpe kogels in de slaapkamer achtergebleven.
Verdachte en de mededader(s) hebben er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hun persoonlijke eigendommen. Dat de twee telefoons zijn meegenomen is extra schrijnend omdat het slachtoffer vanwege zijn doofheid voor de communicatie volledig op deze telefoons was aangewezen. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door puur eigen belang en financieel gewin, zonder stil te staan bij de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers. Verder brengen dit soort strafbare feiten ook meer in het algemeen in de maatschappij gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
De rechtbank rekent verdachte aan dat hij zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat verdachte 14 laptops heeft gestolen uit een school waar hij als schoonmaker werkte.
Uitgangspunt voor de strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld. Bij de raadpleging van de oriëntatiepunten vormt de bewezenverklaring van de rechtbank het uitgangspunt. In dit geval is de rechtbank tot een bewezenverklaring gekomen van een woningoverval met licht geweld. Daarvoor is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaren. Als strafvermeerderende factoren gelden onder meer de kwetsbaarheid van de slachtoffers en het samenwerkingsverband. De diefstal van laptops uit de school legt bij de beoordeling van de vraag welke straf passend is nauwelijks gewicht in de schaal, gelet op de ernst van de woningoverval.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 27 mei 2024 (het strafblad);
- een psychologisch rapport van 8 mei 2024 door S.A. van Groningen, GZ-psycholoog;
- een reclasseringsadvies van 16 augustus 2024.
Uit het strafblad blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een bedreiging.
Uit het psychologisch rapport blijkt dat verdachte beperkt heeft meegewerkt, dat het diagnostisch beeld niet volledig helder is geworden en dat er geen diagnose kan worden gesteld. Wel is duidelijk dat verdachte een disharmonisch intelligentieprofiel heeft en functioneert op een niveau tussen laag begaafd en gemiddeld.
Daarnaast zijn er aanwijzingen voor hechtingsproblematiek en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting, maar gezien de beperkte informatie in combinatie met de jonge leeftijd van verdachte wordt er geen persoonlijkheidsstoornis vastgesteld. Volgens de psycholoog is het recidivegevaar vanwege een gebrek aan informatie niet goed in te schatten.
In het reclasseringsadvies wordt vermeld dat verdachte een bewogen verleden heeft, hij is op vijfjarige leeftijd uit huis geplaatst en heeft sindsdien veel verschillende wooninstellingen, begeleiders en interventies gehad. Er is geen steunend netwerk en er zijn geen andere beschermende factoren. Verdachte heeft sinds de uithuisplaatsing geen contact meer met zijn moeder en met zijn vader heeft hij sinds een jaar ook geen contact meer. Verdachte is de afgelopen jaren meermalen vanwege (gewelds)delicten in aanraking gekomen met politie en justitie en het is zorgelijk dat de ernst van de delicten lijkt toe te nemen. Het jeugdstrafrecht is inmiddels een gepasseerd station en eerdere trajecten bij de jeugdreclassering hebben niet geleid tot gedragsverandering. De reclassering adviseert het volwassenen strafrecht toe te passen en ziet voldoende aanknopingspunten om verdachte in dat kader te begeleiden.
De reclassering vindt het positief dat verdachte gemotiveerd is voor behandeling van zijn agressieproblematiek. Het recidiverisico schat de reclassering hoog in.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor Amersfoort en dagbesteding met een vaste structuur.
De rechtbank ziet op grond van het reclasseringsadvies geen aanleiding om het jeugdrecht toe te passen. Wel laat de rechtbank de jonge leeftijd (20 jaar) van verdachte zwaar wegen in de afweging welke straf passend is. Daar komt bij dat ondanks dat verdachte niet (volledig) heeft meegewerkt aan het opstellen van het psychologisch rapport, duidelijk wordt dat er zorgen zijn over zijn persoonlijkheidsontwikkeling. Ook zonder dat er op dit moment een stoornis wordt vastgesteld, laat de rechtbank de door de psycholoog geschetste persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte in strafverminderende zin meewegen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het hem zwaar valt om voor de eerste keer vast te zitten, dat hij wat dat betreft zijn lesje heeft geleerd en dat hij bereid is zich te houden aan de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. Gelet op de persoon van verdachte moet naar het oordeel van de rechtbank een aanzienlijk deel van de straf bestaan uit behandeling en begeleiding van verdachte om recidive in de toekomst te voorkomen.
Al deze omstandigheden afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat passend en geboden is:
een gevangenisstraf van drie (3) jaar, met aftrek van het voorarrest,
waarvan één (1) jaar voorwaardelijkmet de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft geadviseerd en
een proeftijd van twee (2) jaar.
De rechtbank wijkt enigszins af van de eis van de officier van justitie. De rechtbank ziet op grond van het rapport van de psycholoog en het reclasseringsadvies in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding het voorwaardelijk strafdeel met de bijbehorende bijzondere voorwaarden een zwaar(der) gewicht toe te kennen.

9.BESLAG

Tijdens het onderzoek is beslag gelegd op de volgende voorwerpen:
- 1 patroon, goednummer PL0900-2024043427-G3296696;
- 1 patroon, goednummer PL0900-2024043427-G3296697;
- een bivakmuts, goednummer PL0900-2024043427-3313322;
- 1 computer, merk iMac, goednummer PL0900-2024043427-G3313314;
- 1 usb-stick, goednummer PL0900-2024043427-G3313413;
- 1 telefoon, zwart, merk Apple, goednummer PL0900-2024043427-G3313313;
- 1 telefoon, wit, merk Apple, goednummer PL0900-2024043427-G3313337.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie dienen de mutsen en de patronen te worden onttrokken aan het verkeer en kunnen de overige voorwerpen terug naar de rechthebbende.
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen betreffend het beslag.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer van de patronen
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen, te weten beide patronen, onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.
Verbeurdverklaring van de bivakmuts
De rechtbank zal het volgende in beslag genomen voorwerp, te weten een bivakmuts, verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave aan verdachte van overige voorwerpen
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerp, te weten de computer, de USB-stick en beide telefoons.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 10.250,-. Dit bedrag bestaat uit € 250,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Volgens de officier van justitie kunnen beide vorderingen geheel worden toegewezen.
De raadsman heeft aangevoerd dat beide vorderingen niet-ontvankelijk zijn. De vorderingen zijn niet-ontvankelijk omdat verdachte van feit 1 dient te worden vrijgesproken. De vordering van [slachtoffer 1] is daarnaast ook niet-ontvankelijk omdat hij inmiddels is overleden; verwezen wordt naar het arrest ECLI:NL:HR:2024:439.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 1] inmiddels is overleden en dat [slachtoffer 2] als zijn erfgenaam dient te worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de vordering op 4 september 2024 door [slachtoffer 1] is ingediend en dat hij daarna op [2024] is overleden, maar niet ‘ten gevolge van het strafbare feit’. Onder deze omstandigheden staat het door de raadsman genoemde arrest, naar het oordeel van de rechtbank, niet in de weg aan (de ontvankelijkheid van) de vordering.
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de materiële schade van € 250,- voor de eigen bijdrage van de rechtsbijstandsverzekering voor vergoeding in aanmerking komt vanwege een rechtstreeks verband met de door verdachte en medeverdachten gepleegde woningoverval.
De rechtbank overweegt dat de immateriële schade van € 10.000,- voor vergoeding in aanmerking komt omdat de aard en ernst van de normschending met zich brengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen. Verwezen wordt ook naar de geneeskundige verklaring van 10 februari 2024 en de letselrapportage van de GGD van 11 februari 2024 waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] bij de woningoverval danig is toegetakeld.
De rechtbank waardeert de schade op € 10.250,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 10.250,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 86 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de immateriële schade van € 5.000,- voor vergoeding in aanmerking komt omdat de aard en ernst van de normschending met zich brengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan worden aangenomen.
De rechtbank waardeert deze schade op € 5.000,- en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling.
Hoofdelijkheid
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn/haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het ten laste gelegde bewezenzoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
-
verklaart het bewezen verklaarde strafbaaren kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
-
verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 1 (één) jaarniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden geldendat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
-
stelt als bijzondere voorwaardengedurende de proeftijd dat:
* verdachte zich meldt binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Stieltjesstraat 1, 6511 CB Nijmegen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
(meldplicht)
* verdachte zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
(ambulante behandeling)
* verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo snel mogelijk na het ingaan van de proeftijd. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
(begeleid wonen of maatschappelijke opvang)
* verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
(contactverbod)
* verdachte bevindt zich niet in Amersfoort, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
(locatieverbod zonder elektronische monitoring)
* verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;(
dagbesteding)
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • 1 patroon, goednummer PL0900-2024043427-G3296696;
  • 1 patroon, goednummer PL0900-2024043427-G3296697;
- verklaart het volgende voorwerp
verbeurd:
 een bivakmuts, goednummer PL0900-2024043427-3313322;
- gelast de
teruggave aan verdachtevan de volgende voorwerpen:
  • 1 computer, merk iMac, goednummer PL0900-2024043427-G3313314;
  • 1 usb-stick, goednummer PL0900-2024043427-G3313413;
  • 1 telefoon, zwart, merk Apple, goednummer PL0900-2024043427-G3313313;
  • 1 telefoon, wit, merk Apple, goednummer PL0900-2024043427-G3313337;
Benadeelde partijen
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
  • wijstde vordering van [slachtoffer 1]
    toe tot een bedrag van € 10.250,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 10.250,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 86 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
  • wijstde vordering van [slachtoffer 2]
    toe tot een bedrag van € 5.000,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 5.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2024 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Riani el Achhab, voorzitter, mrs. J.A. Spee en P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 december 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 februari 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland omstreeks
1:10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning
(gelegen aan de [adres] )
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
twee mobiele telefoons en/of een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of
ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, door meermalen, althans eenmaal: tegen het gezicht en/of hoofd,
althans het bovenlichaam van aangever [slachtoffer 1] te slaan;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland,
14 chromebooks/laptops, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
stichting Conexus, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Nijmegen, althans in Nederland,
14 chromebooks/laptops, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het onderzoek Heuvel, genummerd 2024043427, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 700. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter zitting van 3 december 2024.
3.Het proces-verbaal van verhoor op 14 mei 2024, pagina 451.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 58.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2024, pagina 682 en 683.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2024, pagina 684.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2024, pagina 684.
8.Het proces-verbaal van verhoor op 4 september 2024, pagina 699.
9.Het proces-verbaal van 10 februari 2024, pagina 264 en 277.
10.Het proces-verbaal van 10 februari 2024, pagina 266 en 267.
11.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2024043552-6, pagina 136.
12.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2024043552-6, pagina 137.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , pagina 67.
14.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , pagina 68.
15.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 14 februari 2024, pagina 163.
16.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL0900-2024043427-2, pagina 77.
17.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 20240311.1551, pagina 280 en 281.