In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 december 2024, staat het beroep centraal dat eiser heeft ingesteld tegen de Dienst Toeslagen. Eiser, woonachtig in België en vertegenwoordigd door mr. I.M. van den Heuvel, heeft bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. Eiser stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar, dat op 3 augustus 2023 is ingediend. De rechtbank had eerder, op 5 maart 2024, een beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om voor 11 april 2024 een besluit op bezwaar te nemen. Verweerder heeft echter geen besluit genomen binnen de gestelde termijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar is verstreken en dat verweerder nog steeds geen beslissing heeft genomen. Hierdoor is het beroep van eiser gegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de verzending van de uitspraak een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, en het door eiser betaalde griffierecht moet eveneens worden vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaren en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank heeft ook aangegeven dat in bijzondere gevallen een langere beslistermijn kan worden vastgesteld, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.