In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 december 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Eiser stelde dat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op zijn bezwaar, dat hij op 28 december 2022 had ingediend. De rechtbank had eerder, op 16 februari 2024, al geoordeeld dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken een besluit op bezwaar moest nemen. Echter, op het moment van deze uitspraak had de Dienst Toeslagen nog steeds geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar op 29 maart 2024 was verstreken en dat verweerder alsnog een besluit moest nemen. De rechtbank bepaalde dat verweerder dit binnen twee weken na verzending van de uitspraak moest doen, maar in bijzondere gevallen kon een andere termijn worden vastgesteld. De rechtbank stelde vast dat in dit geval de wettelijke beslistermijn te kort was en dat een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch was. Tevens werd er een dwangsom van € 50,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn overschreden werd, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 en het betaalde griffierecht van € 51,- moest door verweerder aan eiser worden vergoed.