ECLI:NL:RBMNE:2024:6808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/6539
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 19 juli 2024, waarin het beroep van de opposant ongegrond werd verklaard. De opposant had op 26 december 2023 beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk omdat de opposant het besluit waartegen hij beroep had ingesteld niet had overgelegd. De rechtbank oordeelde dat het overleggen van dit besluit noodzakelijk was om de tijdigheid van het beroep vast te stellen. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, omdat hij meende dat hij wel aan de wettelijke vereisten had voldaan en een kopie van de beslissing op bezwaar had overgelegd.

Tijdens de zitting op 7 november 2024 heeft de opposant verklaard dat hij de opgevraagde bewijsstukken niet digitaal kon uploaden en dat hij de brieven van de rechtbank waarin hem werd gevraagd het besluit alsnog over te leggen, niet had gezien. Later gaf hij echter aan dat hij zich wel digitaal had aangemeld en de brieven had kunnen inzien, maar dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden geen aandacht aan deze brieven had besteed.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de wettelijke vereisten van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en concludeerde dat de opposant de gelegenheid had gehad om zijn verzuim te herstellen. De rechtbank oordeelde dat het niet overleggen van het besluit op het eerste gezicht niet in de weg heeft gestaan aan een goed verloop van de procedure. Daarom kon de eerdere uitspraak van 19 juli 2024 niet standhouden, en verklaarde de rechtbank het verzet gegrond. De zaak zal nu verder worden behandeld op een zitting, waarbij de rechtbank nog geen beslissing neemt over de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6539-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant,

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend op 26 december 2023.
In de uitspraak van 19 juli 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond (lees: kennelijk niet-ontvankelijk) verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden op 7 november 2024. Opposant is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 19 juli 2024 het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant het besluit waartegen het beroep is ingesteld niet heeft overgelegd. Het overleggen van een besluit is volgens de rechtbank nodig, omdat daarmee de tijdigheid van het beroep kan worden vastgesteld. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2024 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2024 niet juist, omdat hij wel aan de wettelijke vereisten heeft voldaan en een kopie van de beslissing op bezwaar heeft overgelegd. In zijn beroepschrift van 26 december 2023 heeft opposant de gehele tekst van het besluit gekopieerd, waartegen zijn beroep zich richt. Hij heeft het besluit aangeleverd/geplakt onder het kopje ‘argumenten’. Opposant stelt dat hij de opgevraagde bewijsstukken niet in het digitale systeem kon uploaden. Opposant stelt niet deel te nemen aan het digitale systeem van de rechtbank. Hij heeft de brieven van 10 januari 2024 en 27 maart 2024, waarin hem de gelegenheid is gegeven om het besluit alsnog over te leggen, niet gezien. Ook is opposant het er niet mee eens dat hij niet op zitting is gehoord, omdat hij de nodige bewijsstukken ter zitting had willen overleggen.
4. Opposant heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij zich wel digitaal heeft aangemeld, waardoor hij de brieven van 10 januari 2024 en 27 maart 2024 heeft kunnen inzien. Hij heeft vanwege persoonlijke omstandigheden geen aandacht besteed aan deze brieven.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. In artikel 6:5, tweede lid, van de Awb staat dat bij het beroepschrift
zo mogelijkeen afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, wordt overgelegd.
Artikel 6:6, aanhef onder a, van de Awb houdt in dat het beroep niet ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb. Voorwaarde is wel dat de indiener van het beroep de gelegenheid heeft gehad zijn verzuim te herstellen. In dit geval had opposant verzuimd een afschrift van het besluit te overleggen. Met de brieven van 10 januari 2024 en 27 maart 2024 heeft opposant de gelegenheid gehad om het besluit alsnog te over te leggen. Gelet hierop kon de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren, maar zij is hiertoe niet verplicht.
6. Het voorschrift dat bij het beroepschrift zo mogelijk het bestreden besluit wordt overgelegd strekt er toe een goed verloop van de procedure te bevorderen. Zo moet duidelijk zijn welk bestuursorgaan als verweerder in de zaak moet worden betrokken en tegen welk besluit het beroep is gericht. [1] Omdat opposant de gehele tekst van het besluit op bezwaar in het beroepschrift had gekopieerd, heeft de rechtbank uit het beroepschrift kunnen herleiden wie verweerder is en om wat voor besluit het gaat waartegen beroep is ingediend. Uit de gekopieerde tekst van de beslissing op bezwaar in het beroepschrift had de rechtbank bovendien kunnen opmaken dat het bezwaarschrift op 2 december 2023 is ingediend. Het beroepschrift is ingediend op 26 december 2023. Uitgaande van deze data is het beroepschrift tijdig ingediend. [2] Omdat verweerder bij de rechtbank bekend is, had de rechtbank met het opvragen van de dossierstukken ook nog kunnen controleren of de in het beroepschrift vermelde data correct zijn en of het beroepschrift tijdig is ingediend. Omdat het niet overleggen van het besluit op het eerste oog niet in de weg heeft gestaan aan een goed verloop van de procedure, is het niet zonder twijfel dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De uitspraak van de rechtbank van 19 juli 2024 kan om die reden geen stand houden.
7. Dit betekent dat het verzet gegrond is. De uitspraak van 19 juli 2024 vervalt. [3]
8. De zaak wordt nu verder behandeld door de rechtbank op een zitting. Opposant krijgt hierover nog bericht. Voor de duidelijkheid merkt de rechtbank op dat dit nog niet direct betekent dat de rechtbank opposant gelijk zal geven met zijn beroep. Dat moet nog beoordeeld worden.
9. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposant. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:974 (https://www.inview.nl/document/id15cedce9c50f446b9484fa9b0779541b).
2.Artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb.
3.Artikel 8:55, negende lid, van de Awb.