ECLI:NL:RBMNE:2024:6800
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Betaling financiële bijdrage door advocaat aan de Nederlandse Orde van Advocaten na uitschrijving
In deze zaak stond de gedaagde, een voormalig advocaat, op 1 januari 2021 ingeschreven op het Landelijk Advocaten Tableau. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) legde hem in januari 2021 een financiële bijdrage op, die hij weigerde te betalen, omdat hij per 1 mei 2021 uitgeschreven was. De gedaagde voerde aan dat hij om verschillende redenen niet verplicht was deze bijdrage te voldoen. Echter, zowel de bestuursrechter als de kantonrechter stelden hem in het ongelijk. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de NOvA tot betaling van de financiële bijdrage van € 329,00 over 2021 toewijsbaar was, en wees de vorderingen van de gedaagde in reconventie af. De rechter benadrukte dat de beschikking van de NOvA formele rechtskracht had en dat de gedaagde niet tijdig bezwaar had gemaakt. De kantonrechter oordeelde verder dat de gedaagde wettelijke rente verschuldigd was vanaf 12 mei 2021, en dat hij ook buitengerechtelijke incassokosten moest vergoeden. De vordering van de gedaagde tot terugbetaling van de financiële bijdrage over 2020 werd afgewezen, evenals zijn verzoek om een verklaring voor recht over de onverbindendheid van een artikel uit de Verordening op de Advocatuur. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten van de NOvA.