ECLI:NL:RBMNE:2024:6796
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning met gegrondverklaring en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.F.J.M. van Abbe, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 644.000,- voor het belastingjaar 2023. De heffingsambtenaar had deze waarde bepaald op basis van de Wet waardering onroerende zaken, met een waardepeildatum van 1 januari 2022. Eiser's bezwaar werd in de uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2023 ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde.
Tijdens de digitale zitting op 25 oktober 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een compromis hebben bereikt over de waarde van de woning, die op de waardepeildatum op € 585.000,- moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd, wat ook gevolgen heeft voor de aanslag onroerendezaakbelasting.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die in totaal € 1.499,- bedragen, en dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.