ECLI:NL:RBMNE:2024:6794

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/4981
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waarde van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.F.J.M. van Abbe, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente was vastgesteld op € 356.000,- voor het belastingjaar 2023. De heffingsambtenaar had deze waarde bepaald op basis van de Wet waardering onroerende zaken, maar eiser was het hier niet mee eens en had beroep ingesteld nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard. Tijdens de digitale zitting op 25 oktober 2024 werd een compromis bereikt over de waarde van de woning, waarbij partijen overeenkwamen dat de waarde op de waardepeildatum van 1 januari 2022 € 320.000,- zou bedragen. De rechtbank heeft dit compromis overgenomen en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar en verlaagde de WOZ-waarde van de woning tot het overeengekomen bedrag. Daarnaast werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 1.499,- en het griffierecht van € 50,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.F.J.M. van Abbe)
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: H. Mercanoglu).

Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van een woning aan de [adres] in [plaats] (de woning).
1.2
De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 24 februari 2023 (het primaire besluit) op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 vastgesteld op € 356.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2022. Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van deze woning ook aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd, waarbij de WOZwaarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.3
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 30 augustus 2023 (de bestreden uitspraak) heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd.
1.4
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met een taxatiematrix ingediend.
1.5
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 25 oktober 2024. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door [taxateur] (taxateur).

Overwegingen

2. Eiser is eigenaar van de woning, een rijwoning uit 1965. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 102 m². De woning beschikt over een vrijstaande schuur van 9 m².
3. Partijen zijn bij wijze van compromis overeengekomen dat de waarde in het economisch verkeer van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2022 € 320.000,- moet bedragen. De rechtbank sluit zich hierbij aan.
Proceskostenvergoeding en griffierecht
4.1
Omdat het beroep gegrond is, heeft eiser recht op vergoeding van zijn proceskosten in bezwaar en beroep en het griffierecht. De hoogte van de proceskostenvergoeding is nog in geschil. Eiser heeft verzocht om proceskostenvergoeding conform een uitspraak van de Hoge Raad [1] waarin het bedrag van € 624,- per punt wordt gehanteerd en een weging van 1 wordt toegepast. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd een zeer lichte weging van 0,25 toe te passen als het gaat om de hoogte van de proceskostenvergoeding en geeft aan dat dat aansluit bij het beleid van de rechtbank Midden-Nederland.
4.2
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op 1 januari 2024 is artikel 30a van de Wet WOZ in werking getreden. Op grond van het eerste en tweede lid worden de te vergoeden proceskosten vermenigvuldigd met de daar bepaalde factor. Op grond van het overgangsrecht blijft deze wettelijke vermenigvuldigingsfactor echter buiten toepassing, omdat de aanslag en de uitspraak op bezwaar van voor 1 januari 2024 dateren. [2] De rechtbank bepaalt de wegingsfactor voor de proceskosten overeenkomstig haar uitgangspunten. [3]
4.3
In deze zaak gaat het over de WOZ-waarde van een woning en heeft gemachtigde van eiser gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde werkwijze. Wel heeft gemachtigde van eiser een nieuwe referentiewoning naar voren gebracht op basis waarvan de heffingsambtenaar de waarde naar de beneden heeft vastgesteld. Dat maakt dat de rechtbank in dit geval een wegingsfactor van 0,5 hanteert. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 624,- [4] en in beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde van eiser heeft een bezwaarschrift ingediend en er heeft een schriftelijke hoorzitting plaatsgevonden. In beroep heeft hij een beroepschrift ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dat maakt dat de proceskostenvergoeding in totaal € 1.499,- bedraagt. Ook moet de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
4.4
De rechtbank wijst de heffingsambtenaar erop dat hij op grond van deze uitspraak te vergoeden bedragen voor proceskosten en griffierecht uitsluitend mag uitbetalen op een bankrekening die op naam staat van eiser. Dat volgt uit artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ, waarvoor geen overgangsrecht geldt.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het compromis over de waarde van de woning verklaart de rechtbank het beroep gegrond en wordt de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank zal de waarde van de woning verlagen en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting overeenkomstig verminderen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de bij beschikking vastgestelde waarde van de woning tot een bedrag van
€ 320.000,- ;
- bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig dient te worden verminderd;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.499,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Stumpel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024.
de griffier de rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel IV, onder a, van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm.
3.Uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4481, overwegingen 15-31.
4.Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1060, moet de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase worden vastgesteld aan de hand van punt 2 van onderdeel B2 van de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht.