ECLI:NL:RBMNE:2024:6791
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde van zijn woning, gelegen aan de [adres] in [plaats]. De heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] had in een beschikking van 24 februari 2023 de WOZ-waarde vastgesteld op € 329.000,- per 1 januari 2022. Eiser maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond in de uitspraak op bezwaar van 24 augustus 2023. Eiser ging hiertegen in beroep. Tijdens de procedure hebben partijen een compromis bereikt over de WOZ-waarde, waarbij de nieuwe waarde op € 305.000,- werd vastgesteld. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, waarbij de rechtbank zich aansloot bij het compromis van partijen.
De rechtbank overwoog dat het beroep gegrond was en dat de uitspraak op bezwaar vernietigd moest worden. De rechtbank bepaalde dat de WOZ-waarde van de woning verlaagd werd tot € 305.000,- en dat de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig moest worden verminderd. Daarnaast heeft de rechtbank de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser ter hoogte van € 373,75 en het griffierecht van € 50,-. De rechtbank hanteerde een wegingsfactor van 0,25 voor de proceskostenvergoeding, in overeenstemming met haar beleid in vergelijkbare WOZ-zaken. De uitspraak werd gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 december 2024.