In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de openbaarmaking van informatie met betrekking tot de BIG-registratie van eiseres, een psychiater. Derde-belanghebbende had op 7 april 2022 verzocht om openbaarmaking van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (thans Wet open overheid, Woo). De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft dit verzoek deels toegewezen en deels afgewezen, wat heeft geleid tot bezwaar van eiseres. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van alle partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft beoordeeld of de minister terecht heeft volstaan met de gedeeltelijke openbaarmaking van het document ‘overzicht zorgverlener’. De rechtbank concludeert dat de minister dit op de juiste wijze heeft gedaan, waarbij het belang van de persoonlijke levenssfeer van eiseres zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank stelt vast dat de Wet BIG geen bijzondere openbaarmakingsregeling is die voorgaat op de Woo, en dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde persoonsgegevens niet openbaar zijn gemaakt. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij schade heeft geleden door de openbaarmaking van de geanonimiseerde informatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de minister het overzichtsdocument op de juiste wijze openbaar heeft gemaakt. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.