ECLI:NL:RBMNE:2024:6766

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/5538
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens twijfel over identiteit en nationaliteit

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van eiser tegen de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had het verzoek afgewezen op 26 januari 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het verzoek terecht heeft afgewezen, omdat er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser heeft een Ranov-vergunning, maar moet zijn identiteit en nationaliteit kunnen aantonen. De staatssecretaris heeft twijfels over de geboorteakte van eiser en er is geen paspoort overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om de twijfels weg te nemen. Eiser heeft wel aangegeven een contra-expertise te willen indienen, maar heeft niet onderbouwd dat dit onmogelijk is.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aan zijn bewijslast heeft voldaan en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan in de toekomst een nieuwe aanvraag indienen als hij in staat is om de benodigde documenten te overleggen. De rechtbank wijst erop dat eiser geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5538
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: R. Hopman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser waarbij eiser heeft verzocht om naturalisatie.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 26 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de partner van eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk heeft. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Beoordeling door de rechtbank

3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het aan de verzoeker die het Nederlanderschap wil verkrijgen om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Eiser heeft een Ranov-vergunning. Voor mensen met een Ranov-vergunning geldt een uitzondering voor het aantonen van hun identiteit en nationaliteit. Dan mag er geen twijfel zijn over de identiteit en nationaliteit van de betrokken aanvrager. [1]
4. In het geval van eiser is er wel sprake van twijfel over zijn identiteit en nationaliteit. Deze twijfel is gebaseerd op de taalanalyses die tijdens de asielprocedure van eiser in 2006 hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft niet gezien dat er iets niet klopt aan de taalanalyses. Naar aanleiding van de opmerkingen die eiser heeft gemaakt over de taalanalyses heeft de staatssecretaris onderzoek laten doen door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). Daarmee zijn de opmerkingen die eiser heeft gemaakt weggenomen. Eiser heeft hiertegen niets aangevoerd.
5. Eiser heeft wel aangevoerd dat hij een contra-expertise zou willen indienen, maar dat hij niet iemand kan vinden die dat zou kunnen. Eiser heeft op zitting gezegd dat hij twee personen heeft benaderd maar dat die geen contra-expertise kunnen geven. De rechtbank overweegt dat meer mensen een contra-expertise zouden kunnen geven. Eiser heeft niet onderbouwd dat niemand hem kon helpen of dat hij onvoldoende financiële middelen had om een contra-expertise te betalen. Daarvan zitten geen bewijsstukken in het dossier. De rechtbank vindt daarom dat niet is gebleken dat het onmogelijk is voor eiser om een contra-expertise in te dienen.
6. Omdat er twijfel is over de identiteit en nationaliteit van eiser, moet eiser die twijfel wegnemen en zijn nationaliteit aantonen met een geboorteakte en een paspoort. Eiser heeft een geboorteakte en een verklaring van de ambassade overgelegd. De staatssecretaris twijfelt aan de geboorteakte omdat die op een later moment is opgemaakt en het onduidelijk is op grond van welke gegevens die akte is afgegeven. De staatssecretaris heeft ook verwezen naar het verslag van het eerste gehoor tijdens de asielprocedure uit 1999, waaruit blijkt dat eiser gezegd heeft dat hij in het ziekenhuis een geboorteakte heeft gekregen. Daarover heeft eiser aangevoerd dat het een ziekenhuisdocument was, en geen officiële geboorteakte. De rechtbank begrijpt wat eiser hierover heeft aangevoerd. De rechtbank volgt de staatssecretaris niet in zijn standpunt dat eiser tijdens zijn asielprocedure heeft gezegd dat hij eerder is geregistreerd bij de autoriteiten van Sierra Leone.
7. De rechtbank volgt de staatssecretaris wel in zijn standpunt dat het onduidelijk is op basis van welk onderzoek eiser in 2012 een geboorteakte heeft kregen. Eiser heeft gezegd dat hij zijn naam en geboortedorp heeft opgeschreven op een briefje en dat met een pasfoto heeft meegegeven aan zijn vriend om in Sierra Leone een geboorteakte te regelen. De staatssecretaris stelt terecht dat onduidelijk is of en zo ja, welk onderzoek heeft plaatsgevonden in Sierra Leone om te kijken of het klopt wat eiser heeft opgeschreven op het briefje dat hij aan zijn vriend heeft meegegeven. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de ambassade. Ook daarbij is onduidelijk of en zo ja, welk onderzoek heeft plaatsgevonden om te controleren of het klopt wat eiser zegt. De staatssecretaris mag daarom twijfelen of de geboorteakte wel klopt.
8. De rechtbank heeft nagedacht of de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen. Eiser zegt namelijk dat hij de geboorteakte heeft gekregen op de wijze zoals is omschreven in het Algemeen ambtsbericht Sierra Leone. De rechtbank merkt op dat eiser geen paspoort heeft overgelegd. Ook al zou de geboorteakte verder onderzocht moeten worden, is het paspoort er niet. Eiser zegt dat hij geen paspoort kan overleggen. Voor zover iemand in bewijsnood is om een paspoort te overleggen, moet diegene aantonen dat hij alles heeft gedaan om aan de stukken te komen. Dat heeft eiser niet gedaan. Dat eiser in bewijsnood verkeert met het overleggen van een paspoort, is daarom niet aannemelijk geworden. Daarom is het ook niet nodig om nader onderzoek te doen naar de geboorteakte.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser op dit moment niet kan naturaliseren. Als eiser wel met documenten zou kunnen komen die zijn identiteit en nationaliteit kunnen aantonen, kan eiser een nieuwe aanvraag indienen.
10. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
11. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 december 2024 door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie paragaaf 3.5. bij de toelichting op artikel 7 van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap en bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2330.