ECLI:NL:RBMNE:2024:666
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Eindvonnis na bewijslevering over boete verschuldigd door werknemer op basis van vaststellingsovereenkomst
In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. De werknemer was op grond van een vaststellingsovereenkomst een boete van € 25.000,-- verschuldigd aan de werkgever, omdat hij ten tijde van het ondertekenen van deze overeenkomst uitzicht had op ander werk. De procedure volgde na een tussenvonnis van 5 juli 2023, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat de werknemer voldoende gelegenheid had gekregen om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de werkgever dat hij uitzicht had op ander werk. De werknemer heeft verschillende bewijsstukken ingediend, waaronder correspondentie en facturen, maar de kantonrechter oordeelde dat deze niet voldoende waren om de voorlopige vaststelling te ontzenuwen. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer bij het ondertekenen van de vaststellingsovereenkomst al concrete plannen had voor een nieuwe onderneming, wat zijn uitzicht op ander werk bevestigde. De vorderingen van de werknemer tot betaling van een vergoeding en een management fee werden afgewezen, terwijl de werkgever werd veroordeeld tot betaling van het resterende bedrag van de boete. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.