ECLI:NL:RBMNE:2024:6609

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
C/16/582306 / KG ZA 24-506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in het kader van zorgverlening en beëindiging van een zorgovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een zorginstelling, aangeduid als [eiseres], en een cliënt, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontruiming van een woning die aan [gedaagde] ter beschikking was gesteld in het kader van een zorgtraject. De zorgovereenkomst tussen partijen was beëindigd op 15 mei 2024, omdat [gedaagde] niet meer voldeed aan de voorwaarden van het zorgtraject en geen gebruik meer maakte van de geboden zorg. [eiseres] vorderde dat [gedaagde] de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen, met de mogelijkheid om dit door een deurwaarder te laten uitvoeren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen huurverhouding tussen partijen bestond, maar dat er sprake was van een zorgovereenkomst. De rechter concludeerde dat [gedaagde] zonder recht of titel in de woning verbleef, nu de zorgovereenkomst was beëindigd en er geen geldige beschikking meer was die het verblijf rechtvaardigde. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen af en oordeelt dat de ontruiming gerechtvaardigd is, ook al heeft [gedaagde] psychische problemen en moeite met verhuizen. De rechter bepaalde dat [gedaagde] de woning binnen één maand na betekening van het vonnis moest ontruimen en dat zij in de proceskosten werd veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zorginstellingen en de noodzaak om zorg te bieden die aansluit bij de behoeften van cliënten. De rechter heeft ook rekening gehouden met de belangen van andere jongeren die wachten op een plek in het zorgtraject, wat de urgentie van de ontruiming onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/582306 / KG ZA 24-506
Vonnis in kort geding van 28 november 2024
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. K.M.G. Verkleij,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H. Giard.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
[eiseres] heeft op 30 oktober 2024 een dagvaarding met 14 producties uitgebracht en [gedaagde] opgeroepen om te verschijnen in kort geding. Voorafgaande aan de mondeling behandeling heeft [gedaagde] 7 producties toegestuurd.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 14 november 2024. Bij de mondelinge behandeling waren namens [eiseres] aanwezig mevrouw [A] , bestuurder bij [eiseres] , mevrouw [B] , manager zorg bij [eiseres] en mevrouw [C] , teammanager bij [eiseres] , bijgestaan door mr. Verkleij. [gedaagde] was samen met mr. Giard eveneens bij de mondelinge behandeling aanwezig. Door en namens beide partijen zijn, mede aan de hand van pleitaantekeningen, de standpunten verder toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de voorzieningenrechter. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] is een zorginstelling met als doel het bieden van specialistische jeugdhulp aan 0 tot 23 jarigen. Op basis van een door het buurtteam namens de gemeente [gemeente] afgegeven beschikking verblijft [gedaagde] sinds 16 november 2021 bij [eiseres] . [eiseres] heeft in dat verband een woning aan de [adres] in [plaats 2] (hierna: de Woning) ter beschikking gesteld. [gedaagde] nam deel aan het zogenaamde [.] -traject, waarin de zorg door [eiseres] aan [gedaagde] wordt verleend. Volgens [eiseres] is in het afgelopen jaar gebleken dat het [.] -traject voor [gedaagde] niet (meer) geschikt is. [eiseres] heeft in dit verband onder meer naar voren gebracht dat [gedaagde] afspraken niet nakomt en geen gebruik meer maakt van de aangeboden begeleiding. Na tussentijdse verlenging en in overleg met alle betrokken instanties, is de beschikking op 15 mei 2024 geëindigd. [eiseres] stelt dat daarmee het recht van [gedaagde] is vervallen om zorg te ontvangen en in de Woning te blijven.
2.2.
Gezien het voorgaande en gelet op het feit dat [gedaagde] de Woning niet heeft verlaten vordert [eiseres] – samengevat – [gedaagde] te veroordelen om de Woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, met machtiging van [eiseres] om de ontruiming zo nodig zelf door middel van een deurwaarder te doen uitvoeren, met compensatie van de proces- en nakosten.
2.3.
[gedaagde] stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat [eiseres] niet handelt volgens de op haar rustende zorgplicht en verantwoordelijkheid. Volgens [gedaagde] zijn er geen valide redenen om de zorgverlening aan haar te beëindigen. Zij concludeert dan ook tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] .

3.De beoordeling

Spoedeisend belang
3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vorderingen van [eiseres] in kort geding alleen toewijsbaar zijn indien in hoge mate aannemelijk is dat ook de bodemrechter tot toewijzing van de vordering zal komen. Daarnaast dient [eiseres] ook voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen te hebben. [gedaagde] heeft het spoedeisende karakter van de vorderingen van [eiseres] betwist.
3.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak. [eiseres] heeft aangevoerd dat [gedaagde] de Woning momenteel zonder recht of titel gebruikt. De Woning maakt deel uit van een beperkte hoeveelheid woonvoorzieningen die beschikbaar zijn voor het [.] -traject waarin jongeren woonbegeleiding krijgen. Mede gelet op de schaarste aan dit soort type voorzieningen leidt het beëindigen van de door [eiseres] gestelde onrechtmatige bewoning door [gedaagde] tot een voldoende spoedeisend belang.
Kwalificatie van de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde]
3.3.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of [gedaagde] in de Woning mag blijven dient eerst te worden ingegaan op de kwalificatie van de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] . De plaatsing van [gedaagde] bij [eiseres] wordt als jeugdhulp op grond van de Jeugdwet bekostigd waarvoor, zoals hiervoor beschreven, door het buurtteam namens de gemeente [gemeente] een beschikking is afgegeven. [gedaagde] is [eiseres] voor het verblijf in de Woning dus geen financiële vergoeding verschuldigd. De Woning is aan [gedaagde] alleen in gebruik gegeven in verband met de zorg en begeleiding binnen het [.] -traject. Gezien de voorgaande omstandigheden is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter tussen partijen sprake van een zorgovereenkomst nu het zorgelement in de tussen partijen bestaande relatie overheerst. Dat brengt met zich dat [eiseres] als zorgaanbieder met betrekking tot de Woning andere verplichtingen heeft jegens [gedaagde] , dan in de verhouding verhuurder en huurder het geval zou zijn.
3.4.
Uit de door [eiseres] geschetste feiten en omstandigheden en de door haar overgelegde correspondentie blijkt voorts voldoende dat het begeleidingsprogramma bestaande uit het [.] -traject niet (meer) passend is voor [gedaagde] . [eiseres] heeft toegelicht dat [gedaagde] kampt met forse psychische problematiek, zoals een eet- en slaapstoornis, depressie en suïcidale gedachten. In het verleden heeft zij ook PTSS gehad. Door [eiseres] is verder toegelicht dat het [.] -traject uitsluitend is gericht op het helpen van jongeren naar zelfstandigheid. Dit ziet puur op de ontwikkeling van praktische vaardigheden. Het [.] -traject ziet nadrukkelijk dus niet op het leveren van psychologische zorg. [eiseres] heeft uitgelegd dat de begeleiders van het [.] -traject daarin ook niet zijn gespecialiseerd. Zij heeft daarom geadviseerd om [gedaagde] aan te melden voor een beschermd wonen voorziening op de grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). [eiseres] heeft toegelicht dat beschermd wonen [gedaagde] stabiliteit in een woonplek biedt waarbij specialistische hulp vanuit de GGZ kan worden ingeschakeld. Vanwege het ontbreken van de doelmatigheid van de huidige hulp is de beschikking niet verlengd en uiteindelijk op 15 mei 2024 geëindigd.
Ontruiming van de Woning
3.5.
Vaststaat dat er tussen partijen sprake is van een zorgovereenkomst en de onderliggende beschikking niet is verlengd. De vervolgvraag die in dit kort geding vervolgens moet worden beantwoord is of [gedaagde] het recht heeft om in de Woning te blijven. De voorzieningenrechter overweegt dat met het aflopen van de beschikking op
15 mei 2024 de grond waarop [gedaagde] zorg van [eiseres] in het [.] -traject ontvangt is komen te vervallen. Daarmee is de zorgovereenkomst tussen partijen dus beëindigd. Het aflopen van de beschikking heeft tot gevolg dat [eiseres] geen financiering vanuit de gemeente meer krijgt en de vergoeding voor de zorg en het verblijf van [gedaagde] is stopgezet. Omdat het verblijf van [gedaagde] , zoals ook onder 3.3 aan de orde is gekomen, onlosmakelijk is verbonden met de zorg die [gedaagde] van [eiseres] in het [.] -traject ontvangt, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook dit verblijf te eindigen. Met andere woorden: met het aflopen van de beschikking heeft [gedaagde] geen recht meer om in de Woning te blijven wonen. De voorzieningenrechter weegt daarbij zwaar mee dat het besluit om de beschikking niet te verlengen en de daarmee samenhangende beëindiging van de zorgovereenkomst zorgvuldig is genomen. De voorzieningenrecht licht dat als volgt toe.
3.6.
Uit de door [eiseres] overgelegde correspondentie blijkt voldoende dat de door [eiseres] geboden zorg via het [.] -traject niet toereikend is, [gedaagde] geen gebruik meer maakt van de aangeboden zorg en afspraken niet nakomt. Uit de door [gedaagde] als productie 1 overgelegde situatieschets volgt bovendien dat dat zij erkent dat de zorg die zij nodig heeft de praktische hulp voorbij gaat. [gedaagde] schrijft onder meer: “
Het is al enige tijd duidelijk dat ik meer begeleiding nodig heb in het wonen wat voorbij praktische hulp gaat.” Uit diezelfde situatieschets volgt ook dat [gedaagde] [eiseres] wantrouwt. Dit wantrouwen zorgt ervoor dat [gedaagde] andere hulpverleners, zoals onder andere het buurtteam, geen toestemming verleent om contact te hebben met [eiseres] . De begeleiding binnen het [.] -traject is daardoor niet alleen ontoereikend, maar voor [eiseres] ook onmogelijk geworden. Dat de manier van zorgverlening niet adequaat is voor [gedaagde] wordt bovendien onderschreven door andere deskundigen, nu de beslissing om de beschikking niet te verlengen is genomen in samenspraak met de andere betrokken zorginstanties zoals het buurtteam en [instelling 1] .
3.7.
Uit de door [eiseres] overgelegde correspondentie blijkt voorts dat [gedaagde] – met hulp van [eiseres] en de andere instanties – al gedurende lange tijd op zoek zou gaan naar een vervolgplek, maar dat vervolgens niet doet. In diverse gesprekken en correspondentie met [gedaagde] heeft [eiseres] [gedaagde] gewaarschuwd dat de zorg en het verblijf bij [eiseres] zou eindigen na het aflopen van de beschikking. Zij heeft getracht om [gedaagde] te activeren onder begeleiding van medewerkers van het [.] -traject op zoek te gaan naar een passende vervolgplek maar dit heeft tot niets geleid. [eiseres] heeft zich ook zelf ingezet om een vervolgplek te vinden voor [gedaagde] en deze gevonden bij zorginstelling [instelling 2] in de vorm van een beschermd wonen voorziening. Dit lijkt een zeer geschikte plek voor [gedaagde] . [gedaagde] heeft deze plek echter zelf afgewezen, waardoor deze naar een ander is gegaan. [gedaagde] heeft aangevoerd dat deze vervolgplek bij [instelling 2] voor haar te snel kwam en dat zij daarop niet was voorbereid. Op zich is – zeker gelet op de problematiek van [gedaagde] – voorstelbaar dat die voorgestelde verhuizing [gedaagde] zwaar viel. Daar staat echter wel tegenover dat het [gedaagde] , gelet op het hele traject, bekend was dat zij niet langer kon blijven en [eiseres] ook herhaaldelijk hulp heeft aangeboden bij de praktische zaken rondom de verhuizing en [gedaagde] de tijd bood. De beschikking is bovendien juist verlengd met als doel een passende vervolgplek voor [gedaagde] te vinden. Hoe lastig een verhuizing voor [gedaagde] gezien haar psychische problematiek ook is, [eiseres] heeft hierin wel zorgvuldig gehandeld en daarmee aan haar zorgplicht voldaan. [gedaagde] had, op enig moment, zelf met de aangeboden hulp moeten meewerken aan het vinden (en accepteren) van een andere woonplek.
3.8.
Gelet op het voorgaande kan van [eiseres] als zorginstelling niet worden verwacht dat zij, zonder dat daaraan een geldige beschikking ten grondslag ligt, nog langer een woonplek voor [gedaagde] blijft faciliteren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mag [eiseres] daarom vorderen dat [gedaagde] de Woning verlaat. Dat is ook belangrijk omdat [eiseres] er belang bij heeft om de Woning aan te bieden aan iemand die de begeleiding uit het [.] -traject nodig heeft en waarvoor de Woning dient. In dit kader heeft [eiseres] , onweersproken, aangevoerd dat er momenteel een wachtlijst is met jongeren die de Woning direct kunnen betrekken en geschikt zijn om deel te nemen aan het [.] -traject.
Inbreuk op het woonrecht uit artikel 8 EVRM gerechtvaardigd
3.9.
[gedaagde] heeft onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van
12 januari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:25) een beroep gedaan op artikel 8 EVRM. [gedaagde] stelt dat bij een vordering tot ontruiming over het woonbelang moet worden geoordeeld bij de afweging van alle belangen. Zij verwijst in dat kader naar haar persoonlijke omstandigheden. Volgens [gedaagde] is de ontruimingsvordering niet evenredig en niet noodzakelijk.
3.10.
Hoewel de ontruiming van de Woning als een inmenging in het privéleven van [gedaagde] en haar recht op een woning, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM, kan worden gezien, is deze inmenging gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter licht dat als volgt toe.
3.11.
[gedaagde] heeft toegelicht dat zij vanwege haar psychische problematiek onder meer moeite heeft met een verhuizing op korte termijn. Zij kan de gevolgen daarvan niet overzien en stelt er daarom belang bij te hebben om nog in de Woning te kunnen blijven. [eiseres] heeft haar belang bij een ontruiming toegelicht. Zij heeft gesteld de Woning nodig te hebben voor jongeren waarvoor het [.] -traject wel passend is. In dit kader meent de voorzieningenrechter dat [eiseres] veel oog heeft gehad voor de belangen van [gedaagde] , juist vanwege haar (persoonlijke) omstandigheden. Sterker nog, [eiseres] heeft haar verantwoordelijkheid genomen om te voorkomen dat [gedaagde] op straat zou komen te staan door actief te zoeken naar een vervolgplek met zorg die voor [gedaagde] geschikt is omdat [eiseres] de juiste zorg niet meer zelf kan leveren. Op dit moment houdt [gedaagde] echter al wel langere tijd de Woning bezet, terwijl er geen zorg meer wordt geleverd en daarvoor ook geen grondslag (beschikking) meer bestaat.
Deze belangen over en weer zijn in deze procedure aan de orde gekomen en in dit vonnis afgewogen, waarbij is geconcludeerd dat [eiseres] mag vorderen dat [gedaagde] de Woning verlaat. Een inbreuk op het in artikel 8 EVRM beschermde recht van [gedaagde] is dan ook gerechtvaardigd. Dat recht gaat overigens ook niet zo ver dat een behandelende instelling de plaats van het verblijf tijdens de behandeling niet zou mogen wijzigen indien daartoe een goede aanleiding bestaat. Die aanleiding is hier nu juist aan de orde omdat de plaats waar [gedaagde] verblijft, zoals gezegd, voor haar behandeling niet adequaat is en daarnaast [eiseres] die plaats hard nodig heeft voor de behandeling van iemand voor wie die plek wel passend is.
Conclusie
3.12.
Hetgeen in dit vonnis is overwogen leidt tot de conclusie dat [gedaagde] momenteel zonder recht of titel in de Woning verblijft. Daarmee is voldoende aannemelijk dat ook de bodemrechter de ontruimingsvordering van [eiseres] zal toewijzen. Een belangenafweging maakt dat gezien de hiervoor beschreven omstandigheden niet anders. Nu is voldaan aan het criterium onder 3.1 zal de vordering tot ontruiming van de Woning worden toegewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] erkend dat het lastig is in te schatten wanneer een andere, passende vervolgplek voor [gedaagde] beschikbaar komt omdat dit van veel factoren afhankelijk is. Bovendien vindt eind november tussen [gedaagde] en [instelling 2] een herstelgesprek plaats waaruit wellicht meer duidelijkheid volgt over (alsnog) een eventuele vervolgplek bij [instelling 2] . Om die redenen wordt de termijn voor ontruiming bepaald op één maand na betekening van dit vonnis, waarbij [eiseres] , indien [gedaagde] niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoet, de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder kan bewerkstelligen.
Proceskosten
3.13.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft (de advocaat van) [gedaagde] voorgesteld om haar niet in de proceskosten te veroordelen wanneer de vorderingen van [eiseres] worden toegewezen. Zij voert daartoe aan dat dit voor meer stress en psychische druk zorgt omdat [gedaagde] niet over voldoende financiële middelen beschikt. [eiseres] wil hierin niet meegaan en heeft in dat verband aangevoerd dat deze procedure met zorggeld is gefinancierd. Geld dat zij aan zorg had kunnen besteden indien [gedaagde] vrijwillig de Woning had verlaten. Zij handhaaft daarom de vordering ten aanzien van de proceskosten.
Gelet op het voorgaande en het feit de vordering van [eiseres] wordt toegewezen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om van de hoofdregel af te wijken en zal [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 87,00
- salaris advocaat €
1.107,00
Totaal € 1.330,72
3.14.
[eiseres] vordert ook betaling van de nakosten. Nakosten zijn de kosten die worden gemaakt om de partij die in het ongelijk is gesteld te bewegen aan het vonnis te voldoen. De nakosten zullen als onweersproken op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om de Woning aan de [adres] in [plaats 2] binnen één maand na de betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en de Woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. in samenhang met artikel 444 Rv bepaalde;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.330,72;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 november 2024.
type: BEv / 4998
coll: