Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Inleiding
.Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. J.H. Swart. Eiser had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en verzocht om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), maar het Uwv weigerde deze uitkering op basis van verwijtbare werkloosheid. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom het ontslag van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat hij niet verwijtbaar werkloos was omdat hij niet in staat was om voor zijn werkgever te blijven werken door persoonlijke omstandigheden en afspraken over thuiswerken. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende had aangetoond dat er afspraken waren gemaakt over thuiswerken en dat hij niet had geprobeerd om zijn werkgever aan te spreken op deze afspraken. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiser verwijtbaar werkloos was en dat er geen recht op een WW-uitkering bestond. De beroepsgronden van eiser werden verworpen en het beroep werd ongegrond verklaard.