ECLI:NL:RBMNE:2024:6585
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WAO-uitkering door het Uwv na ontvangst van nabetalingen en transitievergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die sinds 30 november 1994 recht heeft op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser was aanvankelijk ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-45% en is per 1 juni 2023 in de klasse van 80-100% geplaatst. In juni 2023 ontving eiser een transitievergoeding van € 17.815,-, alsook nabetalingen van verlofuren en vakantiegeld. Het Uwv heeft op 20 december 2023 een besluit genomen waarin de inkomsten van eiser over de maanden juni tot en met november 2023 zijn verrekend met zijn WAO-uitkering. Dit leidde tot de conclusie dat eiser een bedrag van € 7.639,25 aan het Uwv moest terugbetalen. Na bezwaar heeft het Uwv dit bedrag herzien naar € 3.780,58 en vervolgens naar € 6.558,93. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder de stelling dat het maatmanloon onjuist was vastgesteld en dat de nabetalingen niet in aanmerking genomen hadden moeten worden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht de nabetalingen en de vergoeding voor niet genoten verlofuren had verrekend met de WAO-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het Uwv verplicht was om het onterecht betaalde bedrag terug te vorderen en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser het bedrag van € 6.558,93 aan het Uwv moet terugbetalen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.