In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 juli 2023 in Zeist met een metalen pijp meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte deze handelingen heeft verricht, er onvoldoende bewijs was om te stellen dat hij de intentie had om het slachtoffer te doden of dat hij daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en de zware mishandeling, maar achtte wel bewezen dat hij had geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de verdachte, door met kracht op het hoofd van het slachtoffer te slaan, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten. De rechtbank hield rekening met de context van een langlopend conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, evenals de psychische druk waaronder de verdachte verkeerde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt hierbij de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte mee, waaronder zijn zorg voor zijn dementerende vrouw.