ECLI:NL:RBMNE:2024:653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
16/186786-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en voltooide zware mishandeling; veroordeling poging zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 juli 2023 in Zeist met een metalen pijp meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte deze handelingen heeft verricht, er onvoldoende bewijs was om te stellen dat hij de intentie had om het slachtoffer te doden of dat hij daadwerkelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag en de zware mishandeling, maar achtte wel bewezen dat hij had geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de verdachte, door met kracht op het hoofd van het slachtoffer te slaan, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrachten. De rechtbank hield rekening met de context van een langlopend conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, evenals de psychische druk waaronder de verdachte verkeerde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt hierbij de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte mee, waaronder zijn zorg voor zijn dementerende vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.186786.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J. de Pree, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair
op 26 juli 2023 in Zeist heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven door hem meerdere keren met een metalen pijp op het hoofd te slaan;
subsidiair
op 26 juli 2023 in Zeist [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (twee (diepe) sneden op het hoofd) heeft toegebracht;
meer subsidiair
op 26 juli 2023 in Zeist heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit (poging doodslag), en acht het subsidiair ten laste gelegde feit (opzettelijk toebrengen zwaar lichamelijk letsel) wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat uit het strafrechtelijk onderzoek onvoldoende informatie naar voren is gekomen om vast te kunnen stellen hoe verdachte heeft geslagen. Daarom kan ook niet vastgesteld worden of er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) gedood had kunnen worden door het slaan van verdachte.
Volgens de officier van justitie kan wel op basis van het dossier worden vastgesteld dat er bij het slachtoffer sprake is van zwaar lichamelijk letsel, en dat het slaan met een metalen pijp op het hoofd van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht is geweest op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat kan worden aangenomen dat verdachte de aanmerkelijke kans op het intreden daarvan heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, heeft de raadsman zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair en subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht met de verdediging en de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Anders dan de officier van justitie en de raadsman, acht de rechtbank ook niet bewezen dat verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Uit het dossier blijkt slechts dat er sprake is van twee bloedende wonden op het hoofd. Het dossier bevat geen verdere informatie over de noodzaak van medisch ingrijpen, of over de verdere gevolgen voor het slachtoffer. Het enkel feit dat het slachtoffer aan de slagen met de pijp vermoedelijk twee littekens overhoudt is gelet op de plaats waar de littekens zich bevinden en de zichtbaarheid daarvan onvoldoende om het letsel te kunnen kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde feit bekend dat hij het slachtoffer meermalen met een metalen pijp op het hoofd heeft geslagen.. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 januari 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2023, genummerd PL0900-2023226439-13, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende een verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] , pagina 15 e.v.;
BewijsoverwegingDe vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte, door zich zo te gedragen, het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan slachtoffer: heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat dat gevolg zou kunnen intreden? Verdachte heeft verklaard dat hij aan het door hem slaan op het hoofd van het slachtoffer geen herinnering meer heeft en dat hij daarom ook niet meer weet met welke bedoeling hij het slachtoffer heeft geslagen. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
Aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank overweegt dat, door met kracht met een metalen pijp meermaals op het hoofd van iemand te slaan, de aanmerkelijke kans bestaat dat aan deze persoon daar zwaar lichamelijk letsel (bijvoorbeeld een schedelbreuk en/of hersenletsel) aan overhoudt. Dat in dit geval het slaan door verdachte geen zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad, maakt de kans daarop niet kleiner.
Bewuste aanvaarding
Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting volgt dat de verdachte meermalen met de metalen pijp op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, tot het moment waarop slachtoffer de metalen pijp vast grijpt waardoor verdachte niet opnieuw kon slaan. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte – in het bijzonder het feit dat hij meerdere malen slaat en hij daarmee niet uit eigen beweging is gestopt – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 26 juli 2023 te Zeist ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen met een metalen pijp op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

7.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging doet – onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 september 2018 (ECLI:NL:GHDHA:2018:2493) - een beroep op psychische overmacht en verzoekt verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Volgens de verdediging ging verdachte lange tijd gebukt onder wezenlijke en buitennormale, voornamelijk psychische, druk die is uitgeoefend door slachtoffer. Het handelen van verdachte moet worden gezien als een direct gevolg van deze continue druk, de serieuze dreiging die uit gaat van zijn neef en de door verdachte ervaren angst waardoor hij onvoldoende wilsvrijheid heeft gehad. Slachtoffer heeft gedreigd verdachte dood te schieten als hij niet het geld zou geven waar slachtoffer uit de erfenis van zijn vader recht op zou hebben. De optelsom van die dreigementen en de spanningen rondom de medische situatie van de echtgenote en zoon van verdachte, heeft geleid tot deze doorbraak van zelfregulatie en emoties. Dit maakt ook dat de herinnering aan deze gebeurtenis niet bij verdachte terug komt.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft op zitting verklaart dat hij zeer regelmatig werd bezocht en bedreigd door zijn neef, het slachtoffer, en dat dit telkens gepaard ging met verbale dreigementen. Ook op die dag, 26 juli 2023, zat verdachte met (onder meer) slachtoffer om tafel en eiste het slachtoffer een groot geldbedrag onder de dreiging hem dood te schieten. Verdachte verklaart dat hij op stond om een sigaar te roken en vervolgens ‘wakker’ werd met de metalen pijp in de handen van hem en slachtoffer.
Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht is kort gezegd vereist dat de dader stelt dat hij zich onder invloed van een van buiten komende druk niet anders kon gedragen dan hij heeft gedaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een dader uit angst, paniek, schrik of hevige gevoelens van machteloosheid heeft gehandeld. Van psychische overmacht is geen sprake indien iemand niet uit angst maar bijvoorbeeld uit boosheid of woede heeft gehandeld.
Verdachte weet naar eigen zeggen niet meer weet waarom hij zijn neef met een metalen pijp op het hoofd heeft geslagen. Dit laat in de gegeven omstandigheden, waarin het slachtoffer al vaker geld had geëist en dat kracht bijzette met doodsbedreigingen, een veelheid aan emoties open die hebben kunnen leiden tot het slaan met de metalen pijp. Dat verdachte met de metalen pijp heeft geslagen omdat hij op dat moment onder invloed van een buitengewone druk naar zijn idee niet anders kon handelen om een einde te maken aan de situatie met zijn neef is daarmee onvoldoende aannemelijk geworden.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht en concludeert dat niet van een omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 5 (vijf) maanden, met aftrek van het voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren,
- een taakstraf van 50 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van een straf rekening te houden met de omstandigheden zoals door de raadsman aangedragen bij de onderbouwing van voornoemd verweer. Verder verzoekt de verdediging de rechtbank om in sterke mate rekening te houden met de thuissituatie van verdachte, waarin hij de volledige zorg voor zijn dementerende vrouw draagt waardoor hij niet lang van huis kan zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, namelijk een poging tot zware mishandeling. Verdachte heeft, door met de metalen pijp op het hoofd van slachtoffer te slaan, letsel toegebracht aan een ander. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk. De rechtbank betrekt daarbij wel dat dit feit moet deze worden geplaatst in de bijzondere context van het langlopende conflict in de familiesfeer over geld. Verdachte is een man op leeftijd die over een langere periode gebukt ging onder serieuze dreigementen van het slachtoffer en zeer grote zorgen omtrent de gezondheid van zijn vrouw en zoon. De rechtbank houdt hier in strafmatigende zin rekening mee.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een reclasseringsadvies van 14 november 2023, uitgebracht door mevrouw A. Mandersloot, reclasseringswerker.
Uit het onderzoek van de reclassering komen de leefgebieden “relatie met familie” en “psychosociaal functioneren” naar voren als risicofactoren voor herhaling in delict gedrag. Verdachte heeft excessief geweld gebruikt bij oplopende spanningen wat duidt op beperkte copingsvaardigheden, maar hij heeft hiervoor inmiddels in een vrijwillig kader hulp gezocht. De reclassering adviseert dan ook om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen aan verdachte. De rechtbank volgt dit advies. Daarbij weegt de rechtbank mee dat door de verdediging ter terechtzitting een kopie van een vaststellingsovereenkomst is overhandigt, waaruit blijkt dat verdachte de vordering op terug levering van een pand aan diens overleden broer (en vader van slachtoffer), heeft afgekocht en daarmee het financiële geschil met slachtoffer heeft afgehandeld. Verder is een brief van Veilig Thuis overlegt waaruit blijkt dat zij de betrokkenheid bij verdachte afsluiten, en een afsprakenkaart van de huisarts waar verdachte gesprekken voert. Verdachte heeft hiermee aangetoond de nodige maatregelen te hebben getroffen om herhaling van gedrag te voorkomen. De rechtbank houdt hier in strafverminderende zin rekening mee. Verder heeft de rechtbank oog voor de privéomstandigheden van verdachte.
De straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank heeft hierbij gelet op vergelijkbare zaken en acht de modaliteit van een gevangenisstraf tegemoetkomen aan de aard en ernst van het feit. De rechtbank komt tot een geheel voorwaardelijke straf doordat in strafmatigende zin rekening is gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval en de persoon van verdachte.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de strafoplegging zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- Verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- Verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 maanden;
- Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- Als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.I. Eijfferts, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E.J. van de Mortel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Zeist
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
meermalen (met kracht) met een metalen pijp/buis op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 287 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Zeist
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten twee (diepe) sneden in/op het hoofd, heeft toegebracht door die
[slachtoffer] meermalen (met kracht) met een metalen pijp/buis op het hoofd te slaan;
(Artikel art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juli 2023 te Zeist
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen (met kracht) met een metalen pijp/buis op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juli 2023, genummerd PL0900-2023226439, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 1 tot en met 52. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.