ECLI:NL:RBMNE:2024:6452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/4948 Rectificatie
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rectificatie van politiegegevens en de noodzaak van vernietiging op basis van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft eiseres, geregistreerd in het politiesysteem met de incidentcode E33, een verzoek ingediend bij de korpschef van politie Midden Nederland om de onjuiste registraties te vernietigen. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 28 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was, maar de gemachtigde van de korpschef niet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verwerking van de politiegegevens noodzakelijk zou zijn voor de dagelijkse politietaak. Eiseres heeft betoogd dat de registratie als 'verward persoon' onterecht is en dat dit heeft geleid tot stigmatisering en andere nadelige gevolgen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef niet voldoende heeft aangetoond dat de gegevens nog noodzakelijk zijn en dat de weigering om de gegevens te vernietigen niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de korpschef opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4948 Rectificatie pagina 8

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

de korpschef van politie Midden Nederland, de korpschef

(gemachtigde: mr. S. Maas).

Waar gaat deze zaak over?

1. In het politiesysteem staat eiseres bij een aantal registraties geregistreerd met de incidentcode E33 – “Overlast door verward/overspannen persoon”. Eiseres heeft inzage gevraagd en gekregen in die registraties. Vervolgens heeft eiseres een verzoek gedaan bij de korpschef om deze, volgens haar onjuiste, registraties en de daarbij vermelde incidentcode E33 (de gegevens) te vernietigen op grond van artikel 28 Wet politiegegevens (Wpg). Deze aanvraag heeft de korpschef met het besluit van 21 augustus 2023 (het bestreden besluit) afgewezen.
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag. De korpschef heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft eiseres deelgenomen. De gemachtigde van de korpschef is, met melding van verhindering, niet verschenen.
3. De korpschef heeft verzocht om de politieregistraties, die onderdeel van het dossier uitmaken, niet aan eiseres te verstrekken. Wel mag zij ze inzien. De korpschef heeft hierbij een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft in de voorfase aangegeven dat er geen beslissing wordt genomen op grond van artikel 8:29 van de Awb, aangezien de verstrekking van de registraties onderwerp van geschil is in deze procedure. De rechtbank heeft daarom gehandeld alsof het verzoek om beperking van kennisneming is gerechtvaardigd. De rechtbank is daarvan tijdens de zitting teruggekomen, omdat het in deze zaak niet gaat om de verstrekking maar om de vernietiging van de gegevens. Tijdens de zitting heeft de rechtbank eiseres de betreffende stukken dan ook laten inzien, zonder deze aan haar mee te geven. De rechtbank heeft ook zelf de onderliggende stukken ingezien.

Oordeel

4. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is omdat de korpschef het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Hieronder zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.

Overwegingen

Hoe zijn de registraties ontstaan en de gevolgen daarvan
5. Eiseres heeft in het jaar 2020 drie keer contact gehad met de politie vanwege overlast die eiseres van haar buren ervaarde. Hiervan heeft de politie vier registraties opgesteld in het politiesysteem, namelijk: PL0900-2020121739-1 van 22 april 2020; PL0900-2020158088-1 van 22 mei 2020; PL0900-2020210641-2 van 26 augustus 2020 en PL0900-202010641-1 van 28 oktober 2020.
6. Achteraf is eiseres gebleken dat de politie na een eerste telefoongesprek op 21 april 2020 de incidentcode E33 heeft toegevoegd aan de registratie hierover. Naar aanleiding van deze code heeft een verkeerspolitie-agent een mededeling gedaan aan het CBR dat het vermoeden bestond dat eiseres niet langer geschikt zou zijn op basis van haar geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Eiseres heeft als gevolg hiervan een onderzoek moeten laten doen naar haar rijgeschiktheid. Uiteindelijk is eiseres geschikt verklaard om te rijden op basis van medisch onderzoek en is het rijbewijs van eiseres – na een schorsing van de geldigheid daarvan – weer geldig verklaard.
Wat heeft eiseres aangevoerd?
7. De incidentcode E33 staat volgens eiseres nog steeds ten onrechte in het politiesysteem bij bovengenoemde registraties. De kwalificatie van ‘verward persoon’ is feitelijk onjuist. Dat blijkt uit het feit dat zij haar rijbewijs weer terug heeft gekregen van het CBR en ook uit de omstandigheid dat de politieagenten die eiseres hebben bezocht destijds geen aanleiding hebben gezien om psychiatrische hulp voor haar in te schakelen. De politieagent die de betreffende mededeling aan het CBR heeft gedaan, heeft zich enkel gebaseerd op de informatie in het politiesysteem. Uit de procedures die eiseres is gestart bij de klachtencommissie van de politie en bij de nationale ombudsman is gebleken dat er onvoldoende maatwerk is toegepast in het geval van eiseres.
8. Gelet op het voorgaande moeten de gegevens van eiseres worden vernietigd, dan wel worden afgeschermd, op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). Het is eiseres niet duidelijk waarom de korpschef niet kiest voor het afschermen van de gegevens in plaats van het afwijzen van haar aanvraag. Daarnaast is het niet duidelijk waarom de gegevens ‘noodzakelijk zijn voor uitvoering van de dagelijkse politietaak’ en waarom de gegevens niet eerder dan na vijf jaar kunnen worden verwijderd. Artikel 8 van de Wpg geeft die mogelijkheid namelijk wel.
9. Verder voert eiseres aan dat door het delen van de incidentcode E33 met de keten, deze code leidt tot stigmatisering. De koppeling van de code E33 aan eiseres heeft voor haar verstrekkende gevolgen. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij onjuist is behandeld door het wijkteam, dat het wijkteam de code heeft doorgegeven aan haar huisarts en dat eiseres het idee heeft dat de hele buurt weet dat zij bij de politie geregistreerd staat met deze code. Ook heeft eiseres ter onderbouwing van haar standpunt delen van een plenaire vergadering van de eerste kamer overgelegd, waarbij drs. M.A.M. Barth vragen heeft gesteld over stigmatisering als gevolg van het gebruik van code E33. [1] Verder heeft eiseres verwezen naar het onderzoeksrapport ‘E33 – meer dan een label’, opgesteld door de DSP-groep.
Wat is het wettelijk kader?
10. Uit artikel 4 van de Wpg volgt dat de korpschef de nodige maatregelen moet treffen om politiegegevens te verwijderen of vernietigen als die niet meer langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij worden verwerkt.
11. Op grond van artikel 8 van de Wpg kan de korpschef politiegegevens verwerken voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Uit het zesde lid van dit artikel volgt dat politiegegevens die zijn verwerkt voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak, worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en dat zij in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van eerste verwerking worden verwijderd.
12. Verder volgt uit artikel 28, tweede lid, van de Wpg dat politiegegevens op verzoek worden vernietigd indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. In plaats van vernietiging wordt er zorggedragen voor afscherming als de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd of als de gegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
Standpunt van de korpschef
13. In het bestreden besluit heeft de korpschef aangegeven dat met betrekking tot het hanteren van de incidentcode E33 geldt dat de politie bij het aanmaken van registraties kiest voor een maatschappelijke klasse die het best past bij het omschreven gedrag of de melding. Voor het hanteren van de incidentcode E33 is het niet noodzakelijk dat er sprake is van een medische diagnose. De uiteindelijke beslissing van het CBR ten aanzien van de geldigheid van het rijbewijs betekent niet dat de registratie ten aanzien van de mededeling aan het CBR [2] uit het systeem dient te worden verwijderd. Dat eiseres zich niet kan vinden in het feit dat de mededeling aan het CBR is gedaan, betekent niet dat de registratie om die reden moet worden vernietigd. Hetzelfde geldt voor de registraties waarin verschillende contactmomenten worden omschreven. [3] Niet is gebleken dat de omschrijving van deze contactmomenten en het op basis daarvan hanteren van de incidentcode E33 onjuist was.
14. De korpschef heeft verder aangegeven dat de registraties in het systeem zijn opgenomen ter verantwoording van de verrichtingen van de politiemedewerkers en ten behoeve van de informatiepositie van de politie. De gegevens zijn dus verwerkt op grond van artikel 8 van de Wpg, ter uitvoering van de dagelijkse politietaak, en worden na uiterlijk vijf jaar verwijderd. De registraties worden niet vernietigd.
15. In het verweerschrift heeft de korpschef, met verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 juni 2017 [4] , gesteld dat de incidentcode E33 op zichzelf of in combinatie met andere gegevens niet zo kenmerkend is dat eiseres daarmee kan worden geïdentificeerd. Verder heeft de korpschef toegelicht dat de verwerking van de registraties voor de dagelijkse politietaak nog steeds noodzakelijk is. Verwijdering van de registraties zou de informatiepositie van de politie kunnen schaden, zo stelt de korpschef. Ook zijn de politieregistraties noodzakelijk om acties en ambtshandelingen achteraf te kunnen verantwoorden. Tot slot vult de korpschef aan dat de verwijdering van de registraties plaatsvindt vijf jaar na de datum van de eerste verwerking.
Is de weigering om de registraties en de incidentcode E33 te verwijderen terecht?
16. De rechtbank overweegt dat het eerste deel van eiseres’ gronden, dat de kwalificatie van ‘verward persoon’ aantoonbaar niet (meer) juist is, geen aanleiding kan vormen om het bestreden besluit te vernietigen. Voor de door eiseres gewenste vernietiging is immers op grond van artikel 28 van de Wpg noodzakelijk vast te stellen dat gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift wordt verwerkt of dat voldaan moet worden aan een wettelijke verplichting. Verder volgt uit dit artikel dat als er geen aanleiding is om tot vernietigen over te gaan, er nog wel reden kan zijn de gegevens af te schermen, vandaar dat hetgeen eiser in dit kader heeft aangevoerd wordt besproken onder het subkopje ‘Moeten de gegevens worden afgeschermd?’.
17. De rechtbank beoordeelt hierna daarom eerst de beroepsgrond die ziet op de motivering van de verwerking van de gegevens op basis van het wettelijke voorschrift zoals door de korpschef genoemd, artikel 8 van de Wpg; de uitvoering van de dagelijkse politietaak. Dit in het licht van artikel 28 van de Wpg. Daarna zal de rechtbank beoordelen of de gegevens niet eerder dan na vijf jaar na datum eerste verwerking kunnen worden verwijderd en of de gegevens niet nu al moeten worden afgeschermd omdat de juistheid ervan door eiseres is betwist. Dit alles staat onder het subkopje ‘Verwerking in strijd met een wettelijke voorschrift?’.
-
Politiegegevens
18. De rechtbank overweegt allereerst dat de korpschef zich, gelet op de weergave in overweging 14, op het standpunt lijkt te stellen dat de incidentcode E33 geen persoonsgegeven is, en daarom, op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg, ook geen politiegegeven betreft. De consequentie daarvan volgt echter niet uit het verweerschrift, dat ziet immers enkel op een conclusie ten aanzien van de registraties in hun geheel (dus inclusief de incidentcode). Voor zover de korpschef dit standpunt heeft willen innemen, stelt de rechtbank vast dat zowel de registraties als de incidentcode E33 politiegegevens zijn als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg. Uit vaste rechtspraak [5] volgt dat hiervoor bepalend is of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Daarbij dient te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Voor ieder gegeven in een registratie dient een dergelijke beoordeling te worden gemaakt. De registraties waarvan eiseres vernietiging wenst omvatten alle contacten tussen de politie en haar en de daarbij opgedane indrukken van eiseres alsmede de als gevolg daarvan gekoppelde incidentcode E33 aan de registraties en zijn door opname van haar persoonsgegevens daarin herleidbaar tot eiseres. Daarom bevatten zowel de incidentcode E33 als de registraties politiegegevens die eiseres betreffen.
-
Verwerking in strijd met een wettelijk voorschrift?
19. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef niet goed heeft gemotiveerd waarom de politiegegevens van eiseres niet worden verwijderd. In het bestreden besluit wordt de weigering om tot vernietiging over te gaan namelijk gemotiveerd met de onderbouwing dat de registraties in het politiesysteem zijn opgenomen (1) ter verantwoording van de verrichtingen van de politiemedewerkers en (2) ten behoeve van de informatiepositie van de politie, en dus op grond van artikel 8 van de Wpg. Dit eerste onderdeel wordt in het verweerschrift zo uitgelegd dat de registraties nog noodzakelijk zijn om acties en ambtshandelingen achteraf te kunnen verantwoorden. Het achteraf verantwoorden van ambtshandelingen is echter, zo meent de rechtbank, geen onderdeel van de dagelijkse politietaak.
20. Verder is het zo dat politiegegevens die noodzakelijk zijn voor de dagelijkse politietaak op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wpg, voor één jaar worden verwerkt als dat noodzakelijk is. Ze moeten worden vernietigd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de dagelijkse politietaak en worden in ieder geval uiterlijk vijf jaar na de datum van de eerste verwerking verwijderd. Op grond van het tweede lid en/of derde lid van artikel 8 van de Wpg komen de politiegegevens na een jaar “achter een schot” te staan voor een periode van maximaal vier jaar, omdat het belang om verbanden te kunnen leggen tussen actuele gebeurtenissen vermindert. [6] Daarmee wordt ook gewaarborgd dat politiegegevens kunnen worden gebruikt om acties en ambtshandelingen achteraf te kunnen verantwoorden.
21. De rechtbank is verder van oordeel dat het standpunt van de korpschef dat de verwerking nog noodzakelijk is ten behoeve van de informatiepositie van de politie onvoldoende gemotiveerd is gelet op het tijdsverloop sinds de politieregistraties. De registraties komen uit 2020 en sindsdien komt eiseres blijkbaar niet meer voor in de politiesystemen. Dat er nog een noodzaak is om de reeds “achter een schot” geplaatste gegevens beschikbaar te houden is niet aangetoond. Het langer bewaren van gegevens op basis van het tweede en/of derde lid van artikel 8 van de Wpg dient er bijvoorbeeld voor om probleemgevallen zoals potentiële veelplegers of notoire overlastplegers te onderkennen. Dat eiseres onder deze categorie valt is door de korpschef niet gesteld. Daar komt bij dat de korpschef ook niet heeft aangegeven dat de gegevens voor bepaalde onderzoeken of analyse bewaard moeten worden.
22. De rechtbank komt tot de conclusie dat de weigering van de korpschef om de politiegegevens over eiseres te vernietigen op de grond dat de verwerking daarvan noodzakelijk is voor de uitvoering van dagelijkse politietaak, niet deugdelijk door de korpschef is gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
23. Omdat eiseres de juistheid van de gegevens heeft betwist, rijst vervolgens de vraag of de korpschef – in plaats van een standpunt in te nemen over de vernietiging – zorg heeft te dragen voor afscherming.
-
Moeten de gegevens worden afgeschermd?
24. Tegenover het argument van eiseres dat de kwalificatie als ‘verward persoon’ feitelijk onjuist is, staat de inhoudelijke beoordeling van de korpschef in het bestreden besluit van de verschillende registraties. De korpschef stelt dat in de registraties vermoedens en indrukken van verschillende politiemedewerkers van eiseres zijn weergegeven aan de hand van de inhoud van het contact en dat een latere besluitvorming van het CBR over de schorsing van haar rijbewijs niet maakt dat de registraties daardoor onjuist zijn.
25. De Afdeling heeft eerder overwogen dat het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet bedoeld is om indrukken, meningen en conclusies waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover de verzoeken betrekking hebben op feitelijke gegevens, is het aan de verzoeker om aannemelijk te maken dat deze gegevens onjuist zijn. [7]
26. Omdat in het geval van betwisting van de juistheid van de gegevens alleen wordt overgegaan tot afscherming daarvan als, in dit geval, de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd is de rechtbank van oordeel dat de korpschef niet had hoeven over gaan tot afscherming van de gegevens op grond van artikel 28, tweede lid, van de Wpg. De gestelde onjuistheid is door eiseres niet aannemelijk gemaakt met het terugkrijgen van haar rijbewijs of door de omstandigheid dat destijds geen psychiatrische hulp is ingeschakeld. Ook het geconstateerde gebrek aan maatwerk rondom de CBR procedure doet dit niet. Het gaat hier immers om indrukken en vermoedens van de politie op basis van eigen waarnemingen op dat moment. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd is onvoldoende om aan te nemen dat die waarnemingen toen niet juist waren.
Is er recht op schadevergoeding?
27. Eiseres heeft de korpschef aansprakelijk gesteld voor ruim vier jaar ellende als gevolg van de onterechte registratie van de incidentcode E33. Voor de gevolgen van die onterechte registratie verwijst eiseres naar dezelfde gevolgen als die zijn vermeld onder overweging 9.
28. De rechtbank vat het standpunt van eiseres zo op dat zij verzoekt om schadevergoeding toe te kennen omdat het bestreden besluit onrechtmatig is. De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, de bestuursrechter bevoegd is op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van, onder andere, een onrechtmatig besluit en een onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit.
29. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit van de korpschef om de politieregistraties niet te vernietigen onrechtmatig is. Het opnemen van de registraties in het politiesysteem zijn dat niet. Eiseres heeft de schade die zij heeft geleden als gevolg van dat besluit tot geen vernietiging echter niet nader gespecificeerd. Alles wat eiseres heeft meegemaakt en wat eiseres ter zitting heeft toegelicht, ziet op de periode van vóór het besluit van 21 augustus 2023 over de verwijdering van de politiegegevens met code E33. Hetgeen eiseres heeft meegemaakt kan de rechtbank daarom niet koppelen aan het bestreden besluit. Het verzoek om schadevergoeding wijst de rechtbank daarom af.

Conclusie en gevolgen

30. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit gebrekkig is omdat het in strijd met artikel 3:46 van de Awb is genomen. Het beroep is daarom gegrond.
31. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat de juiste uitkomst naar de huidige stand van zaken nog te veel openligt. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De korpschef moet daarom een nieuw besluit nemen rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
32. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de korpschef aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
33. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De korpschef moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De reiskosten die eiseres heeft gemaakt om bij de zitting van 28 augustus 2024 aanwezig te zijn, komen voor vergoeding in aanmerking. Die reiskosten stelt de rechtbank vast op € 11,80 (een retour Amersfoort Schothorst – Utrecht, openbaar vervoer, tweede klas).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten tot een bedrag van € 11,80;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
5 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Statewaarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van Statevragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Handelingen I , 2017-2018, 31996, 32398 en 32399, nr. 14, item 3, p. 29.
2.Registratie PL0900-202010641-2.
3.PL0900-2020121739, PL0900-2020158088 en PL0900-2020210641-1.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:807.
6.Kamerstukken II, 2025-2006, 30 327, nr. 3, p. 10 en 11.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak genoemd in voetnoot 5.