ECLI:NL:RBMNE:2024:6447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/2833
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van burgemeester en wethouders inzake Woo-verzoek

In deze zaak gaat het om een beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden, waarbij eisers op grond van de Wet open overheid (Woo) documenten hebben aangevraagd. Het college heeft op 14 november 2022 besloten op het Woo-verzoek en heeft daarbij documenten verstrekt. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 13 april 2023, waarin het college stelt dat alle beschikbare documenten zijn overgelegd. De rechtbank heeft op 31 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren.

De aanleiding voor het Woo-verzoek van eisers ligt in eerdere besluiten van de gemeente over de nieuwbouw van hun woning in Hagestein. Eisers hebben schade geleden en hebben op 5 april 2022 vergoeding daarvan gevraagd bij de gemeente. De gemeente heeft dit voorgelegd aan haar verzekeraar, die concludeerde dat er geen aansprakelijkheid was. Eisers hebben op 24 oktober 2022 een verzoek tot inzage gedaan van het volledige dossier dat door het college aan de verzekeraar is verstrekt. Het college heeft dit verzoek toegewezen, maar eisers zijn van mening dat niet volledig aan hun verzoek is voldaan.

De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht heeft gesteld dat volledig is voldaan aan het Woo-verzoek. De rechtbank concludeert dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er meer documenten bestaan dan de documenten die het college heeft overgelegd. De rechtbank wijst erop dat het college heeft verklaard dat er geen hercontrolerapport bestaat na de brief van 7 augustus 2020, en dat de e-mail van 14 augustus 2020 van de technisch adviseur van het college voldoende was om de handhaving te beëindigen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat de beslissing van het college in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2833

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden, het college
(gemachtigden: mr. B.C. ten Hoonte en H. van Middelkoop).

Inleiding

1. Met het primaire besluit van 14 november 2022 heeft het college besloten op het verzoek van eisers op grond van de Wet open overheid (Woo). Het college heeft daarbij documenten aan eisers verstrekt. Met het bestreden besluit van 13 april 2023 op het bezwaar van eisers stelt het college dat alle beschikbare documenten zijn overgelegd. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen dit besluit.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiseres] namens eisers en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. De aanleiding van het Woo-verzoek van eisers is gelegen in eerdere besluiten van de gemeente over de nieuwbouw van hun woning in Hagestein en de constatering dat niet gebouwd is conform de regelgeving. Aan eisers is op 22 mei 2020 medegedeeld dat handhavend zal worden opgetreden. Op 4 augustus 2020 is door een adviseur een controlerapport opgesteld. Het college heeft op 7 augustus 2020 een brief gestuurd aan de aannemer van eisers met een nieuw veiligheidsbezwaar. Op 14 augustus 2020 laat het college eisers weten dat de overtreding is beëindigd en dat uit onderzoek van hun adviseur [bedrijf] blijkt dat de woning veilig is om te bewonen.
2.1.
Eisers claimen bij de gemeente op 5 april 2022 vergoeding van de door hen geleden schade. Door de gemeente is dit vraagstuk voorgelegd aan haar verzekeraar. De verzekeraar concludeert op 15 juli 2022 dat er geen sprake is van aansprakelijkheid van de gemeente.
2.2.
Op 24 oktober 2022 hebben eisers op grond van de Woo een verzoek tot inzage gedaan van het volledige dossier dat door het college in het kader van de aansprakelijkheidsprocedure aan de verzekeraar is verstrekt. Dit verzoek wordt bij besluit van 14 november 2022 door het college toegewezen. Eisers hebben hiertegen bezwaar ingediend, omdat volgens hen niet volledig aan hun Woo-verzoek is voldaan. Het college verklaart dit bezwaar ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

2.3.
De rechtbank beoordeelt of het college zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt stelt dat volledig is voldaan aan het Woo-verzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er meer documenten bestaan in het dossier dan de documenten die het college heeft overlegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het aannemelijk dat er volledig aan het Woo-verzoek is voldaan?
3. Eisers stellen dat het college niet alle stukken aan hen heeft verstrekt. Zij vinden het aannemelijk dat er een hercontrolerapport bestaat na de brief van 7 augustus 2022, waarin een veiligheidsprobleem is geconstateerd. Dat rapport moet logischerwijs aanwezig zijn in het dossier dat door het college aan de verzekeraar is verstrekt. De beslissing tot beëindiging van de handhaving op 14 augustus 2020 moet immers op grond van de Algemene wet bestuursrecht zorgvuldig zijn en moet daarom gebaseerd zijn op een dergelijk rapport. Ook blijkt uit correspondentie tussen het college en de verzekeraar dat de verzekeraar om controledocumenten heeft verzocht. De verzekeraar is hier later niet meer op terug gekomen, wat impliceert dat deze documenten bestaan en zijn ontvangen. Daarnaast is in een eerdere Woo-procedure van eisers achteraf gebleken dat het college niet alle verzochte documenten had verstrekt.
3.1.
Het college wijst op een e-mail van 14 augustus 2020 van hun technisch adviseur, [bedrijf] . Volgens het college is dat het rapport waar eisers om vragen. Op grond van deze e-mail heeft het college de handhaving op 14 augustus 2020 beëindigd. Deze e-mail is meegestuurd met het primaire besluit van 14 november 2022. Voor het college is niet duidelijk welk document er verder nog ontbreekt. Een (ander) hercontrolerapport na de brief van 7 augustus 2020 is er volgens het college niet.
3.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust. Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de Afdeling niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. [1]
3.3.
De rechtbank stelt voorop dat uitsluitend in geding is of een hercontrolerapport na de brief van 7 augustus 2020 bestaat en vervolgens ten onrechte niet is verstrekt aan eisers. Op de zitting heeft het college nader toegelicht op welke wijze het dossier is opgebouwd. Het college heeft vooral contact met de verzekeraar via e-mail en dat e-mailverkeer wordt als dossier opgeslagen in een administratief zaaksysteem. Het gehele dossier dat is opgebouwd tussen het college en de verzekeraar met betrekking tot de handhavingsprocedure rondom de woning van eisers, is door het college aan eisers doorgestuurd. In dat dossier is de brief van 7 augustus 2020 opgenomen. Als reactie op deze brief heeft er op 8, 10, 11 en 13 augustus 2020 mailverkeer plaatsgevonden tussen de advocaat van de aannemer, [bedrijf] en de toezichthouder van de gemeente. Dit mailverkeer gaat in op de veiligheidssituatie en de vragen die daarover zijn gesteld in de brief van 7 augustus 2020. Vervolgens bevat het dossier een e-mailbericht van 14 augustus 2020 van [bedrijf] waarin staat: “
Wat mij betreft is dit akkoord en kan ook dit punt afgesloten worden”. De toezichthouder geeft reageert hierop per e-mail dat daarmee de handhaving is beëindigd. Op diezelfde dag is er een brief aan eisers verstuurd met de mededeling dat de handhaving is beëindigd. Op de zitting heeft het college bevestigt dat deze bovenstaande mails de beoordeling van de handhavingssituatie omvatten.
3.4.
Eisers hebben er onder meer op gewezen dat het dossier wel een controlerapport van 4 augustus 2020 bevat. Ook wijzen zij er op dat in de beëindigingsbrief van 14 augustus 2020 geen melding wordt gemaakt van de brief van 7 augustus 2020 en de daarin geconstateerde veiligheidssituatie. De rechtbank begrijpt dat deze gang van zaken vragen op roept bij eisers en dat eisers er van uitgaan dat er ook na de brief van 7 augustus 2020 een controlerapport opgesteld zou moeten zijn. Maar deze gang van zaken maakt niet dat het rapport dat eisers logischerwijs in het dossier verwachten, ook daadwerkelijk aanwezig is. Het college bevestigt immers op zitting dat de mailwisseling na de brief van 7 augustus 2020 voor het college volstond om tot beëindiging van de handhaving over te gaan. Door eisers is ook niet gewezen op specifieke documenten in het dossier die melding maken van het bestaan van een controlerapport anders dan het e-mailbericht van [bedrijf] van 14 augustus 2020.
3.5.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat niet volledig aan het Woo-verzoek is voldaan.
3.6.
Ten slotte benadrukt de rechtbank dat de juistheid, zorgvuldigheid en de motivering van de beslissing tot beëindiging van de handhaving hier niet ter beoordeling voor ligt. Dit geldt ook voor de vraag wie er aansprakelijk is voor de geleden schade. De rechtbank kan daarover dus geen uitspraak doen.
3.7.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing van het college op het Woo-verzoek in stand blijft.
4.1.
Eisers krijgen het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4525.