ECLI:NL:RBMNE:2024:6446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/4804
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. van Es – de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen hoogte aanslag onroerende-zaakbelasting voor garagebox

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de onroerende-zaakbelasting (OZB) voor een garagebox. Eiser, eigenaar van de garagebox, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, die de WOZ-waarde van de garagebox had vastgesteld op € 51.000,- en de OZB-aanslag op € 217,77 voor de eigenaar en € 175,89 voor de gebruiker. Eiser stelde dat de garagebox ten onrechte als niet-woning was aangemerkt en dat het woningtarief van toepassing moest zijn, omdat de garagebox enkel gebruikt werd voor opslag van persoonlijke spullen en als garage bij zijn woning diende.

De rechtbank oordeelde dat de garagebox niet volledig dienstbaar was aan woondoeleinden, zoals vereist in artikel 220a van de Gemeentewet. De rechtbank overwoog dat de garagebox op een bedrijventerrein was gelegen en deel uitmaakte van een complex van garageboxen, die voornamelijk door bedrijven werden gebruikt. De afstand van 200 meter tussen de garagebox en de woning van eiser, alsook het feit dat de garagebox en de woning los van elkaar waren aangekocht, droegen bij aan de conclusie dat de garagebox niet als woning kon worden aangemerkt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanslag in stand bleef. Eiser werd erop gewezen dat de gemeente de vrijheid heeft om tarieven vast te stellen en dat verschillen met andere gemeenten geen invloed hebben op de geldigheid van de aanslag. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4804

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos)

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft met de beschikking van 31 maart 2023 op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de WOZ-waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] (het object) vastgesteld op € 51.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2022 en geldt voor het belastingjaar 2023. In hetzelfde geschrift zijn ook de aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) 2023 vastgesteld op € 217,77 (eigenaar) + € 175,89 (gebruiker).
2. De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 23 augustus 2023 (de bestreden uitspraak) het bezwaar ongegrond verklaard en de aanslagen OZB gehandhaafd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een taxatiematrix.
3. Het beroep is behandeld op de online zitting van 28 augustus 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de echtgenote van eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de heer [taxateur] , taxateur.

Overwegingen

Feiten en geschil
4. Eiser is eigenaar van het object, een garagebox aangemerkt als opslag/distributie. De garagebox heeft een oppervlakte van 34 m².
5. Niet in geschil is de waarde van het object op de waardepeildatum 1 januari 2022.
6. Wel in geschil is de hoogte van de aanslag OZB 2023. Eiser stelt zich op het standpunt dat het woningtarief van toepassing is, in plaats van het door de heffingsambtenaar gehanteerde tarief voor niet-woningen. Eiser stelt daartoe het volgende:
- de garagebox moet worden gekwalificeerd als onroerende zaak die in hoofdzaak tot de woning dient omdat de garagebox enkel gebruikt wordt als garage bij de woning aan de [adres 2] in [plaats] , welke hemelsbreed op 200 meter afstand ligt van de garagebox;
- de garagebox wordt gebruikt voor het stallen van auto/fietsen/spullen die eiser in zijn appartement in de stad niet kwijt kan;
- er is géén bedrijf gevestigd in de garagebox;
- doordat de garagebox ten onrechte is aangemerkt als niet zijnde een ‘garagebox welke onderdeel vormt van een woning’, wordt eiser ten onrechte belast met een buitenproportioneel hoog bedrag.
7. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
8. Voor de heffing van OZB wordt een onroerende zaak aangemerkt als woning indien die als hoofdzaak tot woning dient dan wel volledig dienstbaar is aan woondoeleinden. [1]
9. Eiser stelt de garagebox enkel als garage bij zijn woning te gebruiken, met name om zijn auto, fietsen en spullen die hij niet kwijt kan in zijn woning. De garagebox is gelegen op ongeveer 200 meter afstand van de woning van eiser, welke is gelegen aan de [adres 2] in [plaats] .
10. De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat het object een niet-woning betreft en dat de aanslag juist is opgelegd. Hij wijst daarbij op de omstandigheid dat de garagebox een bedrijfsruimte betreft op bedrijventerrein [locatie] in [plaats] en deel uitmaakt van een complex met vergelijkbare boxen. De heffingsambtenaar voert aan dat de woning van eiser is gelegen in een woonwijk. Volgens de heffingsambtenaar beschikken de woning en de garagebox niet over uiterlijke kenmerken die er op duiden dat zij bij elkaar horen. Daarnaast wijst de heffingsambtenaar op de omstandigheid dat de garagebox en de woning los van elkaar zijn aangekocht en zonder problemen los van elkaar kunnen worden verkocht. Om die reden dient de garagebox volgens de heffingsambtenaar te worden aangemerkt als niet volledig dienstbaar aan de woondoeleinden van de woning in de zin van artikel 220a lid 2 van de Gemeentewet.
11. De rechtbank oordeelt ten aanzien van het door partijen gestelde als volgt.
12. In de Gemeentewet wordt een onderscheid gemaakt tussen een woning en een niet-woning. [2] Er is sprake van een woning indien de waarde zoals die is vastgesteld ingevolge de Wet WOZ in hoofdzaak (voor 70% of meer) kan worden toegerekend aan delen die dienen tot woning of volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Op 22 december 2023 is de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023 gemeente [gemeente] (hierna: de Verordening) vastgesteld. In de Verordening is aangesloten bij de hiervoor genoemde bepalingen in de Gemeentewet voor wat betreft de gebruikersbelasting en voor wat betreft het tarief voor de eigenarenbelasting. De hier van belang zijnde bepalingen zijn in de bijlage bij deze uitspraak opgenomen.
13. Duidelijk is dat de garagebox niet tot woning dient. Wat voorligt is de vraag of de garagebox (als geheel) volledig dienstbaar is aan woondoeleinden. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
13. Op grond van artikel 16, onderdeel d, Wet WOZ wordt als één onroerende zaak aangemerkt een samenstel van twee of meer gebouwde of ongebouwde eigendommen die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang bezien, in aanmerking worden genomen. [3]
15. De garagebox van eiser is gelegen op een bedrijventerrein en maakt onderdeel uit van een complex van garageboxen. Op het bedrijventerrein als geheel zijn met name bedrijven gevestigd. De heffingsambtenaar heeft onbestreden gesteld dat de boxen op het bedrijventerrein gebruikt worden door bedrijven voor de uitoefening en/of opslag van hun activiteiten, zodat daarvan kan worden uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze omstandigheden dat de garagebox naar aard en inrichting niet bedoeld is om te worden gebruikt voor woondoeleinden. Ook zijn de woning van eiser en de garagebox, die (zo heeft de rechtbank kunnen vaststellen) op 200 meter lopen van elkaar verwijderd liggen, los van elkaar aangekocht en ook los van elkaar te vervreemden en bestaat er geen directe relatie tussen de woning en de box, anders dan dat zij beide in eigendom zijn bij eiser. [4] Dat eiser de box gebruikt voor de opslag van privézaken, maakt dit niet anders. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde omstandigheden maken dat de garagebox niet volledig dienstbaar is aan woondoeleinden als bedoeld in artikel 220a van de Gemeentewet en, daarmee, als bedoeld in de Verordening.
16. Eiser heeft nog gesteld dat het te betalen bedrag hierdoor buitenproportioneel hoog is. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat het de keuze van de gemeente is om in de geldende Verordening bedragen vast te stellen. Tarieven worden vastgesteld waarvan de heffingsambtenaar niet mag afwijken. Dat eiseres stelt dat in andere gemeentes andere tarieven worden gehanteerd, kan dus geen consequentie hebben voor deze beschikking.

Conclusie

17. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de opgelegde aanslag in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es – de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2024.
De griffier is niet in de gelegenheidde uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage bij UTR 23/4804
Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2023 gemeente Utrecht

Artikel 1 Belastingplicht

1. Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;
b. een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.
(…)

Artikel 2 Voorwerp van de belasting

(…)
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
(…)

Artikel 5 Belastingtarieven

1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor:
a. de gebruikersbelasting: 0,3449%
b. de eigenarenbelasting:
i. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0790%
ii. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,4270%.

Voetnoten

1.Artikel 220a, lid 2, van de Gemeentewet.
2.Zie artikel 220a, tweede lid, van de Gemeentewet.
3.Zie de het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1328, r.o. 2.3.2.
4.Zie ook het arrest van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 september 2020, ECLI:GHARL:2020:7363, r.o. 4.2.