In deze zaak heeft eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit en sinds zijn vierde levensjaar in Nederland woont, op 31 maart 2023 een verzoek ingediend om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen door middel van een optieverklaring. De burgemeester van de gemeente Utrecht heeft op 18 juli 2023 dit verzoek geweigerd, omdat eiser een gevaar voor de openbare orde zou vormen, gezien hij binnen de rehabilitatieperiode een sanctie heeft ondergaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit van 20 december 2023 bevestigde de weigering. De rechtbank heeft de zaak op 24 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester.
Eiser voert aan dat hij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft ontvangen en dat hij een opleiding volgt, wat volgens hem niet voldoende is meegewogen in de beslissing van de burgemeester. Hij benadrukt dat hij als enige in zijn gezin geen Nederlander is en dat zijn Marokkaanse nationaliteit hem in zijn werk met kwetsbare personen belemmert. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder genoeg worden beschouwd om af te wijken van het beleid van de burgemeester. De rechtbank stelt vast dat het verkrijgen van een VOG niet als een bijzondere omstandigheid wordt erkend in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap.
De rechtbank concludeert dat de burgemeester de door eiser aangevoerde omstandigheden zorgvuldig heeft beoordeeld en gemotiveerd waarom deze geen aanleiding gaven om de optieverklaring te bevestigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser niet de Nederlandse nationaliteit verkrijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar uitgesproken op 22 november 2024.