ECLI:NL:RBMNE:2024:6421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/6588
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering optieverklaring voor verkrijging Nederlandse nationaliteit op basis van openbare orde

In deze zaak heeft eiser, die de Marokkaanse nationaliteit bezit en sinds zijn vierde levensjaar in Nederland woont, op 31 maart 2023 een verzoek ingediend om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen door middel van een optieverklaring. De burgemeester van de gemeente Utrecht heeft op 18 juli 2023 dit verzoek geweigerd, omdat eiser een gevaar voor de openbare orde zou vormen, gezien hij binnen de rehabilitatieperiode een sanctie heeft ondergaan. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bestreden besluit van 20 december 2023 bevestigde de weigering. De rechtbank heeft de zaak op 24 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de burgemeester.

Eiser voert aan dat hij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) heeft ontvangen en dat hij een opleiding volgt, wat volgens hem niet voldoende is meegewogen in de beslissing van de burgemeester. Hij benadrukt dat hij als enige in zijn gezin geen Nederlander is en dat zijn Marokkaanse nationaliteit hem in zijn werk met kwetsbare personen belemmert. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder genoeg worden beschouwd om af te wijken van het beleid van de burgemeester. De rechtbank stelt vast dat het verkrijgen van een VOG niet als een bijzondere omstandigheid wordt erkend in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap.

De rechtbank concludeert dat de burgemeester de door eiser aangevoerde omstandigheden zorgvuldig heeft beoordeeld en gemotiveerd waarom deze geen aanleiding gaven om de optieverklaring te bevestigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser niet de Nederlandse nationaliteit verkrijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok en is openbaar uitgesproken op 22 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6588

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.B. Ullah),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. M. Journée).

Inleiding

1. Eiser heeft op 31 maart 2023 een verzoek gedaan om de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen door middel van het afleggen van een optieverklaring. [1]
1.1.
Met het besluit van 18 juli 2023 heeft de burgemeester geweigerd om de optieverklaring bevestigen, omdat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. [2] Dit omdat binnen de rehabilitatieperiode aan eiser een sanctie ten uitvoer is gelegd.
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 december 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij die weigering gebleven.
1.3.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
1.5.
Op 4 november 2024 heeft de rechtbank nog een brief van eiser van 28 oktober 2024 ontvangen. De rechtbank heeft in die brief geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen of deze bij haar beoordeling te betrekken.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten
2. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en verblijft sinds zijn vierde levensjaar in Nederland. Eiser wil graag de Nederlandse nationaliteit verkrijgen en heeft daarvoor een verzoek gedaan tot het opleggen van een optieverklaring.
3. De optieprocedure is een verkorte procedure om Nederlander te worden. De burgmeester moet de optie weigeren als op grond van het gedrag van de verzoeker ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde. Bij de beoordeling hiervan sluit de burgemeester aan bij de beleidsregels over naturalisatie in de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2013 (Handleiding). [3] Op grond van dat beleid mag de vreemdeling in de periode van vijf jaren (de zogenaamde rehabilitatietermijn van vijf jaar) direct voorafgaande aan het verzoek om naturalisatie of optieverklaring of de beslissing daarop niet onderworpen zijn geweest aan sanctionering van een misdrijf of aan de gevolgen daarvan.
4. Eiser is op 4 juli 2018 veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar én 80 uren werkstraf subsidiair 40 uren hechtenis. Eiser heeft op 5 december 2019 de taakstraf vervuld.
Het standpunt van eiser
5. Eiser voert aan dat hij een opleiding volgt en hem een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) is verleend voor een functie waarbij hij ook inzage heeft in gevoelige informatie en te maken heeft met kwetsbare personen (ex-gedetineerden). Met deze positieve omstandigheid is volgens eiser onvoldoende rekening gehouden. Verder voert eiser aan dat hij sinds zijn vierde jaar in Nederland woont en dat hij als enige in zijn gezin en zijn familie geen Nederlander is. Eiser stelt dat zijn Marokkaanse paspoort een negatief effect heeft als hij met cliënten naar het buitenland moet. Ook maakt eiser zich zorgen over de ontwikkelingen in het vreemdelingenbeleid in Nederland en is hij bang om zijn status kwijt te raken, terwijl hij geen banden heeft met Marokko. Daarbij voldoet eiser aan alle overige voorwaarden, zodat na het verstrijken van de termijn een getekende optieverklaring hoogstwaarschijnlijk wel zal worden bevestigd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser binnen de rehabilitatietermijn van vijf jaren een taakstraf heeft vervuld. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of er sprake is van bijzondere omstandigheden waarin de burgemeester in redelijkheid aanleiding had moeten zien om af te wijken van het beleid.
7. In paragraaf 6 van de van de toelichting bij artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN in de Handleiding is het beleid over mogelijke afwijking van het criterium ‘ernstig gevaar voor de openbare orde’ nader uiteen gezet. Daarin is opgenomen dat het voor de eenduidigheid, de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van het grootste belang is dat niet snel van het beleid wordt afgeweken en moet zeer grote terughoudendheid worden betracht, aldus de Handleiding. Bijzondere omstandigheden kunnen hoogstens tot de conclusie leiden dat de verzoeker geen gevaar vormt voor de openbare orde. Indien er wel sprake is van ernstige vermoedens dat de verzoeker een gevaar voor de openbare orde vormt, moet de bevestiging van de verkrijging van het Nederlanderschap volgens de Handleiding worden geweigerd.
8. Een bijzondere omstandigheid kan in het algemeen worden omschreven als een omstandigheid die wel belangrijk is, maar waaraan bij het opstellen van de regels niet of onvoldoende kon worden gedacht. Juist omdat het bijzondere omstandigheden zijn, kan niet van tevoren worden aangegeven welke omstandigheden zo bijzonder zijn dat zij tot afwijking van de regels moeten leiden.
Uit rechtspraak [4] en uit de Handleiding volgt ook dat niet als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt – voor hier zover van belang – dat de vreemdeling lering heeft getrokken uit het gebeurde en nu ieder strafbaar gedrag poogt te vermijden, dat de vreemdeling stelt zijn leven aanzienlijk te hebben verbeterd of dat de vreemdeling als enige binnen het gezin geen Nederlander is.
9. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet dermate bijzonder zijn dat de burgemeester, in afwijking van het door hem gevoerde beleid, tot de conclusie had moeten komen dat de in artikel 6, vierde lid, van de RWN bedoelde situatie zich niet voordoet.
10. De rechtbank stelt voorop dat het verkrijgen van een VOG in de Handleiding niet is genoemd als een bijzondere omstandigheid die tot afwijking van de regels zou moeten leiden. De omstandigheid dat een VOG is verleend is ook niet vergelijkbaar met de omstandigheden die wel als bijzondere omstandigheden zijn aangemerkt in de Handleiding. Verder vindt de rechtbank van belang dat voor het verkrijgen van een VOG wordt beoordeeld of iemand betrouwbaar genoeg is om de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Hoewel het verkrijgen van een VOG duidt op een positieve ontwikkeling, dient de beoordeling van een verzoek om een VOG een ander doel dan de beoordeling of iemand al dan niet Nederlander kan worden. Dat in beide gevallen aan de openbare orde wordt getoetst, maakt nog niet dat hetzelfde toetsingskader van toepassing is.
11. Dat eiser als enige in het gezin geen Nederlander is, is in de Handleiding expliciet genoemd als omstandigheid die niet als bijzonder wordt aangemerkt. Ten aanzien van de overige door eiser genoemde omstandigheden, overweegt de rechtbank dat hij zich daarin onvoldoende onderscheidt van anderen. In die omstandigheden heeft de burgemeester redelijkerwijs geen aanleiding hoeven zien om af te wijken van het beleid en te concluderen dat niet langer sprake is van ernstige vermoedens dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde.
12. De rechtbank overweegt tot slot dat de burgemeester de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden heeft beoordeeld en heeft gemotiveerd waarom deze hem geen aanleiding geven om de optieverklaring te bevestigen. Van een onzorgvuldig genomen of onvoldoende gemotiveerd besluit is daarom geen sprake.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser niet de Nederlandse nationaliteit krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6, eerste lid, onder e, van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (RWN).
2.als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van de RWN.
3.Zie de toelichting op artikel 9, eerste lid, onder a, van de RWN.
4.Zie de uitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:878.