4.4.Het beroep is ongegrond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester in redelijkheid de evenementenvergunning kunnen verlenen en heeft de burgemeester daarbij voldoende aandacht gehad voor de betrokken belangen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het besluit en het toetsingskader
5. De burgemeester heeft voor juni 2023 evenals voor de voorgaande jaren de evenementenvergunning verleend. Het gaat om een driedaags evenement in Park Lepelenburg te Utrecht, te weten een foodfestival, waarbij ook het laten horen van (versterkte) muziek is vergund. Er zijn voorschriften opgenomen om diverse vormen van overlast niet onaanvaardbaar te laten zijn. Zo zijn ter voorkoming van onaanvaardbare geluidsoverlast voorschriften opgenomen en zijn ook voorschriften opgenomen ter bescherming van de bomen en ecologie van het park.
6. Op grond van artikel 1:8 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan de burgemeester de vergunning weigeren in het belang van, onder meer, de openbare orde (a), het voorkomen of beperken van overlast (b), de verkeersveiligheid (c), de veiligheid van personen of goederen (d), of de bescherming van het milieu (f). De burgemeester moet het belang van deze aspecten afwegen tegen het belang dat gemoeid is met het verlenen van een evenementenvergunning.
Aanvraag en tijdstip vergunningverlening
7. De Stichting voert aan dat de burgemeester in strijd met het ‘fair play-beginsel’ heeft gehandeld door pas kort voor opbouw van het evenement de vergunning te verlenen. Hierdoor is de Stichting niet in de gelegenheid gesteld om voorafgaande aan het evenement bezwaar te maken en een voorlopige voorziening in te dienen. Dit terwijl de behandeling van de aanvraag om de evenementenvergunning juist onredelijk lang heeft geduurd. Daarmee heeft de burgemeester de rechtsbescherming van de inwoners van Utrecht feitelijk ondergeschikt gemaakt aan de belangen van de vergunninghouder.
8. De rechtbank volgt de Stichting niet in dit betoog. De rechtbank stelt vast dat de vergunning voor het evenement is aangevraagd op 31 maart 2023 en is verleend op 12 juni 2023. De burgemeester heeft op zitting toegelicht dat aanvragen voor evenementenvergunningen worden behandeld in de volgorde waarop de evenementen op de evenementenkalender staan gepland. Voor de behandeling worden zowel externe als interne deskundigen om advies gevraagd. Zo moet vooraf overleg worden gevoerd met de politie, de brandweer en experts en met betrokken ambtenaren van de afdeling evenementenvergunning binnen de organisatie. Voor de behandeling van een aanvraag is dus tijd nodig. Gelet op deze uitleg is de rechtbank niet gebleken dat de burgemeester met het afgeven van de vergunning kort voor de aanvang van het evenement, onzorgvuldig heeft gehandeld. De periode tussen de verlening van vergunning en de aanvang van het evenement is ook niet dermate kort dat de Stichting onvoldoende gelegenheid heeft gehad om bezwaar te maken en een voorlopige voorziening in te dienen.
9. De Stichting wijst er op dat aan de evenementenvergunning geluidvoorschriften zijn verbonden die gebaseerd zijn op de ‘Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen’ (de Beleidsregel). Volgens de Stichting is in eerdere uitspraken ten onrechte de conclusie getrokken dat de burgemeester zich voor de vergunningverlening van dit evenement mag baseren op die Beleidsregel. In die uitspraken is volgens de Stichting namelijk de conclusie getrokken dat die Beleidsregel is gebaseerd op een geluidsonderzoek van dB-Control, terwijl dat onderzoek helemaal niet is opgesteld ten behoeve van de Beleidsregel. Uit de toelichting van de Beleidsregel blijkt ook niet dat het onderzoek daarbij is betrokken. Bovendien ziet het advies van dB-Control niet op een geluidsonderzoek dat is uitgevoerd in Park Lepelenburg. Volgens de Stichting zijn de geadviseerde geluidsnormen in de Beleidsregel voor buitenevenementen van 80 dB(A) en 95 dB(C) daarom niet aanvaardbaar en is het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
10. De rechtbank constateert dat het onderzoek van dB Control is opgesteld in december 2008. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht hebben vervolgens in maart 2009 de Beleidsregel vastgesteld. Hoewel in die toelichting niet expliciet is verwezen naar het onderzoek van dB-Control, wil dat niet zeggen dat dat onderzoek niet bij de totstandkoming van de Beleidsregel is betrokken. In verschillende uitspraken van deze rechtbanken ook in een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 september 2020, is geoordeeld dat gelet op het onderzoek de burgemeester het rapport van dB-Control aan de vergunningverlening ten grondslag mag leggen. Bij die uitspraak is ook betrokken de mate waarin het onderzoek betrekking heeft op en toepasbaar is in geval van evenementen in park Lepelenburg. In hetgeen de Stichting heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om van die uitspraken af te wijken en nu anders te oordelen.
11. De Stichting heeft nog verwezen naar een rapport dat in opdracht van de gemeente is opgesteld door het adviesbureau Peutz. De rechtbank overweegt dat dit rapport dateert van na de vergunningverlening en van na het bestreden besluit. Het betreft daarom geen informatie die de burgemeester bij de verlening van de vergunning had kunnen betrekken.
Ruimtelijke aspecten: bestemmingsplan
12. De Stichting voert aan dat bij de vergunningverlening ook de ruimtelijke aspecten hadden moeten worden betrokken. Volgens de Stichting heeft de burgemeester niet gehandeld in overeenstemming met de rechtspraak van de Afdeling dat de gemeente in het bestemmingsplan bij het vaststellen van het aantal, de aard en de omvang van de evenementen ook een planologische afweging moet maken. Nu dit bij het huidige bestemmingsplan niet is gedaan, had de burgemeester die afweging bij de verlening van de evenementenvergunning moeten maken. De Stichting betoogt dat er ten onrechte geen omgevingsvergunning is aangevraagd. De Stichting bestrijdt verder dat het evenement met circa 5000 bezoekers en 900 fietsen op een terrein van 0,7 hectare kleinschalig is. De buurt waar park Lepelburg ligt heeft slechts 1.140 inwoners en kan dit evenement daarom niet dragen. Ook wijst de Stichting er op dat het Lepelenburg als deel van het Zocherplantsoen een rijksmonument is. Gelet op die status van het park heeft de burgemeester de vergunning niet mogen verlenen.
13. De rechtbank stelt voorop dat, zoals zij ook al in eerdere uitspraken heeft overwogen, de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan haar beleidsruimte toekomt.De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met de rechtsbelangen die artikel 1:8 van de APV beoogt te beschermen, te weten de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Andere belangen kunnen dan ook geen grond vormen voor weigering van de vergunning. Wat de Stichting heeft aangevoerd over de planologisch-ruimtelijke aspecten van de evenementenvergunning en over het bestemmingsplan of het ontbreken van een nadere regeling in de planregels, kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
14. Voor zover de Stichting heeft bedoeld te stellen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 5:37, derde lid lid, aanhef en onder c, van de APV en de vergunning op grond van dat artikel geweigerd had moeten worden, omdat de aard van het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals de voorzieningenrechter van deze rechtbank eerder heeft geoordeeldis de bestemming van het park “Groen”, is het karakter van het park te omschrijven als een vrij toegankelijk stadspark met speelvoorzieningen grenzend aan woningen en draagt het park ook het karakter van evenementenlocatie in de binnenstad van Utrecht. De rechtbank volgt de burgemeester in het standpunt dat [evenement] een kleinschalig evenement is. Het gaat om een culinair en cultureel foodfestival van drie dagen en is daarmee in aard en omvang beperkt. In wat de Stichting heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding te concluderen dat de aard van het evenement (vrij toegankelijk, met diverse aanbieders van eten, met muziek en kinderprogramma gedurende de vergunde tijden) zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie.
15. Evenmin heeft de burgemeester in de monumentale kenmerken van het park een grond hoeven zien om de vergunning te weigeren. Voor zover al een monumentenvergunning voor de activiteit van het evenement nodig zou zijn, overweegt de rechtbank dat dit een vraag is die ziet op eventuele handhaving van de regels over monumentenbeheer en los staat van de voorliggende procedure.
16. De Stichting voert aan dat bij de vergunningverlening ten onrechte geen rekening is gehouden met de nadelige gevolgen van het evenement voor de bodemgesteldheid in het park en de gezondheid van de bomen. De Stichting verwijst naar het Handboek Bomen 2022, de rapporten van Cobra groeninzichten de Beheervisie Singelgebied, waaruit blijkt dat het slecht is gesteld met de bomen en de bodem in park Lepelenburg. Druk en trillingen van vrachtwagens en bezoekers op de bodem kan leiden tot ondoordringbaarheid van water in de bodem en tot zuurstoftekort voor levende organismen. Volgens de Stichting is het evenement daarom een bedreiging voor de bomen en zijn de daartegen getroffen beschermingsmaatregelen onvoldoende. Dat het gebruik van rijplaten voor vrachtwagens voldoende bescherming biedt tegen bodemverdichting is volgens de Stichting onvoldoende onderbouwd. De maatregelen zijn opgelegd voor de opbouw van het terrein en gelden niet tijdens het evenement, terwijl de meeste voertuigbewegingen buiten de rijplaten plaatsvinden.
17. De rechtbank stelt vast dat voor de bescherming van bomen en bodem tijdens (de op- en afbouw van) het evenement in de vergunning diverse voorschriften zijn opgenomen. Zo mogen binnen de kwetsbare boomzone geen objecten of opslag worden geplaatst en mag er niet met motorvoertuigen door de kwetsbare boomzone gereden en/of geparkeerd worden. Indien er schade aan een boom is geconstateerd, wordt deze doorberekend aan de vergunninghouder. Ook is opgenomen dat de vergunninghouder te allen tijde schade aan het groen moet voorkomen en dat gebruik moet worden gemaakt van rijplaten, ook bij het plaatsen van de foodtrucks en de containers. Waar grote concentraties mensen worden verwacht moet het gras worden beschermd met loopplanken. Een heftruck of ander zwaar materieel moet met gazonbanden rijden. Verder bepalen de voorschriften dat in overleg met de adviseur kwetsbare bomen en boomgroepen mogelijk tijdens de op- en afbouw moeten worden afgezet.
18. Op de zitting hebben de burgemeester en de vergunninghouder toegelicht dat deze voorschriften zijn gebaseerd op het advies van de boomdeskundige van de gemeente. De voorschriften over het gebruik van rijplaten en gazonbanden heeft de burgemeester gebaseerd op het Productblad ‘Verplicht gebruik gazonbanden op grasvelden’ dat bij de vergunningaanvraag is gevoegd. In dat productblad is uitgelegd waarom het gebruik van gazonbanden op grasvelden verplicht is. Daarbij is toegelicht dat druk op de bodem altijd verdichting veroorzaakt en dat de bandenspanning directe invloed heeft op de bodemdiepte en op de wortels. Ook is in het productblad opgenomen dat op locaties waar men continu materiaal moet halen, waar materiaal staat opgeslagen of veel dezelfde rijbewegingen worden gemaakt, gebruik dient te worden gemaakt te van rijplaten.
18. Verder heeft de vergunninghouder op de zitting naar voren gebracht dat er ook voorafgaande aan het evenement zelf nog overleg is gevoerd met de boomdeskundige over de getroffen maatregelen. Ook wordt met de inzet van voortuigbegeleiders wordt gewaarborgd dat de chauffeurs van vrachtwagens, foodtrucks en heftrucks de juiste routes rijden om schade tijdens het rijden door het park te voorkomen. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de plattegrond die bij de aanvraag is gevoegd, waarop de kroonprojecties zijn aangegeven. Volgens de vergunninghouder worden deze kroonprojecties van de bomen op het grasveld ontzien door de bomen tijdens de op- en afbouw met signaallint te omspannen. Daar mogen dus geen zware voertuigen komen.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester met de aan de vergunning verbonden voorschriften en de aanvullende maatregelen voldoende rekening gehouden met de belangen van ecologie en de bescherming van de bomen. De rapporten die de Stichting heeft overgelegd, leiden niet tot ander oordeel. Het Handboek Bomen is een leidraad voor het ontwerp van bomen in de openbare ruimte. In dat Handboek is geen beleid neergelegd waaraan toepassing wordt gegeven bij aanvragen om een evenementenvergunning als [evenement] . De overige rapporten zijn van na de datum van de vergunningverlening, zodat de burgemeester daarmee bij de vergunningverlening geen rekening heeft kunnen houden.
Feiten en belangenafweging
21. De Stichting voert aan dat de burgemeester geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Volgens de Stichting zijn de belangen van omwonenden en reguliere parkbezoekers zoals omschreven in het Zwartboek Buitenevenementen Utrecht niet meegewogen. Ook de belangen van een goed woon- en leefklimaat zijn, naar de Stichting stelt, niet betrokken. Lepelenburg is een belangrijke ontsluiting voor de buurt. Door de afsluiting van wegen voor zware voertuigen, de wegversmalling en het stilstaan van veel vrachtauto’s ontstaat er verkeerschaos bij het op en afbreken van het evenement met het risico op ongevallen. Het besluit op bezwaar is daarom volgens de Stichting onvoldoende gemotiveerd.
22. De rechtbank is van oordeel dat de belangenafweging die de burgemeester heeft gemaakt niet onredelijk is. Uit het bestreden besluit blijkt dat de burgemeester alle relevante belangen heeft betrokken en op inzichtelijke wijze heeft afgewogen. Daarbij betrekt de rechtbank dat het belang van evenementen voor de stad Utrecht in het evenementenbeleid uitvoerig tot uitdrukking is gebracht. De mogelijke nadelige gevolgen van het evenement heeft de burgemeester vervolgens met de vergunningsvoorschriften voldoende betrokken. In aanvulling op de voorschriften ter voorkoming van geluidsoverlast en ter bescherming van de bodem en de bomen, is bijvoorbeeld ook opgenomen dat voorgenomen activiteiten mogen geen gevaar opleveren voor omwonenden en/of het verkeer en dat de vrije doorgang van openbaar vervoersdiensten en hulpverleningsvoertuigen moet zijn geborgd. Ook moet de vergunninghouder er onder meer voor zorgen dat het parkeren van voertuigen van deelnemers en bezoekers ordentelijk verloopt.
23. De Stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat de vergunningverlening in park Lepelenburg heeft geleid tot een onaanvaardbare belasting voor de omgeving of omwonenden. Van meldingen van overlast tijdens het evenement is de burgemeester ook niet gebleken. Dat fietsers voor een onveilige verkeerssituatie zorgen, is niet onderbouwd.
23. Naar het oordeel van de rechtbank biedt hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de burgemeester de betrokken belangen onvoldoende heeft afgewogen. Van een onvoldoende gemotiveerd besluit is ook geen sprake.
25. De Stichting voert verder aan dat bij de beoordeling van de vergunningaanvraag het alcoholverbod ten onrechte niet is betrokken. Vergunninghouder had voor dit verbod een ontheffing op grond van artikel 35 van de Alcoholwet moeten vragen en niet gebleken is dat dat is gedaan en dat die ontheffing is verleend.
26. Op de zitting is gebleken dat de vergunninghouder tijdens het evenement beschikte over een ontheffing voor het verstrekken van zwak alcoholische dranken. Deze beroepsgrond mist daarom feitelijke grondslag.