Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van de Stichting.
6. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat het bestreden besluit correct is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit en standpunt burgemeester
7. De burgemeester heeft voor juni 2022 evenals voor de voorgaande jaren de evenementenvergunning verleend. Het gaat om een driedaags evenement in Park Lepelenburg te Utrecht, te weten een foodfestival, waarbij ook het laten horen van (versterkte) muziek vergund is. Er zijn voorschriften opgenomen om diverse vormen van overlast niet onaanvaardbaar te laten zijn. Zo zijn ter voorkoming van onaanvaardbare geluidsoverlast geluidsnormen en voorschriften opgenomen die gebaseerd zijn op de ‘Beleidsregel geluidsnormen bij buitenevenementen’ (de Beleidsregel). Hieraan ligt een geluidsonderzoek van dB-Control, ten grondslag. Daarmee is volgens de burgemeester voldoende rekening gehouden met mogelijke geluidshinder voor omwonenden. Volgens de burgmeester heeft de Stichting niet aannemelijk gemaakt dat er sprake van onaanvaardbare geluidsoverlast voor omwonenden.
Gronden van beroep: formele punten
8. De Stichting voert aan dat zij van de burgemeester onvoldoende stukken heeft ontvangen. Hierdoor heeft de burgemeester gehandeld in strijd met het beginsel van eerlijke procesvoering als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en is het bestreden besluit onzorgvuldig genomen. Verder voert de Stichting aan dat gemachtigde verhinderd was om de hoorzitting bij te wonen en er ten onrechte geen nieuwe hoorzitting is gepland. Tenslotte voert de Stichting aan dat de gemeente de klachtbrief van 3 juli 2022 over het geluidsniveau van het evenement Lepeltje Lepeltje 2022 en de door omwonenden daarvan ondervonden geluidshinder, ten onrechte niet heeft onderzocht. Dit geeft voor de Stichting de indruk dat de gemeente niet wil tornen aan de geluidsniveaus in de Beleidsregel.
Eerlijke procesvoering en zorgvuldig besluit
9. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de Stichting nog andere op de zaak betrekking hebbende stukken van de burgemeester had moeten ontvangen dan zij heeft ontvangen. De burgemeester mag verwijzen naar openbare stukken waar het gaat om algemene voorschriften en beleidsregels. Verder heeft de Stichting niet concreet gemaakt wat er heeft ontbroken om specifiek deze vergunning te kunnen beoordelen en gronden daartegen te kunnen formuleren. Dat de Stichting zelf in beroep een groot pakket stukken heeft ingediend, betekent niet dat de burgemeester dit allemaal zelf als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (opnieuw) aan de Stichting had moeten verstrekken. Te meer omdat bijvoorbeeld de rapporten uit 2017 en 2018 reeds zijn betrokken in eerdere procedures die de Stichting heeft aangespannen tegen dezelfde vergunningen uit eerdere jaren. Er is dan ook geen sprake van een oneerlijke procesvoering of onzorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat de Stichting voldoende in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord. Naar aanleiding van het bezwaar is van de kant van de burgemeester meermalen telefonisch contact geweest met de gemachtigde van de Stichting. Dit verliep moeizaam in verband met de vakantie van gemachtigde tot 15 september 2022. Via mailverkeer is er toen een afspraak gemaakt voor een telefoongesprek op 19 september 2022 met dezelfde jurist. Dat telefoongesprek heeft plaatsgevonden en in vervolg hierop heeft de gemachtigde van de Stichting de jurist gemaild over de gronden van bezwaar. Vervolgens heeft de gemachtigde op 23 september 2022 per mail de periode van 17 oktober tot 9 november 2022 doorgegeven als verhinderdata voor een hoorzitting (“naar de stand van vandaag”). Bij schrijven van 10 november 2022, op die datum afgegeven op het stadskantoor, heeft de gemachtigde de burgemeester in gebreke gesteld wegens het niet behandelen van het bezwaar. Op 14 november 2023 is per mail de uitnodiging voor een hoorzitting op 24 november 2022 om 12.30 uur aan gemachtigde verstuurd. Bij brief van 21 november 2022, op die dag afgegeven, heeft de gemachtigde medegedeeld dat hij op 24 november 2022 niet beschikbaar is voor de hoorzitting, omdat hij in Zuid-Limburg een hoorzitting heeft. Verder stelt hij dat er problemen zijn met de pc waarop voor de stichting wordt gewerkt en dat mailverkeer daardoor is belemmerd. Op 24 november 2022 mailt de jurist aan de gemachtigde de verordening waarom hij heeft gevraagd en op 25 november 2022 mailt de gemachtigde terug dat de problemen met de pc zijn opgelost.
11. Nu de burgemeester uitvraag heeft gedaan naar de verhinderdata van de Stichting, de datum 24 november 2022 niet als verhinderdatum was opgegeven en er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de gemachtigde heeft bedoeld uitsluitend tot 9 november 2022 zijn verhinderdata te hebben doorgegeven, mocht de burgemeester ervan uitgaan dat de gemachtigde niet verhinderd was. Dat gemachtigde kort voor de hoorzitting aangaf alsnog niet beschikbaar te zijn, komt voor rekening van de Stichting en betekent niet dat de burgemeester daarom een nieuwe datum moest aanbieden , er nog van afgezien of de gemachtigde voor zijn bericht de meest geëigende weg had gekozen. De rechtbank is geen objectieve reden gebleken op grond waarvan de burgemeester had moeten begrijpen dat deeerdere opgave van de verhinderdata achterhaald zou zijn. Gezien de zorgvuldige planning van de hoorzitting en de betrokkenheid van andere partijen, is de enkele mededeling van verhindering door de gemachtigde van de Stichting onvoldoende om de hoorzitting af te blazen. Het had in dit geval op de weg van de gemachtigde gelegen om desgewenst voor vervanging te zorgen op deze hoorzitting of voor de gestelde hoorzitting in Zuid Limburg. De norm is dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord. Daaraan heeft de burgemeester op voldoende zorgvuldige wijze voldaan.
12. Wat betreft de stellingen van de Stichting over de behandeling van klachten, overweegt de rechtbank dat dit (de totstandkoming van) het bestreden besluit niet raakt. Er nog van afgezien dat de gemachtigde van de Stichting de klacht op persoonlijke titel heeft gedaan, heeft de behandeling van een klacht in beginsel geen invloed op de rechtmatigheid van het besluit. Er is geen reden om daar in dit geval anders over te oordelen.
13. De rechtbank concludeert dat de formele gronden van de Stichting daarom niet slagen.
Gronden van beroep: inhoudelijke argumenten
14. De gemachtigde van de Stichting heeft ter zitting aangegeven dat de geluidsoverlast tijdens het evenement de meest in het oog springende klacht is. De Stichting meent dat de geluidsnormen zelf en de wijze waarop het geluid wordt gemeten niet garanderen dat de geluidsemissie zodanig wordt ingeperkt, dat er geen onaanvaardbare overlast meer is. De Stichting heeft hiertoe onder meer een notitie ‘toetsing vergunningvoorwaarden Lepeltje 2022’ van 28 november 2023 van [bouwadviseur] overgelegd.
15. De rechtbank overweegt allereerst dat over de geluidsnormen als zodanig en de wijze waarop het geluid wordt gemeten, al meerdere procedures zijn gevoerd. Zowel de voorzieningenrechter als de bodemrechter hebben geoordeeld, dat de burgemeester de evenementenvergunningen voor de jaren 2016, 2017 2018 en voor 2019 in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Dit oordeel is ook bevestigd in de uitspraak van 23 september 2020 van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).Hierin is geoordeeld dat de normen akkoord zijn en de wijze waarop de voorschriften zijn ingericht, onaanvaardbare geluidoverlast voorkomen.De rechtbank ziet in hetgeen de Stichting heeft aangevoerd geen aanleiding om over de normstelling als zodanig anders te oordelen. De burgemeester mocht hiervoor dus naar die eerdere uitspraken verwijzen. In voorgaande uitspraken is ook geoordeeld dat de burgemeester het advies van [consultant] en de Beleidsregel mag toepassen en niet verplicht is om de geluidsnormering en de wijze van meten te hanteren zoals die in de Nota Limburg of in het Groene Ster-rapport zijn beschreven. Daarvoor is geen wettelijke grondslag. Nu de Stichting hiertegen geen nieuwe argumenten heeft ingebracht, is de rechtbank van oordeel dat de desbetreffende grieven niet slagen. Daarbij merkt de rechtbank op dat het criterium niet is dat de bovengrens van het geluid zodanig (laag) wordt gesteld dat geen sprake meer is van (geluids)overlast, maar dat de overlast niet onaanvaardbaar mag zijn ten opzichte van overige gerechtvaardigde belangen.
16. Wat betreft de voorgeschreven geluidmeting, overweegt de rechtbank als volgt. In de vergunning heeft de burgemeester, als reactie op de zienswijze van de Stichting tegen de aanvraag, vermeld dat om onevenredige (geluids)overlast te voorkomen, de maximaal toegestane geluidnorm (80 dB(A) en 95 dB(C) moet worden gemeten op de dichtstbijzijnde gevoelige gevel. In de voorschriften van de vergunning staat: “Op basis van artikel 3 lid 2 van de ‘Beleidsregel geluidnormen bij buitenevenementen’ dient het volume beperkt te blijven tot maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C) gemeten aan de dichtstbijzijnde bewoonde gevel en op 100 meter vanaf de geluidsbron. U dient continu geluidsmetingen te verrichten, (…)”. Naar het oordeel van de rechtbank komt dit niet geheel met elkaar overeen. Zoals de Stichting heeft gesteld en op zitting is komen vast te staan, is er niet gemeten op 100 meter vanaf de geluidsbron. Dit sluit niet uit dat het geluidniveau op het (open) terrein hoger is geweest dan is toegestaan volgens de vergunning. Ter zitting is namens vergunninghouder gesteld dat de plek van de geluidmeting in de loop der jaren is veranderd na klachten van de Stichting. Aanvankelijk werd 100 meter vanaf de geluidbron gemeten, maar nu is de meting verplaatst naar de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gevel, omdat dit voor de overlast een meer relevante meting zou inhouden. Vergunninghouder is bereid om in het vervolg ook weer 100 meter vanaf de geluidbron te gaan meten.
17. Naar het oordeel van de rechtbank is het geluidsvoorschrift in de vergunning duidelijk, namelijk dat vergunninghouder moet meten op de dichtstbijzijnde gevel en op 100 meter van de bron. Het voorschrift draagt er daarmee aan bij dat de geluidsemissie nergens overschreden mag worden. Zoals ook eerder is geoordeeld zijn de verleende vergunningvoorschriften daarom geschikt om onaanvaardbare geluidoverlast te voorkomen. Dit beroepsonderdeel slaagt dus niet. Dat de feitelijke meting niet ook op 100 meter vanaf de bron is uitgevoerd, maakt niet dat het vergunningvoorschrift zelf ondeugdelijk is. De rechtbank ziet hierin geen reden om het bestreden besluit (gedeeltelijk) te vernietigen. Ook dat in het geluidsvoorschrift niet is opgenomen dat “loodrecht” vanaf de bron moet worden gemeten is geen reden voor vernietiging , omdat op het kaartmateriaal duidelijk is aangegeven en er geen discussie is over wat de richting van het geluid van het (hoofd)podium is. Hierover kan naar het oordeel van de rechtbank geen misverstand bestaan. Duidelijk is wel dat het voorschrift dat ook op 100 meter van de geluidsbron moet worden gemeten, niet is nageleefd. De handhaving van het geluidsvoorschrift staat hier evenwel niet ter beoordeling. Overigens is niet komen vast te staan dat de geluidnorm op 100 meter van de bron daadwerkelijk is overschreden. Dit omdat de notitie van [bouwadviseur] van 28 november 2023 uitgaat van de toegestane geluidbelasting van 80 dB(A) op de gevel en niet van de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting.
De overige inhoudelijke argumenten van de Stichting
18. Deze rechtbank en de Afdeling hebben in eerdere uitspraken al overwogen dat de bevoegdheid van de burgemeester tot verlening van een evenementenvergunning een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan hem beleidsruimte toekomt. De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met de rechtsbelangen die artikel 1:8 van de APV beoogt te beschermen, te weten de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Andere belangen kunnen dan ook geen grond vormen voor weigering van de vergunning.
19. Wat de Stichting heeft aangevoerd over de planologisch-ruimtelijke aspecten van de evenementenvergunning en over het bestemmingsplan of het ontbreken van een nadere regeling in de planregels, kan daarom niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank verwijst hiervoor ook naar haar oordeel hierover in de uitspraak van 24 juni 2019, zaaknummer UTR 17/3816, onder punt 8.
Het beoordelingskader van artikel 1:8 van de APV
20. Ook ten aanzien van de andere aangevoerde aspecten ziet de rechtbank geen aanleiding om van eerdere uitspraken af te wijken. Op grond van artikel 1:8 van de APV kan de burgemeester de vergunning weigeren in het belang van, onder meer, de openbare orde (a), het voorkomen of beperken van overlast (b), de verkeersveiligheid (c), de veiligheid van personen of goederen (d), of de bescherming van het milieu (f). De burgemeester moet het belang van deze aspecten afwegen tegen het belang dat gemoeid is met het verlenen van een evenementenvergunning. Niet gebleken is dat de burgemeester deze belangen onvoldoende heeft meegewogen.
Feiten en belangenafweging
21. De Stichting voert aan dat op basis van de conclusies in het Deskundigenrapport binnenwaarden geluid Lepeltje evenement’ van 15 augustus 2018 van het [bouwadviseur] en het ‘Expertadvies geluidshinder evenement Lepeltje Lepeltje’ van 21 augustus 2018 van Stichting Groene Ster Duurzaam! de geluidsnormen lager hadden moeten worden vastgesteld. De Stichting voert verder aan dat de burgemeester niet heeft benoemd welke relevante belangen bij de vergunningverlening zijn betrokken, waardoor de belangenafweging onvoldoende is gemotiveerd.
22. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals hiervoor is geoordeeld mocht de burgemeester op basis van de uitspraak van de Afdeling zich op het standpunt stellen dat de geluidsnormen juist zijn vastgesteld en hij daarom de vergunning mocht verlenen. De burgemeester was daarom niet gehouden een onderzoek te doen om de bovengrens van geluidsnormen lager vast te stellen.
23. De rechtbank is verder van oordeel dat de burgemeester gezien de reactie op de zienswijze en de vele voorschriften die in de vergunning zijn opgenomen, alle betrokken belangen voldoende bij de vergunningverlening heeft betrokken en meegewogen. Daarbij betrekt de rechtbank ook het navolgende.
Monumentale parkgroen, bodem, flora en fauna
24. De rechtbank overweegt, evenals in haar eerdere uitspraken, dat gelet op het bepaalde in artikel 14.1 van het Bestemmingsplan Binnenstad Utrecht de bestemming van het park “Groen” is, waarbij de gronden onder andere bestemd zijn voor groenvoorzieningen, gazons en beplantingen, recreatief gebruik, maar ook voor evenementen. Het Park Lepelenburg is bovendien in de evenementennota uitdrukkelijk als evenementenlocatie aangeduid.
25. Dit betekent uiteraard niet dat daarom voorbij kan worden gegaan aan de te beschermen waarden van Park Lepelenburg. Met de bestemming “Groen” is blijkens de toelichting op het bestemmingsplan de instandhouding en versterking van de aanwezige natuurwaarden geborgd. Hierbij is onder meer verwezen naar een onderzoek van [advies- en ingenieursbureau] naar de gevolgen van natuurwetgeving voor de binnenstad.De beschrijving van het terrein noopte de burgemeester niet tot nader onderzoek. Alleen al gezien de vergunde tijden voor het evenement (op vrijdag en zaterdag tot 23 uur en op zondag tot 22.00 uur ) is niet gebleken dat op basis van dat rapport een afzonderlijke toestemming volgens de Wet Natuurbescherming, zoals die destijds gold, noodzakelijk is. Verder geven de vergunningvoorschriften blijk van voldoende aandacht voor de groenvoorzieningen. De burgemeester heeft specifieke voorschriften in de vergunning opgenomen die onder meer zien op de bescherming van bomen en van het openbaar groen in Park Lepelenburg. Zo moeten kroonprojecties van bomen vrij blijven van zware objecten om verdichting van de grond en wortelschade te voorkomen. Aan de bodem is daarnaast voldoende aandacht besteed doordat in de vergunning is opgenomen dat zware voertuigen met gazonbanden moeten rijden en gebruik moeten maken van rijplaten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze voorschriften voldoende waarborgen bieden om schade aan het park en de bomen te voorkomen. Anders dan de Stichting stelt is er dus wel voldoende aandacht besteed aan (voorkomen van) bodemverdichting en beschadiging van bodem. De Stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat er andere belangen zijn die door de burgemeester over het hoofd zijn gezien en die daardoor onevenredig en onherstelbaar nadelig zijn beïnvloed. De enkele verwijzing naar regelgeving is daarvoor te onbepaald. Ook is niet gebleken dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft verricht of dat het evenement ‘Lepeltje Lepeltje’ anderszins niet strookt met het karakter van Park Lepelenburg.
26. Met de getroffen maatregelen en de aan de vergunning verbonden voorschriften heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank de bescherming van de bomen en het park voldoende geborgd. Wat de Stichting in dit verband heeft aangevoerd, is onvoldoende voor een ander oordeel. Zoals eerder overwogen heeft de burgemeester ruime beoordelingsruimte waar het gaat om verlening van een evenementenvergunning. De burgemeester mag daarbij niet in strijd handelen met de wettelijke regels, en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Wat eisers hebben aangevoerd over de bruikbaarheid van het rapport van [advies- en ingenieursbureau] . valt buiten deze procedure en behoeft daarom geen bespreking. De beroepsgrond op het punt van parkgroen, bodem, flora en fauna slaagt niet.
27. Ook overigens heeft de Stichting niet aannemelijk gemaakt dat de vergunning er in het verleden toe heeft geleid dat onaanvaardbare dan wel niet herstelde schade is opgetreden aan de belangen hier in geding. Anders dan de Stichting betoogt was de burgemeester al met al niet gehouden om een ecologisch onderzoek te doen naar de effecten van het evenement op de flora en fauna of op de bodemdichtheid van de locatie.