ECLI:NL:RBMNE:2024:639

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
UTR 22/5932
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen positieve weigering natuurvergunning niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van belanghebbendheid

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de positieve weigering van een natuurvergunning voor de bouw van een distributiecentrum met kantoorruimten op een bedrijventerrein aan de Flevolandse kant van het Gooimeer. De aanvraag voor de natuurvergunning werd op 26 april 2022 ingediend door een derde-partij, en Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland waren verantwoordelijk voor de beoordeling op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb). Op 31 augustus 2022 werd een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, waarin de natuurvergunning werd geweigerd, omdat er geen toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden zou zijn. De eisers, wonende aan de Noord-Hollandse kant van het Gooimeer, waren het niet eens met dit besluit en dienden zienswijzen in. Uiteindelijk werd de natuurvergunning op 22 november 2022 geweigerd, waarna de eisers beroep instelden.

De rechtbank Midden-Nederland, zittende in Utrecht, moest beoordelen of de eisers als belanghebbenden konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de afstand van de woningen van de eisers tot de bouwlocatie, ongeveer 3 kilometer, te groot was om van een persoonlijk belang te spreken. De rechtbank stelde vast dat de eisers onvoldoende hadden onderbouwd dat de gevolgen van de verkeersdrukte en stikstofuitstoot groot genoeg waren om hen als belanghebbenden te kwalificeren. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier N.K. Boer – de Bruin, en werd openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5932
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 op het beroep in de zaak tussen
[eiser sub 1];
[eiser sub 2];
[eiser sub 3],
allen uit [plaats] , eisers
en

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van Winzum).
Als partij neemt aan het geding deel:
Hunkemöller B.V., gevestigd in Amsterdam (gemachtigde: mr. M. Bekooy)

Inleiding

1. Voor het bouwen van een distributiecentrum met kantoorruimten op het bedrijventerrein ‘ [locatie] ’ dat aan de Flevolandse kant van het Gooimeer grenst, heeft derde-partij op 26 april 2022 een natuurvergunning aangevraagd. Gedeputeerde Staten waren toen op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) verantwoordelijk voor de beoordeling van de gevolgen van plannen en projecten op Natura 2000-gebieden.
2. Op 31 augustus 2022 hebben Gedeputeerde Staten een ontwerpbesluit ter inzage gelegd, strekkend tot de weigering van de natuurvergunning. Het betreft een zogenaamde ‘positieve weigering’. Volgens Gedeputeerde Staten is er namelijk ten opzichte van de referentiedatum geen sprake van een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000gebieden (intern salderen), zodat er voor het distributiecentrum geen vergunningplicht geldt op grond van de Wnb.
3. Eisers wonen in [plaats] aan de Noord-Hollandse kant van het Gooimeer, en zijn het niet eens met het ontwerpbesluit. Zij hebben daarop hun zienswijzen ingediend. Bij besluit van 22 november 2022 (
het bestreden besluit) hebben Gedeputeerde Staten de natuurvergunning geweigerd. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak in de zaak zonder deze op een zitting te behandelen. [1]

Overwegingen

4. Op 1 januari 2024 is de Wnb ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om de natuurvergunning vóór die datum is ingediend, is in deze zaak de Wnb met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 2.9, eerste lid, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet.
Zijn eisers belanghebbenden bij het besluit?
5. De rechtbank ziet zich eerst voor de vraag gesteld of eisers belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit. Het bestreden besluit is namelijk voorbereid met de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure. [2] Gedeputeerde Staten hebben belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen over het ontwerpbesluit. [3] Het gegeven dat eisers hun zienswijzen naar voren hebben gebracht tegen het ontwerpbesluit betekent echter niet dat zij, ook als zij geen belanghebbenden zouden zijn, ontvankelijk zijn in hun beroep bij de rechtbank. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt namelijk dat nietbelanghebbenden in zaken die zijn voorbereid met de uniforme uitgebreide voorbereidingsprocedure, alleen toegang tot de bestuursrechter hebben als in die zaak de kring van personen die een zienswijze naar voren mogen brengen op grond van het nationale recht is verruimd tot ‘een ieder’. [4] De rechtbank stelt voorop dat, dat hier niet is gebeurd.
6. Iemand is belanghebbende als diegene een rechtstreeks belang heeft bij het besluit. [5] Er moet sprake zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang bij het besluit waarmee de betrokkene zich onderscheidt van anderen. Uitgangspunt daarbij is dat de betrokkene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het besluit toestaat, daar in beginsel belanghebbende bij is. Daarbij geldt als correctie dat die gevolgen wel van enige betekenis moeten zijn. Gevolgen van enige betekenis ontbreken wanneer er weliswaar gevolgen zijn vast te stellen, maar die gevolgen voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene zo klein zijn dat van een persoonlijk belang bij het besluit geen sprake is. Hierbij zijn de afstand tot, het zicht op, de planologische uitstraling en de milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat (zo nodig in onderlinge samenhang bezien) van belang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
7. De rechtbank stelt vast dat de woningen van eisers op zo’n 3 kilometer afstand van de locatie van het bouwplan liggen, waarvan 2,5 kilometer open water is. Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze aanzienlijke afstand dat hier geen sprake is van belanghebbendheid. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de gevolgen van de gestelde verkeerstoename op de A27 en de stikstofuitstoot groot genoeg zijn om van een persoonlijk belang te kunnen spreken; dit belang onderscheidt zich onvoldoende van het belang van andere burgers.
8. Dat betekent dat eisers geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit, zodat daartegen geen beroep voor hen openstaat bij de bestuursrechter. De rechtbank verklaart het beroep daarom nietontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Afdeling 3.4 van de Awb.
3.Overeenkomstig artikel 3:15, eerste lid, van de Awb.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, en van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2823.
5.Zie artikel 1:2, eerste lid van de Awb.