ECLI:NL:RBMNE:2024:6309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/1851
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete opgelegd aan B.V. wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had op 7 september 2022 een bestuurlijke boete opgelegd aan eiseres wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit, naar aanleiding van een arbeidsongeval op 29 september 2021. Eiseres had een werkneemster in dienst die betrokken was bij een ongeval waarbij zij bekneld raakte onder een palletkist. De minister stelde vast dat eiseres niet voldeed aan de verplichtingen uit de Arbowet en het Arbobesluit, met name artikel 7.4, derde en vierde lid, en artikel 5, eerste lid. Eiseres ging in beroep tegen de boete, maar de rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres de risico's van de arbeid niet voldoende had geïnventariseerd en geëvalueerd, en dat de werkneemster niet op de juiste wijze was geïnstrueerd over het gebruik van arbeidsmiddelen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de boete in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1851

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.T. van der Wulp),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(gemachtigde: mr. I.E. Van Heijningen).

Inleiding

1. Bij besluit van 7 september 2022 heeft de minister aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd voor een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit.
1.1.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister. Namens eiseres waren ook aanwezig [A] en [B] .

Beoordeling door de rechtbank

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan haar opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van artikel 7.4, derde en vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (het Arbobesluit) en een bestuurlijke boete vanwege overtreding van artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). De rechtbank beoordeelt dit besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
Het beroep is ongegrond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht en op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres de Arbowet en het Arbobesluit heeft overtreden. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.2.
Het wettelijk kader is in de bijlage bij deze uitspraak gevoegd.
Waar gaat deze zaak over?
3. Op 29 september 2021 heeft een arbeidsongeval plaatsgevonden waarbij een werkneemster van eiseres betrokken is geweest. De betrokken werkneemster was door eiseres ingeleend van een uitzendbureau. De werkneemster was voor eiseres werkzaam op de arbeidsplaats [naam] aan [locatie] in [plaats] . Op die locatie vond het ongeval plaats.
3.1.
Het boeterapport van 14 maart 2022 beschrijft dat een werkneemster van eiseres met een stapelaar een palletkist pakte. De palletkist bevond zich op een op de vloer staande palletkist. Gezien de afmetingen van de palletkist, in verhouding met de lepels van de stapelaar, kantelde de palletkist van de lepels van de stapelaar. De palletkist kwam hierbij op één van zijn kopse kanten op de vloer terecht. Toen de werkneemster vervolgens de palletkist handmatig manoeuvreerde viel deze om, kwam deze met haar in aanraking en raakte zij tussen de palletkist en de vloer bekneld. In het boeterapport wordt daarbij geconstateerd dat bij de werkzaamheden het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, niet is voorkomen of zoveel mogelijk is beperkt. Volgens het boeterapport is daarom sprake van een overtreding van artikel 16 van de Arbowet in samenhang gelezen met artikel 3.17 van het Arbobesluit.
3.2.
Daarnaast is in het boeterapport geconstateerd dat eiseres niet beschikte over een schriftelijke Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Vermeld wordt dat eiseres bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid niet in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk heeft vastgelegd welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Dit is volgens het boeterapport een overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Arbowet.
3.3.
De minister heeft naar aanleiding van dit ongeval en onder verwijzing naar het boeterapport aan eiseres een bestuurlijke opgelegd. In het besluit van 7 september 2022 stelt de minister zich daarbij op het standpunt dat – in afwijking van hetgeen in het boeterapport is vermeld – overtreding van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit de directe aanleiding is van het arbeidsongeval. In de beslissing op bezwaar wordt vervolgens ook verwezen naar artikel 7.4, vierde lid, van het Arbobesluit.
3.4.
Aan eiseres wordt een boete opgelegd van in totaal € 36.000,-. De boete bestaat uit een boete van € 31.500,- voor een overtreding van artikel 7.4, derde lid, in samenhang gelezen met het vierde lid, van het Arbobesluit. Daarnaast heeft de minister een boete opgelegd van € 4.500,- voor een overtreding van artikel 5, eerste lid, van de Arbowet.
3.5.
De rechtbank merkt op dat de minister gedurende de procedure de grondslag voor het opleggen van de boete voor de overtreding die geleid heeft tot het arbeidsongeval, heeft gewijzigd en daarbij is afgeweken van de in het boeterapport geconstateerde overtreding van artikel 3.17 van het Arbobesluit. De rechtbank overweegt daarover dat artikel 3.17 en artikel 7.4 van het Arbobesluit gelet op de bewoordingen een vergelijkbare verplichting voor de werkgever bevatten om te inventariseren welke risico’s zich op de arbeidsplaats onderscheidenlijk bij het gebruik van arbeidsmiddelen op die arbeidsplaats kunnen voordoen en een verplichting om die risico’s zoveel mogelijk te beperken om lichamelijk letsel van de werknemer te voorkomen. Een aanknopingspunt hiervoor is ook gelegen in het feit dat artikel 3.17 van overeenkomstige toepassing is verklaard in het vierde lid van artikel 7.4. Uit de wetsgeschiedenis [1] kan worden afgeleid dat de regelgever heeft beoogd te voorkomen dat situaties waarin niet zonder meer duidelijk is of het gevaar is veroorzaakt door de arbeidsplaats of het arbeidsmiddel niet zouden kunnen worden aangepakt. [2] Daarnaast wordt zowel overtreding van artikel 3.17 als artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit in de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving (Beleidsregel) aangemerkt als een overtreding ter zake waarvan een boete kan worden opgelegd van een normbedrag van de zesde categorie. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres door de wijziging van de grondslag voor het opleggen van de boete dan ook niet in haar verdedigingsrechten geschaad.
Is sprake van een overtreding van artikel 7.4, derde lid, in samenhang gelezen met het vierde lid, van het Arbobesluit?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij artikel 7.4, derde en vierde lid, van het Arbobesluit niet heeft overtreden. Volgens eiseres is het ongeval niet veroorzaakt door gebruik van het arbeidsmiddel, maar is de ongewilde gebeurtenis het gevolg van fouten van de werkneemster. Eiseres voert daartoe aan dat de werkneemster het verkeerde arbeidsmiddel heeft gebruikt, terwijl het juiste arbeidsmiddel ter beschikking stond. Zij had beide palletkisten met de elektronische pallet truck (EPT) op moeten pakken en deze vervolgens gezamenlijk weg moeten brengen, zodat de kisten in het gangpad op de juiste manier met de stapelaar van elkaar af hadden kunnen worden gehaald. Eiseres heeft over het gebruik van zowel de stapelaar als de EPT instructies in haar eigen taal (Pools) gehad en zij heeft ook het certificaat “Veilig werken met de Elektrische Pallet truck” gehaald. Ook wijst eiseres op het Toetsingsverslag RI&E van 3 juli 2020 waaruit onder andere is op te maken dat eiseres toezicht houdt op de werkzaamheden, voorlichting wordt gegeven en gewerkt wordt met een uitgebreid handboek waarin veilige werkwijzen zijn opgenomen. De werkneemster heeft in strijd met de instructies gehandeld door gebruik te maken van de stapelaar in plaats van de EPT. Zij heeft bovendien, gelet op haar eigen verklaring, niet de afmetingen van de palletkist beoordeeld. Vervolgens heeft zij de palletkist handmatig gemanoeuvreerd. Volgens de instructies had de werkneemster de leidinggevende moeten inlichten als zij in een situatie verkeerde waarin zij niet veilig de opdracht kon uitvoeren of niet over het juiste arbeidsmiddel beschikte. Dit blijkt volgens eiseres onder andere uit de zogenoemde SLAM-methode. De werkneemster heeft ook in strijd met die instructies gehandeld. Het ongeval is dus niet ontstaan door het gebruik van het arbeidsmiddel. Het juiste arbeidsmiddel was immers beschikbaar. Het ongeval is ontstaan omdat de werkneemster in strijd met de instructies heeft gehandeld. Om die reden is er geen sprake van een overtreding van artikel 7.4, derde en vierde lid, van het Arbobesluit.
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit een verplichting met zich brengt voor de werkgever om te inventariseren welke risico’s zich bij het gebruik van arbeidsmiddelen op de arbeidsplaats kunnen voordoen en om die risico’s zoveel mogelijk te beperken teneinde lichamelijk letsel van de werknemer te voorkomen. Uit artikel 7.4, vierde lid, van het Arbobesluit volgt dat de werkgever ook moet voorkomen dat vervolgens een werknemer wordt getroffen door onder andere rondslingerende voorwerpen. [3] Voor de vaststelling van een overtreding wordt gekeken naar de feitelijke situatie. Het artikel maakt daarbij geen onderscheid tussen rechtmatige en onrechtmatige gedragingen van de werknemer en bevat geen opzet of schuld als bestanddeel van de overtreding. De overtreding staat daarom vast als niet aan de materiële voorschriften van deze bepaling is voldaan. Gelet hierop is van belang of een arbeidsmiddel zodanig is gebruikt dat een ongewilde gebeurtenis is ontstaan en of de werkgever voldaan heeft aan de verplichting om die gebeurtenis te voorkomen. [4]
4.2.
De rechtbank constateert dat niet in geschil is dat de werkneemster de opdracht had gekregen om een palletkist van 2,07 meter breed, 2,93 meter lang en 0,99 meter hoog te picken en dat deze kist was geplaatst op een andere palletkist. Ook is niet in geschil dat de stapelaar voor het picken van die order niet geschikt was. Dit onder andere gelet op de lengte van de lepels van de stapelaar (1,45 meter), de afmetingen van die palletkist en de wijze waarop die op de onderste palletkist was geplaatst. Ook is niet in geschil dat de werkneemster wel de stapelaar voor het picken van de order heeft gebruikt. Vervolgens is de werkneemster naar de gevallen palletkist toe gelopen om deze kist handmatig in een andere positie te brengen. Bij die handeling is eiseres onder de palletkist terecht gekomen en bekneld geraakt. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een reeks van met elkaar samenhangende en elkaar opvolgende gebeurtenissen die zijn oorzaak vinden in het gebruik van het verkeerde arbeidsmiddel, namelijk de stapelaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat deze samenhang van gebeurtenissen heeft geleid tot de ongewilde gebeurtenis waarbij de werkneemster onder de palletkist bekneld is geraakt. De omstandigheid dat de EPT ook beschikbaar was, heeft de minister bij dit standpunt terecht niet relevant geacht. Daarbij overweegt de rechtbank dat vast staat dat de werkneemster de stapelaar heeft gebruikt en niet de EPT. Dat zij naar de mening van eiseres de EPT had moeten gebruiken, maakt de feitelijke situatie niet anders. Wel kan die omstandigheid een rol spelen bij de vraag of de werkgever aan de verplichting heeft voldaan om de ongewilde gebeurtenis te voorkomen. Op die vraag gaat de rechtbank hierna in.
4.3.
Uit het boeterapport en de verklaring van de werkneemster volgt dat de werkneemster een cursus heeft gevolgd over het gebruik van de EPT. Ook heeft zij in haar eigen taal, het Pools, mondeling instructies ontvangen over het gebruik van de stapelaar. Een werknemer op de arbeidsplaats heeft verder verklaard:

Het uitzendbureau geeft in overleg met [eiseres] B.V. instructie aan alle nieuwe medewerkers. Er is dan een instructietraining in hun eigen landstaal waarbij ook een instructiefilm getoond wordt. Dit met onder andere de do's en don'ts. Daarna wordt getoetst of ze de informatie begrepen hebben. De nieuwe medewerkers krijgen ook een app op hun telefoon waarmee ze van alles aan het uitzendbureau kunnen vragen. Ook kunnen zij daarmee informatie aan het uitzendbureau doorgeven, zoals bijvoorbeeld site specifieke informatie. Vervolgens wordt op de eerste werkdag door een leidinggevende instructie gegeven over de locatie en de werkprocessen. Pas daarna komt iemand in een team en kan hij of zij zelfstandig hun werk gaan doen.”
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee niet aannemelijk geworden dat de werkneemster bekend was met de omstandigheden waaronder zij juist wel of juist niet van de stapelaar dan wel van de EPT gebruik zou moeten maken of wat in het voorliggende geval de veilige werkwijze zou zijn. Niet is gebleken wat de inhoud van de instructietraining is en welke do’s and don’ts aan de werknemers worden meegegeven. Een handboek waarin veilige werkwijzen zijn beschreven, heeft eiseres ook niet overgelegd. Bovendien kan uit de verklaringen van de werkneemster en van de andere getuigen die werkzaam waren op de arbeidsplaats ook niet worden opgemaakt dat zij van een dergelijk handboek of app op de hoogte waren.
4.5.
De rechtbank vindt verder van belang dat de werkneemster heeft verklaard dat niemand haar heeft verteld op welke manier zij de palletkist moest picken en met welke truck zij dat zou moeten doen. Ook heeft zij verklaard dat het gewicht van de palletkist (inclusief de inhoud) haar niet bekend was en zij niet wist hoeveel gewicht zij met de stapelaar kon tillen. Een andere werknemer op de arbeidsplaats heeft verklaard dat bij de opdracht iets te gaan picken de afmetingen en het gewicht van de kist ook niet worden doorgegeven. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de werkneemster instructie heeft gekregen om voorafgaand aan het picken de afmetingen en het gewicht van de kist te controleren en dat zij daar haar keuze van het arbeidsmiddel op dient af te stemmen. Dat een dergelijke instructie niet aan de werkneemster is gegeven, blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook uit een verklaring van een werknemer op de arbeidsplaats. Op de vraag welke maatregelen nodig waren om het geval weg te nemen, antwoordt hij:
“Terugkijkend aan het geheel denk ik aan nadere instructie hierover. Ik bedoel hiermee met welke truck en op welke manier de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. De op de werkvloer aanwezige trucks waren aangepast aan de ruimte en waren niet voor alle werkzaamheden geschikt.
4.6.
De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken dat de werkneemster de instructie heeft gekregen dat zij een leidinggevende moet inschakelen op het moment dat zij van oordeel is dat de opdracht niet op veilige wijze kan worden uitgevoerd. Bij het boeterapport is een “Slam 360 Outline” gevoegd, maar dit gaat over een veiligheidsdag in 2019 over de SLAM methode (Stop-Let op-Afwegen en Maken of Melden). Werkneemster was toen nog niet werkzaam bij eiseres. Ten tijde van het ongeval werkte zij daar vijf dagen. Bovendien is een dergelijke instructie algemeen van aard. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende voor de stelling dat het de werkneemster bekend was dat zij een leidinggevende had moeten inlichten in een situatie als die was ontstaan. De rechtbank vindt hierbij ook van belang het rapport van een onderzoek naar het ongeval dat [naam] in samenwerking met eiseres heeft gedaan. Daarin wordt onder meer geconcludeerd dat er geen instructies waren over het gebruik van het type arbeidsmiddel in relatie tot de afmetingen van de palletkist en de locatie van de opslag en dat er geen formele training is geweest over de risico-bewustzijn en wanneer het werk moet worden neergelegd.
4.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de werkneemster als gevolg van het verkeerde gebruik van een arbeidsmiddel bekneld is geraakt en dat eiseres niet aan de verplichting heeft voldaan om dat ongeval zoveel mogelijk te voorkomen. De minister heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres artikel 7.4, derde en vierde lid, van het Arbobesluit heeft overtreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van een overtreding van artikel 5 van de Arbeidsomstandighedenwet?
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij heeft voldaan aan de verplichting van artikel 5 van de Arbowet. Eiseres wijst er daarbij op dat de werkzaamheden, zoals uitgevoerd op de locatie van het ongeval, eerst werden uitgevoerd op de locatie [locatie] . Voor de werkzaamheden op die locatie is een RI&E opgesteld, die conform de wettelijke eisen getoetst is door het Sectorinstituut Transport en Logistiek. In de loop van 2021 zijn de werkzaamheden verplaatst naar [adres] in [plaats] . De uitgevoerde werkzaamheden zijn ongewijzigd; de processen zijn nagenoeg hetzelfde. Dit geldt - in het verlengde daarvan – volgens eiseres eveneens voor de risico's die de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze RI&E van de locatie [locatie] is vervolgens gebruikt als basis voor de nieuwe RI&E op de locatie [locatie] . Er was dus op die locatie wel een RI&E van de werkzaamheden aanwezig. Volgens eiseres voldoet die RI&E ook aan de wettelijke vereisten. Daarbij wijst zij er op dat een RI&E afgestemd mag zijn op de aard en omvang van de risico’s die zich daadwerkelijk voordoen. Uit de wet volgt niet dat een afzonderlijke risico-inventarisatie moet worden gedaan voor specifieke werkzaamheden met specifieke arbeidsmiddelen.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat bij het boeterapport een Toetsingsbrief Risico-Inventarisatie & Evaluatie is gevoegd van 3 juli 2020. Dit gaat over een goedkeuring van de inventarisatie en evaluatie van de risico’s op de locatie [locatie] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat die Toetsingsbrief niet kan worden aangemerkt als een schriftelijke inventarisatie en evaluatie van de risico’s die de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Uit het arbeidsongeval van 29 september 2021 kan worden opgemaakt dat het risico van de arbeid mede wordt bepaald door de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden. In het boeterapport is de locatie van de palletkist, de wijze waarop deze is gestapeld en ook de ruimte die beschikbaar was voor het picken van de order bij de beoordeling van het ongeval betrokken. Bij het boeterapport is ook een document van eiseres gevoegd waarin een aantal risico’s op de locatie [locatie] worden beschreven. Op dat document is vermeld
“Deze RI&E is nog niet definitief”. De afdrukdatum van de versie die is gevoegd bij het boeterapport is van 28 oktober 2021. In dat document wordt onder andere als knelpunt gesignaleerd dat er onvoldoende werkruimte is om de arbeidsmiddelen veilig te kunnen bedienen en dat de lay out in een aantal gevallen onvoldoende ruimte biedt voor het veilig vervoeren en behandelen van lange en brede kisten. De rechtbank overweegt verder dat uit verklaringen van werknemers op de arbeidsplaats kan worden opgemaakt dat de arbeidsmiddelen niet geschikt waren voor de locatie [locatie] . Ook daaruit kan worden opgemaakt dat de locatie waar de werkzaamheden worden uitgevoerd wel degelijk van invloed is op de risico’s die die werkzaamheden met zich brengt.
5.2.
Niet in geschil is dat er ook geen andere documenten zijn waaruit kan worden opgemaakt dat ten tijde van het ongeval de risico’s van de arbeid op de locatie [locatie] door eiseres schriftelijk zijn geïnventariseerd en geëvalueerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres artikel 5, eerste lid, van de Arbowet heeft overtreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft de minister bij het opleggen van de boete miskend dat de locatie geen zelfstandig opererende nevenvestiging is?
6. Eiseres stelt dat in het boeterapport ten onrechte is gesteld dat de locatie van eiseres in [plaats] geen zelfstandig opererende nevenvestiging is. Volgens eiseres is dit standpunt van belang voor de toepassing van de Beleidsregels en de daarin opgenomen aanpak van recidive.
6.1.
De rechtbank constateert dat deze beroepsgrond niet tot vernietiging van het bestreden besluit kan leiden. Uit de Beleidsregel volgt dat de vraag of sprake is van een zelfstandig opererende nevenvestiging van belang is bij de vaststelling of sprake is van herhaling. In het boetebesluit heeft de minister niet geconcludeerd dat sprake is van herhaling. De opmerking in het boeterapport over de vestiging heeft de minister dan ook niet bij het besluit betrokken. Indien bij een volgende overtreding op een vestiging van eiseres wordt geconcludeerd dat geen sprake is van zelfstandig opererende nevenvestigingen en dus sprake is van recidive, kan in dat kader de juistheid van die stelling aan de orde worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het boetebesluit in stand blijft.
7.1.
Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.
De griffier is verhinderd om deze
uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Arbeidsomstandighedenwet
Artikel 5, eerste lid
1. Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico's de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers.
(…)
Artikel 16
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld in verband met arbeidsomstandigheden van de werknemers.
2. De in het eerste lid bedoelde regels
a. hebben betrekking op de arbozorg en de organisatie van de arbeid, de inrichting van de arbeidsplaatsen, het werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia, de mate van fysieke belasting waaraan werknemers blootstaan, de fysische factoren die zich op de arbeidsplaats voordoen, de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen en de op de arbeidsplaats te gebruiken veiligheids- en gezondheidssignalering en
b. kunnen mede strekken ter uitvoering van de artikelen 3, 4, 5, 8, 9, 13, 14, 14a, 15 en 18.
(…)
10. De werkgever, dan wel een ander dan de werkgever bedoeld in het zevende, achtste of negende lid en de werknemers zijn verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.
11. Het niet naleven van de in het tiende lid bedoelde voorschriften en verboden kan worden aangemerkt als strafbaar feit.
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 3.17
Het gevaar te worden getroffen of geraakt door voorwerpen, producten of onderdelen daarvan dan wel vloeistoffen of gassen, of het gevaar bekneld te raken tussen voorwerpen, producten of onderdelen daarvan, wordt voorkomen en indien dat niet mogelijk is zoveel mogelijk beperkt. Artikel 3.16, vijfde lid, laatste volzin, is van toepassing.
Artikel 7.4.
(…)
3. Een arbeidsmiddel is zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
4. Artikel 3.17 is van overeenkomstige toepassing.

Voetnoten

1.Stb. 1997, 60.
2.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2379.
3.Zie Stb. 1997, 60, p. 422.
4.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van de Raad van State van 29 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5967.