ECLI:NL:RBMNE:2024:6308

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 september 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
UTR 22/4383
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG en de verplichtingen van de minister

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 27 september 2024, staat de inzage in persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) centraal. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Bredius, heeft een verzoek ingediend bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om inzage in zijn en zijn dochter's persoonsgegevens. De minister heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen, maar eiser was van mening dat de verstrekte informatie onvoldoende was om de rechtmatigheid van de verwerking van zijn persoonsgegevens te controleren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet voldoende inzage heeft gegeven in de subjectieve persoonsgegevens en dat de verstrekte overzichten niet de noodzakelijke kenmerken bevatten om eiser in staat te stellen zijn rechten onder de AVG uit te oefenen. De rechtbank oordeelt dat de minister tekort is geschoten in zijn verplichtingen en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij moet overleggen met eiser over de persoonsgegevens waarvan hij inzage wenst. Tevens moet de minister een zoekslag doen naar de subjectieve persoonsgegevens in de documenten die zijn geïdentificeerd. De uitspraak benadrukt het belang van een behulpzame overheid in het kader van inzageverzoeken en de noodzaak om zowel objectieve als subjectieve persoonsgegevens adequaat te identificeren en te verstrekken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4383

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Bredius)
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

(gemachtigden: mr. L.J.M. Franssen, mr. M. Van Dijen en R. Vervoordeldonk).

Inleiding

Met het besluit van 16 november 2021 (het primaire besluit) heeft de minister beslist op het verzoek van eiser om inzage in de persoonsgegevens van hem en zijn dochter op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Met het bestreden besluit van 29 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vervolgens heeft eiser hier schriftelijk op gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 23 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde en de gemachtigden van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

1. In artikel 15 van de AVG is het recht van inzage van de betrokkene geregeld in de persoonsgegevens die hem betreffen. Het doel daarvan is dat de betrokkene zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. Persoonsgegevens in een dossier zijn alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Allereerst zijn dit gegevens met betrekking tot bijvoorbeeld naam, adres en woonplaats. In deze uitspraak worden dit objectieve persoonsgegevens genoemd. Maar ook alle overige (in combinatie met andere gegevens) tot een persoon herleidbare gegevens kunnen persoonsgegevens zijn, zoals meningen over een persoon of informatie over zijn gezinsomstandigheden. Het gaat dan om informatie die op grond van haar inhoud, doel of gevolg verbonden is of kan worden aan een natuurlijk persoon. In deze uitspraak worden dit subjectieve persoonsgegevens genoemd.
2. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiser onvoldoende inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens en die van zijn dochter heeft gegeven omdat de minister geen inzage heeft gegeven in de ‘subjectieve’ persoonsgegevens. De rechtbank is ook van oordeel dat de manier waarop de minister eiser inzage heeft gegeven in de objectieve persoonsgegevens hem niet in staat stelt om de rechtmatigheid van de verwerkingen te controleren. De rechtbank legt dat hierna uit. Daaraan voorafgaand schetst de rechtbank als eerste hoe het inzageproces is verlopen.
Wat ging er vooraf aan de procedure bij de rechtbank?
Het verzoek
3. Eiser heeft op 17 augustus 2021 verzocht om inzage in de persoonsgegevens van hem en zijn dochter die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) verwerkt. In zijn verzoek vraagt eiser ook – kort samengevat – met welk doel de gegevens worden verwerkt, aan wie de gegevens zijn verstrekt, welke waarborgen er zijn getroffen bij het doorgeven van de gegevens aan een ander land of internationale organisatie, wat de herkomst is, hoe lang gegevens worden opgeslagen en of er sprake is van geautomatiseerde besluitvorming. Daarnaast verzoekt eiser om kopieën van de persoonsgegevens. Eiser beroept zich in zijn verzoek op artikel 12 en artikel 15, eerste lid, van de AVG.
Het primaire besluit over inzage
4. De minister heeft eisers verzoek in het primaire besluit toegewezen en hem inzage gegeven in (een kopie van) verwerkte persoonsgegevens. Die persoonsgegevens zijn opgenomen in twee bijlagen. Die bijlagen bevatten een opsomming van voornaam / voorletters, tussenvoegsels, achternaam, adresgegevens, e-mailadressen, telefoonnummer, titulatuur en geboortedata. De opsomming is ongespecificeerd en vermeldt niet het document en type document waarin de persoonsgegevens zijn verwerkt. Daarnaast bevatten de bijlagen een opsomming van redenen (doeleinden) voor verwerking en een opsomming van de (interne) personen met wie de persoonsgegevens zijn gedeeld, die deze persoonsgegevens hebben verwerkt of ingezien. Ook is vermeld dat de persoonsgegevens gedeeld zijn met het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. In de bijlage over de persoonsgegevens van eisers dochter is bij de opsomming van mogelijke bijzondere persoonsgegevens ‘medische gegevens’ aangevinkt.
5. De minister heeft in het primaire besluit toegelicht dat de IGJ tussen 2013 en 18 augustus 2021 persoonsgegevens van eiser en zijn dochter heeft verwerkt naar aanleiding van meldingen die eiser heeft gedaan. Verder zijn er gegevens verwerkt omdat eiser tussen 2014 en 18 augustus 2021 de IGJ heeft verzocht om handhavend op te treden onder de werking van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met het bepaalde in artikel 36 van de Gezondheidswet en omdat eiser een AVG-verzoek bij de IGJ had ingediend. Ten slotte zijn er gegevens verwerkt omdat eiser een klacht bij de IGJ had ingediend. Volgens de minister stellen de bijlagen bij het primaire besluit eiser in staat om te controleren of de persoonsgegevens juist en rechtmatig zijn verwerkt, in de zin van artikel 15 van de AVG.
Eisers bezwaar
6. Eiser is niet tevreden met de verstrekte overzichten omdat deze een (onherleidbare) opsomming van gegevens bevatten die alleen zien op de directe identificatoren van hem en zijn dochter. Gelet op de definitie van ‘persoonsgegeven’ worden er volgens hem veel meer persoonsgegevens verwerkt dan de voorgenoemde gegevens.
7. In de bezwaarfase is door de minister aan eiser gevraagd om zijn verzoek te specificeren. Uit het transcript van de hoorzitting volgt dat eiser specifiek vraagt om subjectieve persoonsgegevens die aan hem zijn gekoppeld. Daarnaast licht eiser toe dat hij niet zit te wachten op e-mails die hij zelf heeft verstuurd en dat hij niet vraagt om interne memo’s met afwegingen van ambtenaren.
Het bestreden besluit op bezwaar
8. Eisers bezwaar is ongegrond verklaard en de minister blijft bij het standpunt dat de al verstrekte overzichten in begrijpelijke vorm zijn opgesteld en eiser in staat stellen om overeenkomstig de doelstelling van het inzagerecht te controleren of de persoonsgegevens juist zijn en of de verwerking daarvan rechtmatig is.
9. De minister licht toe dat ter uitvoering van eisers AVG-verzoek is gezocht op zijn naam en die van zijn dochter, en variaties hierop, om zo volledig mogelijk op het verzoek te beslissen. Uitkomst van dit onderzoek is dat ruim 1.000 documenten onder het AVG-verzoek vallen. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke een grote hoeveelheid gegevens over de betrokkene verwerkt, moet hij de betrokkene voorafgaand aan de informatieverstrekking kunnen verzoeken om te preciseren op welke informatie of welke verwerkingsactiviteiten het verzoek betrekking heeft. Volgens de minister heeft eiser zijn verzoek te algemeen geformuleerd zodat het onvoldoende bepaald is. Dit maakt dat eisers verzoek volgens de minister zodanig breed is geformuleerd dat het in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden uitgevoerd. Integrale honorering van het verzoek om inzage in alle verwerkte persoonsgegevens per document, zou onder deze omstandigheden niet alleen welhaast praktisch ondoenlijk zijn, maar ook een veel te omvangrijke en daarmee kostbare exercitie meebrengen. De minister is van mening dat deze bijzondere omstandigheden maken dat een dergelijke integrale honorering van het verzoek in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd. Volgens hem kan hij daarom in beginsel volstaan met een algemene zoekslag naar de meest gangbare persoonsgegevens, waaronder NAW-gegevens.
Wat is er gebeurd in aanloop naar de zitting?
Eiser heeft documenten toegestuurd gekregen
10. De minister heeft tijdens deze beroepsprocedure de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd, waaronder de documenten die volgens de minister onder het AVG-verzoek vallen. Het gaat daarbij om deel 1 (documenten 1 tot en met 456), deel 2 (documenten 457 tot en met 734), deel 3 (documenten 745 tot en met 924). Daarbij heeft de minister geen verzoek om geheimhouding gedaan. De rechtbank heeft deze stukken in kopie naar eiser gestuurd. Later bleek dat de minister voor deze documenten om geheimhouding had willen verzoeken.
11.
In aanvulling op delen 1 tot en met 3 heeft de minister ook documenten 925 tot en met 971 aan de rechtbank toegestuurd. Daarbij heeft de minister wel verzocht om geheimhouding. Vervolgens heeft de minister medegedeeld dat het geheimhoudingsverzoek vervalt voor een aantal documenten (854, 856, 899, 953, 962 en 964) omdat is gebleken dat eiser al bekend is met deze documenten.
12. Het voorgaande betekent dat eiser de beschikking heeft gekregen over een grote hoeveelheid documenten, gelakt en/of ongelakt, waarin zijn persoonsgegevens en die van zijn dochter zijn verwerkt.
Het oordeel van de rechtbank
De zoekslag: alle documenten geïdentificeerd?
13. Eiser voert aan dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat er meer persoonsgegevens moeten zijn dan waarin de minister hem inzage heeft gegeven. Hij wijst er daarbij op dat de inspectie ook met de systemen Termijnlijst, SPEC en Sharepoint werkt en dat deze systemen niet zijn doorzocht. Ook wijst hij er op dat hij naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur documenten heeft ontvangen, die hij niet heeft kunnen terugvinden in de stukken die in deze procedure zijn overgelegd. Bovendien moeten er volgens eiser aantekeningen zijn van de gesprekken die de inspecteurs over hem en zijn dochter hebben gevoerd. In elk geval wordt in een document specifiek naar notulen verwezen. Ook die zijn niet overgelegd.
14. De rechtbank vindt allereerst dat de minister aannemelijk heeft gemaakt dat alle documenten van de IGJ zijn geïdentificeerd waarin persoonsgegevens van eiser en zijn dochter staan. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat alle systemen waarin bij IGJ persoonsgegevens kunnen staan zijn doorzocht en dat de gehanteerde zoektermen geschikt zijn om deze persoonsgegevens te identificeren. De minister heeft op de zitting toegelicht dat de G-schijf en de e-mailboxen van de betrokken medewerkers zijn doorzocht. Daarnaast is gezocht in de systemen BRS, WPM en TopDesk. Het door eiser genoemde systeem SharePoint werd gebruikt tot april 2021 en is daarna afgesloten en overgezet naar BRS. Ten tijde van het verzoek was SharePoint leeg en niet bereikbaar. Het systeem SPEC zou worden ingevoerd, maar bleek niet bruikbaar. Dit systeem is dan ook feitelijk nooit in gebruik geweest. Daarmee heeft de minister voldoende toegelicht dat Sharepoint en SPEC geen persoonsgegevens van eiser en zijn dochter (meer) bevatten. De minister werkt ook met het archiefsysteem Termijnlijst. Op zitting is toegelicht dat dit archiefsysteem geen andere documenten bevat dan de systemen waarin is gezocht. De rechtbank vindt dit aannemelijk. De minister heeft daarom voldoende toegelicht dat in het archiefsysteem geen andere persoonsgegevens van eiser en zijn dochter zijn verwerkt die niet al in de gevonden documenten staan.
15. Op de zitting heeft de minister verder toegelicht dat door de inspecteurs inderdaad aantekeningen worden gemaakt tijdens de gesprekken. Maar deze aantekeningen worden direct na het afsluiten van het onderzoek vernietigd. De rechtbank vindt het op basis van deze toelichting aannemelijk dat er geen aantekeningen zijn die alsnog overgelegd kunnen worden. De rechtbank constateert wel dat de notulen waar eiser naar heeft verwezen, deel uit maken van de stukken die onder geheimhouding aan de rechtbank zijn verstrekt.
16. Verder heeft de minister voldoende toegelicht dat de Wob-documenten bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en niet bij de IGJ ondergebracht waren. Het verzoek zag specifiek op de IGJ en daarom zijn de Wob-documenten niet bij de zoekslag naar bovengekomen.
De zoekslag: alle persoonsgegevens in de aangetroffen documenten geïdentificeerd?
17. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte heeft volstaan met een algemene zoekslag naar de verwerkte persoonsgegevens. Volgens eiser heeft hij zijn verzoek tijdens de hoorzitting in bezwaar bovendien nadrukkelijk concreter geformuleerd en afgebakend. Het argument van de minister dat sprake is van een zo’n omvangrijke set met documenten dat zij kan volstaan met een algemene zoekslag en weergave, is volgens eiser dan ook niet juist. Ook heeft de minister volgens hem miskend dat hij uitdrukkelijk ook om de verwerkte subjectieve persoonsgegevens heeft verzocht.
18. De rechtbank constateert dat de minister in de documenten waarin persoonsgegevens van eiser en zijn dochter staan alleen de meest gangbare persoonsgegevens heeft geïdentificeerd en zich heeft beperkt tot de objectieve persoonsgegevens. In het geval van een algemeen geformuleerd verzoek, zoals dat van eiser, kan in beginsel van het bestuursorgaan slechts een algemene zoekslag worden verlangd naar de meest gangbare persoonsgegevens. De rechtbank maakt daarbij wel de kanttekening dat de minister naar aanleiding van eisers inzageverzoek en in het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel contact met hem had kunnen opnemen om te komen tot een verduidelijking en/of specificatie van zijn verzoek, zodat het verzoek in de ogen van de minister (beter) behandelbaar werd. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt het niet van een behulpzame en oplossingsgerichte overheid dat de minister dit heeft nagelaten.
19. Het gebrek aan behulpzaamheid bij het beslissen op het verzoek kan bij de heroverweging in de bezwaarprocedure hersteld worden. Op de hoorzitting is eiser in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek te specificeren. Eiser heeft toen nadrukkelijk gevraagd om subjectieve persoonsgegevens die aan hem zijn gekoppeld, en gezegd dat hij niet zit te wachten op e-mails die hij zelf heeft verstuurd en dat hij niet vraagt om interne memo’s met afwegingen van ambtenaren. De minister heeft dit onvoldoende gevonden en daarom volstaan met de eerdere zoekslag binnen de geïdentificeerde documenten en het overzicht van objectieve persoonsgegevens. Dat betekent dat de minister ook in de bezwaarfase niet behulpzaam is geweest en ten onrechte heeft nagelaten om samen met eiser te onderzoeken of zijn verzoek door zijn specificatie of wellicht door een andere specificatie beter behandelbaar werd, met name met het oog op het geven van de gevraagde inzage in de subjectieve persoonsgegevens. Als gevolg daarvan is de minister vervolgens tekortgeschoten in het identificeren van de verwerking van die subjectieve persoonsgegevens. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de overgelegde documenten kan worden opgemaakt dat deze subjectieve persoonsgegevens bevatten.
20. De conclusie is dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het identificeren van verwerkte subjectieve persoonsgegevens in de geïdentificeerde documenten en dat de zoekslag op dat punt dan ook onvolledig is geweest.
De overzichten met persoonsgegevens en de verstrekte documenten
21. Eiser voert in beroep verder aan dat hij met de verstrekte overzichten de juistheid van de verwerkte persoonsgegevens en de rechtmatigheid van die verwerkingen niet kan controleren. Het verstrekte overzicht is volgens hem geen verwerkingsoverzicht (in begrijpelijke vorm) van alle (objectieve en/of subjectieve) persoonsgegevens die de inspectie verwerkte, verstrekte en/of ontving.
22. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 15 van de AVG heeft iemand het recht op inzage van de hem betreffende persoonsgegevens en om informatie te verkrijgen over onder meer de verwerkingsdoelen en de categorieën van persoonsgegevens. Daarbij wordt een kopie verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens. [1] Volgens vaste rechtspraak [2] betekent het recht op inzage niet dat een bestuursorgaan verplicht is een kopie te verstrekken van de documenten waarin die persoonsgegevens voorkomen. Een bestuursorgaan mag dat doen, maar mag ook voor een andere vorm kiezen waarin de kopie van de persoonsgegevens wordt verstrekt, mits met de gekozen wijze van verstrekking aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG wordt voldaan. Deze kopie moet alle noodzakelijke kenmerken vertonen om de aanvrager in staat te stellen de rechten die hij aan de AVG ontleent daadwerkelijk uit te oefenen en moet de persoonsgegevens dus volledig en getrouw reproduceren. [3] Het inzagerecht heeft verder niet als doel de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren; voor toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan een verzoek worden ingediend op grond van de Wet open overheid. Het inzagerecht heeft tot doel dat iemand zich van de verwerking van zijn persoonsgegevens op de hoogte kan stellen en de rechtmatigheid daarvan kan controleren. [4]
23. De rechtbank komt tot de conclusie dat de door de minister verstrekte overzichten bij het besluit van 16 november 2021 niet alle noodzakelijke kenmerken bevatten om eiser in staat te stellen de rechten die hij aan de AVG ontleent daadwerkelijk uit te oefenen. Hij kan met de gegevens op de overzichten niet controleren of de persoonsgegevens juist zijn en of zij zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG. Om hem daartoe in staat te stellen, moet het overzicht niet alleen een omschrijving van het persoonsgegeven vermelden, maar ook inzicht geven wat de concrete verwerkingen daarvan zijn. Ook moeten de verwerkingsdoeleinden per verwerking of groep van gelijksoortige verwerkingen worden vermeld. Op de verstrekte overzichten in de bijlagen bij het primaire besluit ontbreekt deze informatie. Verder ontbreekt de informatie (per document of persoonsgegeven) waaruit blijkt met welke partijen de persoonsgegevens zijn gedeeld, verwerkt of door ingezien. De eerdergenoemde algemene opsommingen zijn hiervoor niet voldoende.
24. Daarnaast heeft de minister in het verweerschrift en op de zitting erkend dat het primaire besluit en het bestreden besluit niet vermelden welke medische gegevens van de dochter van eiser door IGJ zijn verwerkt. In de besluiten is niet gemotiveerd waarom die niet zijn vermeld. Voor zover de minister heeft beoogd daarbij gebruik te maken van een weigeringsgrond uit de AVG, geeft het bestreden besluit daar geen blijk van.
25. De rechtbank stelt vast dat eiser inmiddels feitelijk beschikt over het merendeel van de documenten waarin zijn persoonsgegevens en die van zijn dochter worden verwerkt. Maar met het verstrekken van die documenten is niet voldaan aan het doel van de AVG. Naar het oordeel van de rechtbank is het zonder toelichting voor eiser niet mogelijk om de (verwerking van) persoonsgegevens te controleren. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk welk verwerkingsdoel aan de orde is.
26. De rechtbank concludeert dat eiser met de verstrekte overzichten nog geen inzage in zijn objectieve persoonsgegevens heeft gekregen omdat de verstrekte overzichten niet de noodzakelijke kenmerken vertonen om hem in staat te stellen de rechten die hij aan de AVG ontleent daadwerkelijk uit te oefenen. De documenten waarover hij de beschikking heeft gekregen bieden in combinatie met de verstrekte overzichten evenmin het vereiste niveau van inzage.

Conclusie en gevolgen.

27. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek heeft. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak finaal te beslechten, omdat het aan de minister is om nader onderzoek te doen voordat er een nieuw besluit genomen kan worden. De rechtbank zal de minister opdragen opnieuw te beslissen op eisers inzage verzoek.
Wat wordt er verwacht van de minister?
28. Als eerste is het van belang dat de minister met eiser overlegt over de persoonsgegevens waarvan hij inzage wenst. Eiser beschikt nu over een groot deel van de documenten waarin persoonsgegevens van hem en zijn dochter zijn verwerkt. Hoewel dit niet betekent dat hij in overeenstemming met de AVG inzage in zijn persoonsgegevens en die van zijn dochter heeft gehad, kan de rechtbank zich voorstellen dat eiser zijn verzoek daardoor wel specifieker kan maken. De minister dient eiser daarbij behulpzaam te zijn.
29. Daarnaast is het van belang dat de minister een zoekslag doet naar de subjectieve persoonsgegevens in de geïdentificeerde documenten. Daarbij merkt de rechtbank op dat in de documenten die met toepassing van artikel 8:29 van de Awb zijn verstrekt niet alleen objectieve maar ook subjectieve persoonsgegevens zijn opgenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om beschrijvingen van eisers gedrag en zijn opstelling tegenover onder andere de IGJ. De rechtbank noemt een paar voorbeelden. Document 925 bevat objectieve persoonsgegevens over eisers dochter en subjectieve persoonsgegevens over hem, namelijk beschrijving van zijn gedrag in relatie tot de omgangsregeling en zijn ‘vader-zijn’. Document 930 bevat ook subjectieve persoonsgegevens, namelijk een beschrijving van eisers opstelling op het punt van communicatie. Deze subjectieve persoonsgegevens bevatten informatie die kenmerkend is voor de psychologische en/of sociale identiteit van eiser en/of zijn dochter en deze zijn binnen de context herleidbaar tot hen. De rechtbank vindt het raadzaam om al deze documenten zorgvuldig te bekijken, met inachtneming van deze uitspraak.
30. Verder dient aan eiser inzage te worden gegeven in zowel de verwerkte objectieve als de subjectieve persoonsgegevens op een wijze die voldoet aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG. In het geval de minister een weigeringsgrond van de AVG wil toepassen dan dient dat te worden gemotiveerd.
31. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de minister een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de minister hiervoor zes weken.
Griffierecht en proceskosten
32. Omdat het beroep gegrond is moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 juli 2022;
- draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzitter, en mr. J.H. Lange en mr. P.J. Blok, leden, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 september 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in het derde lid van artikel 15 van de AVG.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:487.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3067.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:394.