10. Eiser voert aan dat het verbod op gemotoriseerd vaarverkeer, zonder ontheffingsmogelijkheid voor omwonenden, niet deugdelijk is gemotiveerd. Het waterschap heeft namelijk onvoldoende onderbouwd dat een dergelijk verbod nodig is om schade te voorkomen aan het water, oevers en waterkeringen en (dus) de in artikel 3, lid 1 van de Svw genoemde belangen dient. Eiser en andere omwonenden varen al jaren met gemotoriseerde boten op de bovenloop, kennelijk zonder dat daardoor schade wordt veroorzaakt. Bovendien mogen de rondvaartboot en de maaiboten wel blijven varen. Dat is tegenstrijdig aangezien het voor de hand ligt dat dit gemotoriseerd vaarverkeer dan eveneens nadelige effecten heeft. Verder heeft eiser aangevoerd dat het verbod op gemotoriseerd vaarverkeer in werkelijkheid is ingegeven door een ander doel, namelijk het voeren van beleid dat consistent is met het terugdringen van de vaarbewegingen op de benedenloop van de Kromme Rijn.
11. Het waterschap stelt voorop dat het nieuwe verkeersbesluit geen wijziging in het juridische regime voor de bovenloop betreft. Het gemotoriseerd varen op de bovenloop is al sinds 1998 verboden. Volgens het waterschap is het verbod ingesteld om ecologische schade te voorkomen. Het waterschap baseert zich daarbij op input van haar ecoloog en verwijst naar diverse onderzoeken waaruit volgt dat gemotoriseerd varen zorgt voor werveling van de bodem en golfslag. Hierdoor hebben vaarbewegingen een negatieve impact op de watergang en de ecologie van de oevers. De bovenloop is relatief smal en ondiep, waardoor de negatieve invloed van vaarbewegingen relatief groot is. Het opnemen van een ontheffingsmogelijkheid voor omwonenden zou volgens het waterschap een risico op ecologische schade meebrengen.
Volgens het waterschap dient het algehele verbod op gemotoriseerd vaarverkeer op de bovenloop daarnaast de vaarveiligheid. Op diverse locaties op de bovenloop zijn er ondieptes of is er onderwaterbeschoeiing aangelegd. Het profiel van de watergang, die relatief smal en ondiep is, is daarmee in principe ongeschikt voor vaartuigen dieper dan een kano, zo stelt het waterschap.
12. De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Zowel het voorkomen van ecologische schade als het voorkomen van veiligheidsrisico’s zijn belangen die in artikel 3 van de Svw worden genoemd. Voor wat betreft het risico op ecologische schade heeft het waterschap in beroep, na heropening van het onderzoek, nog een advies van haar ecoloog overgelegd. Daarin heeft de ecoloog bevestigd dat gemotoriseerd varen een negatief effect heeft op het ecologische watersysteem. Dit onder meer als gevolg van mechanische stress door de schroef, de bewegende scheepsromp of de golfslag. Planten in het water en langs de oevers kunnen hierdoor worden losgetrokken, ontworteld of afgehakt. De golfslag kan daarnaast voor hydraulische stress zorgen door de opwerveling van sediment van de waterbodem. Hierdoor wordt het doorzicht in het water slechter, wat de groei van planten belemmerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de conclusies van de ecoloog te twijfelen. Dat eiser in zijn reactie vraagtekens heeft gezet bij de deskundigheid van de ecoloog, is daarvoor onvoldoende. Daarbij betrekt de rechtbank dat de conclusies van de ecoloog steun vinden in de onderzoeken waar het waterschap naar verwijst, en dat eiser ook geen tegenrapport van een andere deskundige heeft overgelegd waar iets anders uit naar voren komt.
13. Gelet daarop heeft het waterschap voldoende aannemelijk gemaakt dat het verbod op gemotoriseerd vaarverkeer zonder ontheffingsmogelijkheid dient ter voorkoming van het risico op ecologische schade. Het feit dat de rondvaartboot en de maaiboten wel mogen blijven varen doet daar niet aan af. Zoals het waterschap heeft aangegeven zijn die gemotoriseerde vaarbewegingen beperkt en is daarmee een maatschappelijk belang gediend. Dat is anders bij gemotoriseerde vaarbewegingen ten behoeve van recreatieve doeleinden. De rechtbank kan dit volgen.
14. Voor wat betreft de vaarveiligheid heeft het waterschap aangegeven dat het openstellen van de bovenloop voor gemotoriseerd vaarverkeer mee zou brengen dat de onderwaterbeschoeiing op diverse plekken zou moeten worden verwijderd. Dit omdat motorvaartuigen in de regel dieper steken dan ongemotoriseerd vaarverkeer en vaak ook sneller varen, waardoor de gevolgen groter zijn als het misgaat. Om dezelfde redenen zou het dan ook niet langer mogelijk zijn om – zoals nu – bij onderhoud van de watergang “ecologisch te maaien”, waarbij de bestaande vegetatie zoveel mogelijk in stand wordt gelaten. Dat is volgens het waterschap niet wenselijk. De rechtbank kan dit volgen.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het waterschap met het voorgaande voldoende onderbouwd dat met het verbod van gemotoriseerd vaarverkeer zonder ontheffingsmogelijkheid, de belangen zoals genoemd in artikel 3, lid 1 van de Svw worden gediend. Dat – zoals eiser stelt – het verkeersbesluit daarnaast mogelijk ook nog andere doelen dient, maakt dat niet anders. Artikel 3, lid 1 van de Svw staat daar niet aan in de weg.