ECLI:NL:RBMNE:2024:6278

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
16/652164-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugplaatsing in een inrichting tijdens voorwaardelijke beëindiging van de PIJ

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot terugplaatsing van de veroordeelde in een penitentiaire inrichting (P.I.) na een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot terugplaatsing werd toegewezen, omdat de veroordeelde de algemene voorwaarde van het niet plegen van nieuwe strafbare feiten had overtreden. De rechtbank overwoog dat de wet niet expliciet uitsluit dat terugplaatsing mogelijk is bij het plegen van een nieuw strafbaar feit, en dat de overtreding van deze voorwaarde kan leiden tot terugplaatsing in het kader van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel. De rechtbank wijkt hierbij af van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat terugplaatsing niet mogelijk was bij overtreding van de algemene voorwaarde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de rapportages van de reclassering, die aangaven dat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden en dat er een hoog recidiverisico was. De reclassering adviseerde terugplaatsing in een P.I. om de veiligheid te waarborgen en om de veroordeelde de kans te geven om in een gecontroleerde omgeving te werken aan zijn rehabilitatie. De rechtbank heeft de vordering tot terugplaatsing voor de duur van 14 dagen toegewezen, zodat de veroordeelde de consequenties van zijn gedrag kan ervaren en tegelijkertijd kan worden voorbereid op een nieuwe woonplek met zorg.

De rechtbank heeft ook bepaald dat na de terugplaatsing de eerder vastgestelde voorwaarden weer van kracht worden, en dat de veroordeelde zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid van de samenleving en de rehabilitatie van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652164-18 (vordering terugplaatsing PIJ)
Beslissing op grond van artikel 6:6:32 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 29 oktober 2024
op de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing in een P.I. in het kader van een
voorwaardelijk beëindigde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] [postcode] in [woonplaats] ,
verblijvende in de P.I. te [verblijfplaats] ,
hierna: [veroordeelde] .

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 september 2019, waarbij
[veroordeelde] onder meer is veroordeeld tot de PIJ-maatregel;
- het arrest van de Hoge Raad van 25 augustus 2020, waarbij het cassatieberoep tegen
voornoemd arrest (grotendeels) is verworpen en oplegging van de PIJ-maatregel in stand is gelaten;
  • de beslissing van deze rechtbank van 30 augustus 2022, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van 18 maanden;
  • de beslissing van de rechtbank van 19 maart 2024, waarbij de termijn van de PIJ-maatregel is verlengd voor de duur van één maand, zodat de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel (met bijzondere voorwaarden) met ingang van 19 april 2024 van rechtswege voor de duur van één jaar is gaan lopen;
  • de op 2 oktober 2024 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie die strekt tot terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel;
  • de beslissing van de rechter-commissaris van 1 oktober 2024 tot de voorlopige tenuitvoerlegging van de terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel;
  • het advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 30 september 2024, opgesteld door T. Reijntjens, reclasseringswerker, tot (voorlopige) terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel;
  • het (aanvullende) advies van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 11 oktober 2024, opgesteld door T. Reijntjens, reclasseringswerker, tot terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel voor de duur van 3 weken en verlenging van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek heeft plaats gevonden ter zitting van 15 oktober 2024. Daarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie mr. N. Schapendonk;
- [veroordeelde] ;
- de raadsman van [veroordeelde] , mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere;
- mevrouw B. Westra en mevrouw T. Reijntjens, reclasseringswerkers.

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van 30 september 2024 heeft de reclassering beschreven dat er op het gebied van bijzondere voorwaarden vrij weinig tot stand is gekomen, wat ook de verwachting was bij aanvang van de voorwaardelijk beëindiging. Zo is [veroordeelde] tijdens de gesprekken met de reclassering kort van stof en moet informatie echt uit hem worden getrokken, waardoor het de reclassering onvoldoende is gelukt zicht op [veroordeelde] te krijgen. Daarnaast is de ambulante behandeling moeizaam verlopen en heeft [veroordeelde] nog steeds geen dagbesteding.
Het voornaamste doel van de reclassering is geweest recidive te voorkomen. Nu sprake is van een nieuwe verdenking van strafbare feiten (te weten het bedreigen van zijn ex-vriendin en andere willekeurige slachtoffers, gepleegd tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel) lijkt ook dit doel niet bereikt te zijn. Vanwege deze verdenkingen ziet de reclassering op het moment van schrijven geen mogelijkheden om het hoge recidiverisico te verminderen en uitvoering te geven aan het reclasseringstoezicht. Het advies is dan ook [veroordeelde] voorlopig terug te plaatsen in een P.I. De reclassering beschrijft dat zij zullen onderzoeken of en onder welke voorwaarden een eventueel toezichttraject kan worden voortgezet.
In het aanvullende adviesrapport van 11 oktober 2024 heeft de reclassering nogmaals benadrukt zich zorgen te maken over [veroordeelde] . Naast de huidige verdenkingen kwamen uit de doorzoeking van de telefoon van [veroordeelde] ook zorgelijke signalen naar voren. Zo was [veroordeelde] mogelijk bezig met de aanschaf van een wapen via Telegram en sprak hij over het beroven van mensen via de Grindr-app. Het is duidelijk geworden dat het opgedragen ‘flexibel’ toezicht houden op [veroordeelde] en het inzetten op (voornamelijk) contactopbouw, er niet toe heeft geleid dat hij niet opnieuw in aanraking met politie en justitie is gekomen. De reclassering vindt het dan ook noodzakelijk de bijzondere voorwaarden bij een eventueel toekomstig toezichttraject heel strak te formuleren en waar mogelijk controle toe te passen.
De reclassering vindt dat er binnen de mogelijkheden van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel alsnog geprobeerd moet worden [veroordeelde] in de zorg te krijgen. Ondanks dat de kans van slagen van een nieuw toezicht als nihil wordt ingeschat, ziet de reclassering op dit moment geen ‘beter’ alternatief. De reclassering heeft dan ook geadviseerd [veroordeelde] voor de duur van drie weken terug te plaatsen (bij voorkeur in de P.I.). Enerzijds vanwege de lik-op-stuk aanpak en anderzijds om tijd te verkrijgen een passende woonplek en dagbesteding voor [veroordeelde] te vinden, als ook (eventueel) elektronische monitoring voor te bereiden. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd de (voorwaardelijk beëindigde)
PIJ-maatregel te verlengen, nu zij vinden dat er meer tijd nodig is om stabiliteit te creëren en [veroordeelde] ingebed te krijgen in zorg.
De reclasseringsmedewerkers hebben ter terechtzitting gepersisteerd bij het gegeven advies van 11 oktober 2024. De reclassering geeft aan dat zij 3 weken nodig hebben om [veroordeelde] bij (de gevonden woonplek) [instelling] in Utrecht te kunnen plaatsen, waar hij zijn eigen studio zal verkrijgen met 24-uurs zorg. De hoop is dat de intake positief is en [veroordeelde] de woonplek gefinancierd krijgt van de gemeente, aangezien de Jeugdwet van toepassing is. Dat [veroordeelde] (tijdelijk) weer bij zijn nicht gaat wonen ziet de reclassering niet als passende optie. De reclassering benoemt opnieuw sceptisch te zijn over een goed verloop van een (voortgezet) toezicht. Het alternatief, een terugplaatsing in de (onvoorwaardelijke) PIJ-maatregel, is echter naar hun mening geen goed idee, aangezien [veroordeelde] dan op enig moment vrijkomt zonder toezicht en bijzondere voorwaarden.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [veroordeelde] de vastgestelde algemene voorwaarden bij de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel heeft overtreden, vanwege de door de officier van justitie te bewijzen geachte strafbare feiten onder parketnummer 16/307649-24. Mocht terugplaatsing op de algemene voorwaarden niet mogelijk zijn, dan blijkt uit voornoemde reclasseringsadviezen ook dat [veroordeelde] de vastgestelde bijzondere voorwaarden heeft overtreden, en is terugplaatsing in een P.I. op die grond mogelijk. Zo heeft [veroordeelde] geen dagbesteding en heeft hij geen medewerking verleend aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting dan ook gevraagd de schriftelijke vordering tot terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel (voorlopig) gedeeltelijk toe te wijzen voor de duur van 50 dagen en de behandeling van het overige deel van de vordering (oftewel het resterende deel van de voorwaardelijke beëindiging) aan te houden. De intake bij de mogelijke nieuwe woonvoorziening in Utrecht moet nog plaatsvinden. Na 50 dagen (3 weken na de uitspraakdatum van 29 oktober 2024) is het duidelijk of [veroordeelde] daadwerkelijk geplaatst kan worden en zal op een nieuwe zitting moeten worden bepaald of de PIJ-maatregel opnieuw voorwaardelijk kan worden beëindigd én of deze voorwaardelijke beëindiging moet worden verlengd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering tot terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel af te wijzen. De vordering van de officier van justitie is formeel aangebracht vanwege de verdenkingen onder parketnummer 16/307649-24. Op basis van artikel 6:6:32 lid 3 sub c Sv kan een veroordeelde niet teruggeplaatst worden bij overtreding van de algemene voorwaarde van het niet plegen van nieuwe strafbare feiten.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd de vordering voor de duur van 50 dagen toe te wijzen, zonder nadere aanhouding van de vordering. Nadat [veroordeelde] vrijkomt, daargelaten of hij de plek met begeleid wonen zal verkrijgen, heeft hij een goede basis om door te gaan. Zo kan hij bij zijn nicht verblijven en zal hij zich aan de bijzondere voorwaarden moeten houden die in het kader van de voorwaardelijke beëindiging eerder door de rechtbank aan hem zijn opgelegd.

5.Het oordeel van de rechtbank

Ter terechtzitting van 15 oktober 2024 is de vordering tot terugplaatsing in een P.I. na voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel gelijktijdig met de strafzaak tegen verdachte onder parketnummer 16/307649-24 behandeld. Bij vonnis van deze rechtbank van 29 oktober 2024 is [veroordeelde] op in deze strafzaak veroordeeld voor twee bedreigingen welke gepleegd zijn op 23 september 2024. De PIJ-maatregel van [veroordeelde] is op 19 april 2024 van rechtswege (onder algemene en bijzondere voorwaarden) voorwaardelijk beëindigd voor de duur van één jaar. Dit betekent dat [veroordeelde] bovengenoemde strafbare feiten ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging van zijn PIJ-maatregel heeft begaan, waarmee hij de algemene voorwaarde van het ‘zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit’ heeft overtreden. De vraag die aan de orde is, is of de wettekst zich verzet tegen een terugplaatsing op grond van overtreding van deze algemene voorwaarde.
Artikel 6:6:32 lid 3 sub c Sv bepaalt, voor zover hier van belang, dat indien veroordeelde zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel zich niet heeft gedragen naar de aanwijzingen bedoeld in artikel 77t, eerste lid, onder b van het Sr, de terugplaatsing in een inrichting kan worden bevolen. Artikel 77t Sr bepaalt in lid 1 onder a dat aan de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van rechtswege de voorwaarde is verbonden dat veroordeelde zich niet schuldig maakt aan strafbare feiten. Onder b bepaalt voornoemd artikel, voor zover hier van belang, dat de veroordeelde moet meewerken aan het toezicht door de reclassering. Uit de wettekst van de genoemde artikelen volgt aldus dat terugplaatsing mogelijk is op grond van het niet meewerken aan het toezicht door de reclassering, dan wel het zich niet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De wet bepaalt niet uitdrukkelijk dat terugplaatsing ook mogelijk is in geval van het plegen van een nieuw strafbaar feit. In artikel 6:6:32 lid 3 Sv wordt namelijk niet verwezen naar artikel 77t lid 1 Sr onder a Sr.
De rechtbank Amsterdam heeft in 2021 [1] de wet strikt uitgelegd en overwogen dat als het de bedoeling van de wetgever was geweest om terugplaatsing bij overtreding van de algemene voorwaarde mogelijk te maken hiervoor een expliciete verwijzing in artikel 6:6:32 Sv had moeten staan. De in die zaak aanhangige vordering tot terugplaatsing is daarom afgewezen.
Deze rechtbank overweegt evenwel dat de wet niet anders kan worden uitgelegd dan dat ook het overtreden van de algemene voorwaarde van het niet plegen van een nieuw strafbaar feit – net als overigens het overtreden van andere bijzondere voorwaarden dan het volgen van de aanwijzingen van de reclassering - grondslag kan zijn voor terugplaatsing in het kader van de voorwaardelijk beëindigde PIJ-maatregel. Nu de wetgever heeft bepaald dat deze algemene voorwaarde van dermate evident belang is dat deze, naast de andere algemene voorwaarden, van rechtswege gaat gelden bij voorwaardelijke beëindiging, kan het niet de bedoeling zijn geweest overtreding hiervan uit te sluiten als grondslag voor terugplaatsing. Uit de wetsgeschiedenis blijkt ook niet dat hiervan bewust is afgezien en wat daarvoor de overweging was. Bovendien past een dergelijke uitsluiting niet in het stelsel in het Wetboek van Strafvordering waarin een overtreding van algemene en bijzondere voorwaarden tot een bijbehorende consequentie leidt, zoals een opheffing van een schorsing van voorlopige hechtenis of een omzetting van een voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke straf.
Het verbinden van algemene en bijzondere voorwaarden aan de beëindiging van de PIJ-maatregel zou zonder enige consequentie bij overtreding daarvan geen betekenis hebben. Dit klemt te meer nu met het plegen van nieuwe strafbare feiten gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen en/of goederen is of kan ontstaan.
De rechtbank is daarom van oordeel dat terugplaatsing van [veroordeelde] op grond van het plegen van nieuwe strafbare feiten ook wettelijk gezien mogelijk is. Daarbij komt dat [veroordeelde] , gelet op de beslissing van 19 maart 2024 van deze rechtbank, op de hoogte was dat hij (als algemene voorwaarde) geen nieuw strafbaar feit mocht plegen tijdens de voorwaardelijke beëindiging en het kan voor hem dan ook niet als een verrassing komen dat een terugplaatsing in de P.I. bij het overtreden van deze voorwaarde de consequentie is.
Zoals gelet op de problematiek van [veroordeelde] ook verwacht werd, heeft hij de (eerder vastgestelde) bijzondere voorwaarden niet (strikt) nageleefd. Hoewel dit uitdrukkelijk geen vrijbrief is voor [veroordeelde] om zich niet aan deze bijzondere voorwaarden te houden, zal de rechtbank dit niet aangrijpen om de terugplaatsing te gelasten op grond van deze overtreding van de bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft immers expliciet geadviseerd [veroordeelde] terug te plaatsten vanwege de verdenking van nieuwe strafbare feiten en niet vanwege overtreding van bijzondere voorwaarden. De schriftelijke vordering tot terugplaatsing van de officier van justitie van 2 oktober 2024 is, gelet op haar inhoud, ook duidelijk ingediend vanwege de verdenkingen in de zaak met parketnummer 16/307649-24.
Gelet op het feit dat [veroordeelde] zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging van zijn
PIJ-maatregel (gezien het vonnis van 29 oktober 2024 van deze rechtbank) schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten én op het reclasseringsadvies van 11 oktober 2024 zal de rechtbank de vordering tot terugplaatsing voor de duur van 14 dagen toewijzen, zodat [veroordeelde] de consequenties van zijn gedrag ervaart, maar ook weer op korte termijn begeleid kan gaan wonen en hij binnen een strakker toezichtkader ingebed kan worden in de zorg, zodat het recidiverisico kan worden ingeperkt.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om het onderzoek gedeeltelijk aan te houden zoals door de officier van justitie is verzocht. Als het openbaar ministerie een verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel wenst, kan het - niet eerder dan twee maanden voor het einde van de voorwaardelijke beëindiging - een vordering daartoe indienen (artikel 6:6:32, lid 1 Sv.)

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing van [veroordeelde] toe en beveelt dat [veroordeelde] wordt teruggeplaatst in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet voor de duur van 14 dagen;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verstaat dat na bovengenoemde periode de beslissing van de rechtbank van 19 maart 2024 van deze rechtbank herleeft, en [veroordeelde] zich weer aan de algemene voorwaarden die bij deze beslissing zijn vastgesteld dient te houden;
- wijzigt de bijzondere voorwaarden, vastgesteld bij vonnis van 19 maart 2024 van deze rechtbank, in die zin dat [veroordeelde] zich tijdens de voorwaardelijke beëindiging:
 zich zal melden op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om [veroordeelde] te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 de reclassering zal helpen aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
 de reclassering inzicht zal geven in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 zal meewerken aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met [veroordeelde] , als dat van belang is voor het toezicht;
 niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zal gaan, zonder toestemming van de reclassering;
 zal meewerken aan een plaatsing en verblijf in een wooninstelling voor begeleid/beschermd wonen, zoals Kroonzorg, Kwintes, Vast en Verder, Firmitas of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering (hierna te noemen: het verblijfadres). [veroordeelde] zal instemmen met uitwisselen van informatie met de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. [veroordeelde] zal niet wisselen van huisvesting en adres, zonder vooraf toestemming te hebben gevraagd aan de reclassering. [veroordeelde] zal niet zonder voorafgaande toestemming van de reclassering ergens anders slapen of logeren. [veroordeelde] houdt zich aan de huisregels, afspraken en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Als deze plaatsing bij een bovengenoemde of soortgelijke instelling nog niet beschikbaar is op het moment dat de voorwaardelijke beëindiging weer zal aanvangen, zal [veroordeelde] tijdelijk bij mw. [A] op het adres [adres] te [woonplaats] verblijven;
 zal meewerken aan een inspanningsverplichting voor het hebben en behouden van 24 uur dagbesteding in de vorm van onbetaald werk of vrijwilligerswerk. [veroordeelde] geeft de reclassering toestemming om contact te onderhouden met school of werk. Hij zal niet zonder overleg met de reclassering van school en/of baan veranderen;
 zal meewerken aan coaching vanuit buddy coach, Next Step of soortgelijke zorgaanbieder, te bepalen door de reclassering. [veroordeelde] zal toestemming geven aan de reclassering voor het uitwisselen van informatie. [veroordeelde] houdt zich aan de huisregels, afspraken en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
 zal zich, indien geïndiceerd, laten behandelen door De Waag Topzorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. [veroordeelde] houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
 zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met [veroordeelde] en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft [veroordeelde] op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft [veroordeelde] een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. [veroordeelde] werkt mee aan de aansluiting van het elektronische monitoringsmiddel en vervolgens aan de elektronische monitoring van dit locatiegebod;
 geeft openheid aan de reclassering over zijn sociale contacten. [veroordeelde] stelt zich open en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om contact te hebben met de personen en instellingen uit zijn netwerk;
 zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Ook zal hij budgetbeheer/bewindvoering accepteren. [veroordeelde] dient te allen tijde openheid en inzicht te geven over zijn financiën op verzoek van de reclassering. Dit door middel van inzage in zijn internet bankieren of door het overhandigen van bankoverzichten of screenschot;
 zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd. Mocht het middelengebruik problematisch worden, dan dient [veroordeelde] mee te werken aan de door de reclassering geïndiceerde interventie.
Deze beslissing is genomen door mr. G.M.C. Klink, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en L.E. Verschoor-Bergsma, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2024.