ECLI:NL:RBMNE:2024:6256

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/2371
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging en statuten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van [eiseres] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Het beroep was ingesteld op 23 mei 2023 tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 mei 2023, die op 16 mei 2023 was verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift veronderstellenderwijs was ingediend door [handelend namens], die zich als gemachtigde van [eiseres] B.V. had gepresenteerd. Echter, bij het beroepschrift ontbraken een toereikende machtiging, een uittreksel uit het handelsregister en de statuten van [eiseres] B.V.

De rechtbank heeft [handelend namens] meerdere keren in de gelegenheid gesteld om de ontbrekende documenten aan te leveren, maar deze zijn niet tijdig overgelegd. De rechtbank heeft op 1 september 2023 een aangetekende brief gestuurd waarin [handelend namens] werd verzocht om binnen vier weken de benodigde documenten aan te leveren. Ondanks deze verzoeken heeft [handelend namens] geen geldige machtiging of de benodigde stukken ingediend. Tijdens de zitting op 2 september 2024 heeft hij aangegeven dat de machtiging via verweerder was aangeleverd, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldeed aan de wettelijke vereisten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen toereikende machtiging is overgelegd. Ook het verzoek om schadevergoeding wegens immateriële schade werd afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft de beslissing in het openbaar uitgesproken en de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2371

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[handelend namens] veronderstellenderwijs handelend namens, [eiseres] B.V.,

te [plaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat van eiseres van 23 mei 2023 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 mei 2023, verzonden op 16 mei 2023. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De zitting heeft met een MS-Teams verbinding plaatsgevonden op 2 september 2024.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door [handelend namens] ingesteld namens [eiseres] B.V. Bij het beroepschrift is geen machtiging, uittreksel uit het handelsregister en statuten meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep
niet-ontvankelijk kan worden verklaard als dit niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Zo’n vereiste is het overleggen van een machtiging als de rechtbank daarom verzocht heeft [1] . Als iemand beroep instelt namens een rechtspersoon, moeten er ook uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en – indien nodig – statuten worden overgelegd, zodat er aangetoond wordt dat de persoon die de machtiging heeft ondertekend ook bevoegd is om de machtiging namens de rechtspersoon te ondertekenen. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. Het beroepschrift is ingediend door [handelend namens] . Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [eiseres] B.V. De heer [handelend namens] heeft bij het beroepschrift geen machtiging, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en statuten overgelegd. De rechtbank heeft [handelend namens] bij brief van 9 juni 2023 verzocht om binnen vier weken alsnog een machtiging, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten in te dienen. Bij brief van 29 juni 2023, ontvangen op 24 juli 2023, heeft [handelend namens] een niet ingevulde machtiging overgelegd. De machtiging is niet ondertekend en bevat geen naam. Er is geen kopie van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en statuten overgelegd.
3. De rechtbank heeft [handelend namens] bij aangetekende brief van 1 september 2023 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiseres] B.V. beroep in te stellen en in beroep op te treden. Ook heeft de rechtbank [handelend namens] verzocht om een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten over te leggen. Uit deze stukken moet blijken wie als bevoegd bestuurder van [eiseres] B.V. gerechtigd is om een volmacht af te geven aan [handelend namens] . In deze brief staat dat als [handelend namens] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Reactie hierop is uitgebleven.
4. Tijdens de behandeling van het beroep op zitting heeft [handelend namens] aangegeven dat de machtiging via verweerder is aangeleverd in de gedingstukken en daarmee heeft voldaan aan het opgevraagde verzuim in de aangetekende brief van 1 september 2023.
5. De rechtbank is van oordeel dat [handelend namens] geen toereikende machtiging heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiseres] B.V. beroep in te stellen. Een lege machtiging volstaat niet. Ook heeft [handelend namens] geen uittreksel uit het handelsregister en kopie van de statuten aangeleverd. Hierdoor kan de rechtbank niet controleren wie als bevoegd bestuurder van [eiseres] B.V. gerechtigd is om een volmacht af te geven aan [handelend namens] . De rechtbank is van oordeel dat [handelend namens] genoeg tijd heeft gehad om binnen het gestelde termijn de verzuimen te herstellen. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd en dat een geldige reden daarvoor ontbreekt. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 [2] heeft beslist, is het niet aanleveren van een toereikende machtiging met onderliggende stukken een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
Kijkend naar stand van zaken in deze zaak heeft de rechtbank ten onrechte een reactie op het verweerschrift opgevraagd per brief van 20 maart 2024. Daarmee blijft in stand dat de rechtbank zekerheid moet hebben dat [handelend namens] bevoegd is om beroep in te dienen namens [eiseres] B.V.
6. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
7. [handelend namens] heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat
[eiseres] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af [3] .
8. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:24 van de Awb.