ECLI:NL:RBMNE:2024:6254

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
UTR 22/3417
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging en statuten

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep dat door [eiseres] B.V. was ingediend. Het beroep was ingesteld op 31 mei 2022 tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 12 april 2022 was verzonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet vergezeld ging van een toereikende machtiging en de benodigde statuten, wat in strijd is met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft [handelend namens] verzocht om deze documenten te overleggen, maar dit is niet tijdig gebeurd. Tijdens de zitting op 2 september 2024 heeft [handelend namens] aangegeven dat de rechtbank de statuten zelf kan vinden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het aan [handelend namens] is om de gevraagde gegevens aan te leveren. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat [eiseres] B.V. bevoegd was om beroep in te stellen. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. immateriële schade had geleden. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3417

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[handelend namens] veronderstellenderwijs handelend namens, [eiseres] B.V.,

te [plaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 31 mei 2022, ontvangen op 1 juni 2022, tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 april 2022, verzonden op 25 april 2022. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De zitting heeft met een MS-Teams verbinding plaatsgevonden op 2 september 2024.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door [handelend namens] ingesteld namens
[eiseres] B.V. Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging en statuten meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als dit niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Zo’n vereiste is het overleggen van een machtiging als de rechtbank daarom verzocht heeft [1] . Als iemand beroep instelt namens een rechtspersoon, moeten er ook uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en – indien nodig – statuten worden overgelegd, zodat er aangetoond wordt dat de persoon die de machtiging heeft ondertekend ook bevoegd is om de machtiging namens de rechtspersoon te ondertekenen. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. Het beroepschrift is ingediend door [handelend namens] . Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [eiseres] B.V. De heer [handelend namens] heeft bij het beroepschrift geen machtiging, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en statuten overgelegd. De rechtbank heeft [handelend namens] bij brief van 22 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog een machtiging, een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten in te dienen. Bij brief van
30 augustus 2022, ontvangen op 15 september 2022, heeft [handelend namens] twee machtigingen overgelegd welke zijn ondertekend door [A] met datum februari/maart/april 2021 en [B] met datum 27 april 2021. De heer [handelend namens] heeft ook uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingediend van [eiseres] B.V.,
[bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. en een kopie van de statuten van [bedrijf 3] B.V. overgelegd. Bij brief van 5 oktober 2022 is nogmaals verzocht om binnen uiterlijk vier weken alsnog een kopie van de statuten van [eiseres] B.V. aan te leveren. Hierop is niet gereageerd.
3. De rechtbank heeft [handelend namens] bij aangetekende brief van 12 februari 2024 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een (toereikende) machtiging –
ondertekend door voldoende bevoegde bestuurders – en de statuten van [eiseres] B.V. in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens [eiseres] B.V. beroep in te stellen en in beroep op te treden, en waaruit blijkt wie als bevoegd(e) bestuurder(s) van [eiseres] B.V. gerechtigd is om een volmacht af te geven aan [handelend namens] . In deze brief staat dat als
[handelend namens] niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. Per brief van 16 februari 2024, ontvangen op
20 februari 2024, heeft [handelend namens] nogmaals uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd van [eiseres] B.V., [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. Een machtiging en een kopie van de statuten van
[eiseres] B.V. is niet ontvangen.
4. Tijdens de behandeling van het beroep op zitting heeft [handelend namens] aangegeven dat de rechtbank de statuten ook zelf online via openbare bronnen kan vinden en inzien.
5. De rechtbank is van oordeel dat het aan [handelend namens] zelf is om de gevraagde gegevens over te leggen aan de rechtbank. Het is niet zo dat de rechtbank dit moet doen.
De aangeleverde machtiging, ondertekend door [B] met datum
27 april 2021, is ouder dan één jaar vanaf de ontvangstdatum van het beroepschrift. Het beroepschrift is op 1 juni 2022 ontvangen door de rechtbank. In de zaak is geen machtiging van [C] overgelegd. Het is de rechtbank onduidelijk wat de relatie van
[A] is tot [eiseres] B.V.
Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel zijn er twee bestuurders – waaronder [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V. Zij zijn beiden gezamenlijk bevoegd waarbij verwezen wordt naar de statuten. Omdat de statuten ontbreken kan de rechtbank niet controleren of de machtiging door voldoende bestuurders is ondertekend en toereikend is. Uit de overgelegde machtigingen en de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel volgt niet dat [handelend namens] bevoegd is namens [eiseres] B.V. beroep in te stellen. De rechtbank kan aldus aan de hand van de overgelegde machtigingen en het ontbreken van de statuten niet vaststellen dat [handelend namens] bevoegd is om namens [eiseres] B.V. beroep in te stellen. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd en dat een geldige reden daarvoor ontbreekt. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 [2] heeft beslist, is het niet aanleveren van een toereikende machtiging met onderliggende stukken een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
6. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
7. [handelend namens] heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af [3] .
8. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 8:24 van de Awb.