ECLI:NL:RBMNE:2024:610

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/2618
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 2 juni 2020 ziekmeldde, een WIA-uitkering aangevraagd op 9 juni 2022. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van de vaststelling dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft zij beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 15 december 2023 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waarbij zij stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct had vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen tegenstrijdigheden waren. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de arbeidsdeskundige ook het opleidingsniveau van eiseres correct had vastgesteld en dat zij in staat was om meer dan 65% van haar oude inkomen te verdienen, ondanks haar beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op de WIA-uitkering en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 2 juni 2020 ziekgemeld. Zij werkte daarvoor als voedingsassistent voor 3 uur per week en als zorgassistent voor 15 uur week. Op 9 juni 2022 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Met het primaire besluit van 14 september 2022 is aan eiseres meegedeeld dat zij per 20 september 2022 geen WIA-uitkering krijgt omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.1.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 is haar bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de man van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid door het Uwv. Eiseres vindt dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten. Volgens eiseres is ook haar opleidingsniveau onjuist vastgesteld. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres juist heeft vastgesteld op 1,32%. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 20 september 2022 (de datum in geding).

Het beoordelingskader

3. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
 op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
 voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zich zelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig verricht?
5. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht omdat er alleen een vraaggesprek heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase en zij niet opnieuw medisch is onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
6. De rechtbank geeft eiseres op dit punt geen gelijk. De rechtbank vindt dat er geen sprake is van een onzorgvuldig onderzoek en overweegt daartoe het volgende. De medische beperkingen van eiseres zijn beoordeeld door een primaire verzekeringsarts en deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, eiseres gesproken tijdens een spreekuur op 18 juli 2022 en eiseres psychisch en lichamelijk onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle dossiergegevens, inclusief het rapport van de primaire verzekeringsarts bestudeerd en eiseres gesproken tijdens een spreekuur op 20 februari 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport uitgelegd dat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden omdat de primaire verzekeringsarts gericht lichamelijk onderzoek bij eiseres heeft gedaan. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep medische informatie van de revalidatiearts van 28 oktober 2022 en een verwijzing naar oefentherapie van 28 oktober 2022 bij haar beoordeling betrokken. De rechtbank ziet in het medisch onderzoek geen aanknopingspunten dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de medische beoordeling juist?
7. Eiseres vindt dat de medische beoordeling niet juist is en vindt dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Eiseres vindt dat met haar klachten onvoldoende rekening is gehouden en dat de artsen van het Uwv de lat te hoog hebben gelegd. Eiseres wijst erop dat zij het medisch onderzoek heeft ondergaan met hulp van pijnstillende medicatie en dat als zij dit niet had gedaan, er een andere beoordeling van haar belastbaarheid had plaatsgevonden. Hierdoor heeft zij een verkeerd beeld van zichzelf gegeven. De functionele mogelijkheden lijst is hierdoor niet goed vastgesteld. Ook is er nieuwe medische informatie van de behandelend fysiotherapeut van eiseres van 30 mei 2023, die een andere mening heeft over haar belastbaarheid.
8. Eiseres heeft op de zitting duidelijk uitgelegd dat zij vanwege haar pijnklachten niet goed kon bewegen zonder medicatie, maar zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport heeft uitgelegd, is de belastbaarheid met medicatiegebruik de juiste belastbaarheid voor het beoordelen van de beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de fysiotherapeut die eiseres heeft overgelegd betrokken in haar rapport van 11 augustus 2023. Zij heeft voldoende duidelijk uitgelegd dat deze informatie er niet toe leidt dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen, omdat met de beperkingen uit de functionele mogelijkhedenlijst van 18 juli 2022 voldoende rekening wordt gehouden met de (pijn)klachten die de fysiotherapeut beschrijft. Er zijn onder meer beperkingen voor eiseres aangenomen voor zware beschermingsmiddelen op de rug, buigen en frequent buigen, zwaar duwen, zwaar trekken, zwaar tillen, zwaar dragen, een duurbelasting in lopen, zitten, staan, gebogen en of getordeerd actief zijn, traplopen, klimmen, knielen en hurken. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend heeft uitgelegd dat deze beperkingen zeer goed passend zijn bij de aard van de aandoening waaraan eiseres lijdende is. De beroepsgrond slaagt niet.
Onjuistheden en onvolledigheden in de medische rapporten
10. Eiseres wijst ook op diverse onjuistheden en onvolledigheden die in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn vermeld. De klachten aan haar been en arm zijn onvolledig vermeld, terwijl eiseres dit wel heeft benoemd tijdens het gesprek. Het is volgens eiseres een serieuze klacht en er is geen zwaarte aan toegekend. Er is ook vermeld dat er sprake is van stressincontinentie, maar dit is volgens eiseres gemengde incontinentie.
11. De rechtbank overweegt dat voor de klachten van eiseres, waarbij ook haar benen en armen zijn betrokken, wel beperkingen zijn aangenomen in de functionele mogelijkhedenlijst van 18 juli 2022. Eiseres is onder meer beperkt op zitten, zitten tijdens het werk, staan en staan tijdens het werk. Ook is zij beperkt op duwen en trekken en tillen en dragen tijdens het werk. Ook is eiseres beperkt op lopen en lopen tijdens het werk. In de rapporten van de primaire verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep is ook rekening gehouden met de klachten en beperkingen die eiseres heeft door incontinentie. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van vooringenomenheid?
12. Eiseres voert aan dat er sprake is van (enige) vooringenomenheid. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is op pagina 1 het volgende vermeld:
‘‘
Op 09-01-2021 is zij bevallen. Daarna meteen opnieuw zwanger geraakt en op datum ziekmelding een miskraam gehad.’’
13. Volgens eiseres is dit niet alleen onjuist en kwetsend, maar lijkt het ook te suggereren dat eiseres te kwader trouw is en betekent dit enige vooringenomenheid.
14. De rechtbank heeft gezien dat dit niet klopt en begrijpt dat de hiervoor genoemde overweging uit het rapport als kwetsend kan worden ervaren. Maar het maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van de medische beoordeling, omdat het niet aannemelijk is dat deze onjuistheid invloed heeft gehad op de (zwaarte van) de vastgestelde beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst. De rechtbank ziet hierin ook geen aanknopingspunten om te oordelen dat er sprake is van vooringenomenheid bij de verzekeringsartsen van het Uwv. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de arbeidskundige beoordeling juist?
15. Eiseres vindt dat het Uwv ten aanzien van de arbeidskundige beoordeling de lat te hoog heeft gelegd. Zij is niet in staat is de geduide functies te vervullen omdat het vastgestelde opleidingsniveau niet klopt. Zij wijst erop dat haar lees- en schrijfvaardigheid slecht is en dat zij haar opleidingsniveau tussen de 0 en 1 inschat.
16. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft rekening gehouden met de lees- en schrijfvaardigheden van eiseres. Hij heeft in de beroepsfase namelijk de eerder geduide functies van administratief ondersteunend medewerker en receptionist verworpen omdat niet met zekerheid gesteld kan worden dat eiseres in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst. Bij deze functies moet namelijk gegevens in verschillende systemen worden verwerkt en moet er ook schriftelijk worden gecorrespondeerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de beroepsfase daarom de functies productiemedewerker confectie, kleermaken, textielproductenmaker en productiemedewerker industrie geduid. Eiseres heeft niet betwist dat haar lees- en schrijfvaardigheden voor die functies wel voldoende zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
17. De rechtbank twijfelt er ook niet aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep het opleidingsniveau van eiseres juist heeft vastgesteld op opleidingsniveau 2. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toegelicht dat hij dit heeft gedaan vanwege eiseres haar werkervaring als zorgassistent in combinatie met de gevolgde opleiding in Nederland (vbo niveau C richting zorg). De rechtbank kan dit volgen. Uit vaste rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in sociale zekerheidszaken, volgt dat een betrokkene aan een bepaald opleidingsniveau kan voldoen door een combinatie van opleiding en werkervaring.
De beroepsgrond slaagt niet.
18. Het Uwv heeft met het bestreden besluit dus terecht beslist dat eiseres nog steeds niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering.
19. Daarbij merkt de rechtbank op dat een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet WIA uiteindelijk niet gaat over de vraag
hoe ziekiemand is, maar over de vraag of diegene, ondanks zijn of haar arbeidsbeperkingen nog meer dan 65% kan verdienen van het inkomen dat diegene had voordat hij of zij ziek werd, het maatmaninkomen. Hoe lager dat oude inkomen is, hoe sneller iemand in staat is om meer dan 65% van dat inkomen te verdienen met één van de functies. Hoewel eiseres dus maar voor 1,32% arbeidsongeschikt wordt beschouwd, betekent dat niet dat eiseres niet ziek zou zijn geweest op 20 september 2022. Er zijn beperkingen voor eiseres aangenomen. Het Uwv onderkent dus dat er wat aan de hand was met eiseres, maar eiseres was, ondanks haar beperkingen, nog in staat om meer dan 65% te verdienen van wat zij verdiende voordat zij uitviel.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2936.