ECLI:NL:RBMNE:2024:6069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/571468 / FO RK 24-258 en C/16/574858 FO RK 24-552
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informele rechtsingang van een minderjarige met het syndroom van Down en de benoeming van een bijzondere curator

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2024, betreft het een informele rechtsingang van een minderjarige van 15 jaar met het syndroom van Down. De ouders van de minderjarige zijn het niet eens over zijn ontwikkelingsleeftijd en de mate waarin hij in staat is om de inhoud van zijn verzoeken te overzien. De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd, die constateert dat de procedure schadelijk is geweest voor de minderjarige. De moeder heeft de wensen van de minderjarige overgenomen in haar verzoeken, maar de rechtbank wijst deze verzoeken af. De rechtbank oordeelt dat de huidige situatie in het belang van de minderjarige moet blijven, gezien zijn kwetsbare positie en de zorgen over de manier waarop de moeder met hem omgaat. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om de hoofdverblijfplaats of de omgangsregeling te wijzigen, en concludeert dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk gezag op een constructieve manier uit te oefenen. De bijzondere curator wordt ontslagen van haar functie, en de rechtbank besluit dat de minderjarige bij zijn vader blijft wonen, met een regeling voor omgang met de moeder.

Uitspraak

Rechtbank MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/571468 / FO RK 24-258 en C/16/574858 FO RK 24-552
Informele rechtsingang en gezag en omgang
Beschikking van 25 oktober 2024
op de aanvraag (met zaaknummer C/16/571468 / FO RK 24-258) van:
[minderjarige] ,geboren op [2008] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. Robbers,
[belanghebbende 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.X.C. Peters,
en in de zaak (met zaaknummer C/16/574858 FO RK 24-552) van:
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.J. Robbers,
tegen
[belanghebbende 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.X.C. Peters.

1.Procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de beschikking van 20 mei 2024. In die beschikking heeft de rechtbank mevrouw A. van Teijlingen benoemd tot bijzondere curator voor [minderjarige (voornaam)] en de beslissing op de aanvragen van [minderjarige (voornaam)] en de verzoeken van de moeder aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het verslag van de bijzondere curator, ontvangen op 9 september 2024;
  • de brief van de vader van 13 september 2024 met bijlage;
  • de brief van de moeder van 19 september 2024.
1.3.
Op 20 september 2024 heeft de rechtbank de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld. Hierbij zijn verschenen: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, de bijzondere curator en [A] en [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
De rechtbank heeft [minderjarige (voornaam)] uitgenodigd voor een gesprek met de rechter op 16 september 2024. [minderjarige (voornaam)] heeft gesproken met de rechter. Zijn leraar was daarbij.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. De echtscheiding is uitgesproken in de beschikking van [2016] en ingeschreven op [2017] .
2.2.
In de beschikking van 5 december 2019 is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij de vader vastgesteld.
2.3.
Bij beschikking van 28 april 2022 van deze rechtbank heeft de rechtbank het gezag van de moeder over [minderjarige (voornaam)] beëindigd. Dat betekent dat de vader sindsdien alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige (voornaam)] kan nemen. Verder heeft de rechtbank ook een omgangsregeling vastgesteld met de moeder, in die zin dat [minderjarige (voornaam)] (en zijn zus [C (roepnaam)] ) eens in de veertien dagen bij de moeder zijn van vrijdag uit school tot zondag 16.00 uur, waarbij de moeder de kinderen op vrijdag uit school bij de vader ophaalt en de vader de kinderen op zondag om 16.00 uur bij de moeder ophaalt. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de beschikking van de rechtbank op 12 januari 2023 bekrachtigd.
2.4.
In de beschikking van 14 april 2022 van deze rechtbank heeft de rechtbank de volgende verdeling van de zomervakantie vastgesteld:
  • de kinderen zijn
  • in de even jaren zijn de kinderen aansluitend daarop gedurende twee en een halve week bij de vader, oftewel in week 1 van woensdag om 16.00 uur tot in week 3 op vrijdag om 16.00 uur, en gedurende de twee en een halve week die daarop volgen bij de moeder, oftewel van week 3 op vrijdag 16.00 uur tot week 5 op woensdag om 16.00 uur,
  • in de oneven jaren is dit andersom en zijn de kinderen aansluitend op het eerste weekend van de zomervakantie gedurende de volgende twee en een halve week ook bij de moeder, oftewel in week 1 van woensdag om 16.00 uur tot in week 3 op vrijdag om 16.00 uur, en gedurende de twee en een halve week die daarop volgen bij de vader, oftewel van week 3 op vrijdag 16.00 uur tot week 6 op woensdag om 16.00 uur;
  • de kinderen zijn vervolgens
2.5.
Er was een ondertoezichtstelling voor [minderjarige (voornaam)] van 3 maart 2020 tot 4 juli 2022.
2.6.
[minderjarige (voornaam)] heeft in het kader van de informele rechtsingang aan de rechter geschreven dat hij het grootste deel van de tijd bij zijn moeder wil slapen en dat hij zijn vader soms nog wil zien.
2.7.
De moeder heeft de wensen van [minderjarige (voornaam)] overgenomen in haar verzoeken.
De moeder verzoekt te bepalen dat:
  • zij wordt belast met het eenhoofdige gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
  • [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder;
  • een omgangsregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige (voornaam)] om de week van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijft, waarbij de moeder [minderjarige (voornaam)] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [minderjarige (voornaam)] maandag naar school brengt;
  • [minderjarige (voornaam)] in de zomervakantie gedurende drie weken aaneengesloten bij iedere ouder verblijft.
Subsidiair verzoekt de moeder om een omgangsregeling vast te stellen zoals de rechtbank juist acht.
2.8.
De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder.

3.Beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank neemt geen ambtshalve beslissingen over [minderjarige (voornaam)] naar aanleiding van zijn brief en wijst de verzoeken van de moeder af. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.
Ten aanzien van de informele rechtsingang
3.2.
De rechtbank neemt geen ambtshalve beslissingen over [minderjarige (voornaam)] naar aanleiding van zijn brief. [minderjarige (voornaam)] heeft het syndroom van Down. Het was voor de rechter moeilijk om op voorhand te beoordelen in hoeverre hij in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. [minderjarige (voornaam)] was immers niet naar het kindgesprek gekomen. De Kinder- en Jongerenrechtswinkel heeft [minderjarige (voornaam)] geholpen met zijn brief aan de rechter. In de begeleidende brief merkt de vrijwilliger op dat de indruk was dat [minderjarige (voornaam)] goed wist en ook, na enige aansporing, goed kom verwoorden wat hij vindt. Om die reden, en ook omdat zijn zus ook een brief had geschreven en, heeft de rechter besloten om te beoordelen of de wensen van [minderjarige (voornaam)] moesten leiden tot ambtshalve beslissingen en om een bijzondere curator te benoemen.
3.3.
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat deze procedure schadelijk is geweest voor [minderjarige (voornaam)] . Hij heeft, zo blijkt uit het hierna te bespreken een psychodiagnostisch onderzoek, een ontwikkelingsleeftijd van onder de zes jaar. Gelet daarop is het volgens de bijzondere curator ook niet logisch dat hij zelf het initiatief zou nemen om een brief aan de rechtbank te schrijven. Uit het hele onderzoek is gebleken dat [minderjarige (voornaam)] een procedure informele rechtsingang eigenlijk niet aankon. Hij heeft veel stress gehad en ervaart dat nu nog. De bijzondere curator denkt dat [minderjarige (voornaam)] niet kon overzien wat precies de consequenties zouden zijn van zijn brief. Ook de consequenties van een beslissing over het hoofdverblijf met betrekking tot bijvoorbeeld zijn school, overziet hij onvoldoende.
3.4.
Enkele dagen voor de zitting van 20 september 2024 heeft de rechter [minderjarige (voornaam)] als gezegd wel gesproken. De rechter heeft geconstateerd dat een gesprek over de wensen die in zijn brief staan eigenlijk niet mogelijk was. [minderjarige (voornaam)] leek letterlijk en figuurlijk niet te begrijpen waar hij was. Om de procedure weg te halen bij [minderjarige (voornaam)] en om hem hiermee verder niet te belasten, zal de rechtbank dan ook geen ambtshalve beslissing nemen naar aanleiding van zijn aanvragen. De moeder heeft de wensen van [minderjarige (voornaam)] overgenomen in haar verzoeken. Die zal de rechtbank hierna beoordelen.
Geen wijziging van de hoofdverblijfplaats
3.5.
De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige (voornaam)] om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen. Uit het psychodiagnostisch onderzoek van februari 2023 blijkt dat [minderjarige (voornaam)] cognitief op zeer laag niveau functioneert ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten (hij heeft een TIQ van 43). De emotionele ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] is op de meeste gebieden passend bij de eerste individuatiefase (18 maanden tot drie jaar). Ook laat hij gedrag zien dat passend is bij de eerste socialisatiefase (6 tot 18 maanden). Dat maakt dat hij ten opzichte van andere kinderen meer behoefte heeft aan rust, duidelijkheid en structuur. [minderjarige (voornaam)] woont sinds september 2019 al bij zijn vader en gaat sindsdien daar naar school. De rechtbank vindt net als de bijzondere curator dat [minderjarige (voornaam)] niet goed kan overzien wat de gevolgen zijn van zijn wensen, voor zover hij zijn geuite wensen al begrijpt. Een wijziging van de hoofdverblijfplaats zou namelijk betekenen dat de huidige omgangsregeling omgedraaid wordt en dat hij van school moet wisselen. De rechtbank vindt deze veranderingen te groot voor [minderjarige (voornaam)] en niet in zijn belang. Anders dan de moeder maakt de rechtbank zich geen zorgen over het welzijn van [minderjarige (voornaam)] bij zijn vader. De moeder maakt zich veel zorgen omdat [minderjarige (voornaam)] bij haar vertelt dat hij door zijn vader wordt geslagen. De moeder voelt zich hierin niet gehoord of serieus genomen. De bijzondere curator en de rechter hebben hierover ook met [minderjarige (voornaam)] gesproken. Als de bijzondere curator vraagt naar een concreet voorbeeld, geeft [minderjarige (voornaam)] één voorbeeld van een incident met zijn vader op het schoolplein. Dit incident wordt door school niet herkend. De leraar van [minderjarige (voornaam)] heeft verteld dat er een incident is geweest op school, waarbij een klasgenoot schopte. School heeft de indruk dat [minderjarige (voornaam)] deze klasgenoot verwarde met zijn vader. De advocaat van de vader heeft tijdens de zitting verteld dat het vaker voorkomt dat [minderjarige (voornaam)] situaties in zijn hoofd verwart. Zo heeft hij eens tegen zijn moeder gezegd dat zijn vader had gezegd dat hij naar een weeshuis moest. Kort daarvoor had vader hem een kinderboek voorgelezen over een kind in een weeshuis. Vanuit school zijn er in het geheel geen zorgen over vader en de manier waarop hij met [minderjarige (voornaam)] omgaat. De bijzondere curator heeft die ook niet. Zowel de vader als de moeder gaan liefdevol met [minderjarige (voornaam)] om. In het gesprek met de rechter heeft [minderjarige (voornaam)] geen concrete voorbeelden kunnen benoemen. Hij vond het moeilijk om hierover te praten.
Geen wijziging van de omgangsregeling
3.6.
De rechtbank zal geen wijziging aanbrengen in de huidige omgangsregeling. Een uitbreiding van de huidige regeling lijkt in de praktijk moeilijk uitvoerbaar door de afstand tussen de woningen van de ouders (75 kilometer). Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat [minderjarige (voornaam)] heimwee heeft naar zijn moeder. Dit is volgens de bijzondere curator passend bij zijn ontwikkelingsniveau. De bijzondere curator gunt het [minderjarige (voornaam)] daarom dat hij zijn moeder wekelijks ziet. Zij heeft daarom gezegd dat het voor [minderjarige (voornaam)] fijn zou zijn om naast het weekend om de week ook om de week van donderdag na school tot vrijdag naar school bij zijn moeder te zijn. Op de zitting is besproken dat dit vanwege de afstand tussen de ouders en het vervoer naar school niet haalbaar is. De rechtbank hoopt dat de ouders in onderling overleg (met behulp van hun advocaten) zullen proberen om een ander moment te vinden waarop [minderjarige (voornaam)] extra naar zijn moeder kan gaan.
3.7.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om de verdeling van de zomervakantie te wijzigen. De rechtbank vindt een periode van drie weken aaneengesloten bij iedere ouder te lang voor [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent dat de regeling uit de beschikking van 14 april 2022 blijft gelden.
Geen wijziging in het gezag
3.8.
Uit de wet volgt dat de beslissing waarbij een ouder alleen met het gezag is belast op verzoek van een ouder kan worden gewijzigd als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [1]
3.9.
De rechtbank vindt dat omstandigheden niet zijn gewijzigd sinds de beschikking van 28 april 2022. Er is tussen de ouders nog steeds geen constructieve communicatie mogelijk. De ouders zitten nog steeds niet op één lijn over wat goed is voor [minderjarige (voornaam)] . Er is over en weer nog steeds veel wantrouwen en [minderjarige (voornaam)] wordt hier nog steeds mee belast. Dit blijkt ook uit het verslag van de bijzondere curator. Daarin staat dat de moeder geluidsopnamen heeft gestuurd aan de bijzondere curator, waarin [minderjarige (voornaam)] huilde en vertelde dat zijn vader hem schopte en sloeg. De bijzondere curator is geschrokken van de sturende manier waarop zij tijdens die opnames met [minderjarige (voornaam)] spreekt. De rechtbank vindt dit ook zorgelijk. [minderjarige (voornaam)] bevindt zich in een loyaliteitsconflict tussen zijn ouders en wordt hier nog steeds mee belast. De rechtbank acht de ouders dus nog steeds niet in staat om invulling te geven aan het gezamenlijk gezag op een wijze die de belangen van [minderjarige (voornaam)] niet schaadt.
3.10.
De rechtbank merkt nog op dat de moeder heel stellig beweert dat [minderjarige (voornaam)] meer kan dan wordt gedacht. Het psychodiagnostisch onderzoek klopt volgens haar niet. Daarnaast ziet zij dat [minderjarige (voornaam)] zich bij haar wel goed kan uiten. Met het indienen van de verzoeken heeft zij willen opkomen voor de diepste wens van haar zoon. De rechtbank wil en kan niet oordelen over de band tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . Wel constateert de rechtbank dat de professionals (de bijzondere curator, leraar, psychodiagnostisch onderzoeker) zijn emotionele en cognitieve capaciteiten vele malen lager beoordelen dan de moeder dat doet. De rechtbank maakt zich om die reden grote zorgen over [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] is door zijn syndroom kwetsbaar. Daar komt bij dat hij gescheiden ouders heeft, waarbij er geen rust ontstaat tussen de ouders en in de situatie van de gezinsleden. Dat is voor [minderjarige (voornaam)] vanwege zijn kindeigen problematiek bijzonder ingewikkeld. De rechtbank gunt hem dat de volwassenen om hem heen, onder wie zijn moeder, zijn leven niet nóg ingewikkelder voor hem maken.
Ontslag bijzondere curator
3.11.
De procedure eindigt met deze beschikking. De bijzondere curator heeft hierna niet langer een taak in deze zaak. Op de zitting is besproken dat de bijzondere curator de inhoud van de brief nog wel met [minderjarige (voornaam)] zal bespreken. Daarom zal de rechtbank de bijzondere curator hiervoor een maand de tijd geven en haar daarna ontslaan in haar taak als bijzondere curator.
De brief aan [minderjarige (voornaam)]
3.12.
Met de bijzondere curator is afgesproken dat de rechter aan [minderjarige (voornaam)] een brief stuurt. De bijzondere curator zal die met [minderjarige (voornaam)] bespreken. In de brief is het volgende opgenomen:
“Beste [minderjarige (voornaam)] ,
Het is alweer een tijd geleden dat je bij de rechtbank was. Jouw meester was daar ook bij.
Daarom schrijf ik je nu. Anneke gaat deze brief samen met jou lezen.
Ik wil je zeggen dat ik het fijn vond om je te zien bij de rechtbank. Je hebt het echt supergoed gedaan! Is de foto nog goed gelukt?
Ik wil je ook vertellen dat alles blijft zoals het is. Je blijft wonen bij je vader. En je gaat ook nachtjes logeren bij je moeder. En bij je moeder zie je [C (roepnaam)] dan ook natuurlijk. Precies zoals het nu is. Ik vind dat voor jou goed. Hiermee is het nu klaar. Je hoeft niet meer naar de rechtbank te komen.
Ik wens je veel succes op school en natuurlijk ook veel plezier met gamen!”

4.Beslissing

De rechtbank:
in de zaak (met zaaknummer C/16/571468 / FO RK 24-258):
4.1.
neemt geen ambtshalve beslissingen over [minderjarige (voornaam)] ;
in de zaak (met zaaknummer C/16/574858 FO RK 24-552):
4.2.
wijst de verzoeken van de moeder af;
4.3.
ontslaat de bijzondere curator van haar functie als bijzondere curator voor [minderjarige (voornaam)] met ingang van 25 november 2024.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW).