ECLI:NL:RBMNE:2024:6036

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
16/011407-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol met lichamelijk letsel als gevolg

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 maart 2022 in Utrecht een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 189 km/u, waar 70 km/u was toegestaan, en was onder invloed van alcohol. Dit leidde tot een ongeval waarbij een passagier, [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder ribfracturen en een wervelbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan roekeloos rijgedrag, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd en eerdere schone strafblad, zich zeer onverantwoordelijk had gedragen door onder invloed van alcohol te rijden en de maximumsnelheid aanzienlijk te overschrijden. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had over de schadeposten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/011407-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna genoemd: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G.A. Hoppenbrouwers, en van wat door verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
1
primair:op 26 maart 2022 te Utrecht als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, door roekeloos dan wel aanmerkelijk of zeer onvoorzichtig en onoplettend:
- na voorafgaand gebruik van te veel alcohol
- met een snelheid tussen de 121 en 189 km/u op een verkeersplein af te rijden, waar 70 km/u was toegestaan en
- de controle over zijn auto te verliezen en
- met zijn auto over het middeneiland van het verkeersplein te rijden, daar een boom te schampen en aan de andere kant van het verkeersplein en een sloot tot stilstand te komen,
waardoor passagier [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten ribfracturen, een wervelbreuk en een longkneuzing, dan wel door dit letsel tijdelijk is verhinderd in de uitoefening van zijn normale bezigheden;
subsidiair:op dezelfde dag en plaats en door dezelfde handelingen ernstig gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
meer subsidiair:op dezelfde dag en plaats en door dezelfde handelingen gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
2
op 26 maart 2022 te Utrecht als beginnende bestuurder heeft gereden onder invloed van alcohol, waarbij het alcoholgehalte in zijn bloed 1,17 milligram per milliliter bloed betrof, terwijl bij een beginnend bestuurder een alcoholgehalte tot 0,2 milligram per milliliter bloed is toegestaan.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feit 1 primair en het als feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het letsel dat [slachtoffer 1] door het ongeval heeft opgelopen op basis van het dossier niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van dit onderdeel van feit 1 moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen [1]
De Politie Midden-Nederland heeft in een Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse onder meer het volgende gerelateerd:
Bij dit verkeersongeval was het volgende voertuig betrokken:
Personenauto, Mercedes-Benz, kenteken: [kenteken] .
Op zaterdag 26 maart 2022, omstreeks 03:52 uur, heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op het Gandhiplein te Utrecht. De Mercedes-Benz bereed met hoge snelheid de rijbaan van de Karl Marxdreef. Ter hoogte van het Gandhiplein raakte de bestuurder van de Mercedes-Benz de macht over het stuur kwijt. De Mercedes-Benz schampte een boom op het middeneiland van het Gandhiplein en kwam ruim 60 meter verder tot stilstand aan de overzijde van het plein. [2]
Ingevolge artikel 62 jo bord A1 van bijlage 1 van het RW 1990 bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid voor weggebruikers 70 km/h. [3]
Wij zagen op het wegdek van de Karl Marxdreef een afgetekend bandenspoor. Wij
zagen dat dit spoor recent was afgetekend en zijn verloop had vanaf de middelste rijstrook van de Karl Marxdreef, tot aan het middeneiland van het Gandhiplein. Vanaf het middeneiland tot aan de eindpositie van de Mercedes-Benz bestond het sporenbeeld uit: een boom met een beschadiging aan de onderzijde, een omgewoelde berm, losgekomen grond en krassporen. [4]
Uit analyse van de EDR data is gebleken dat het voertuig, 5 seconden voor de activatie van de passieve veiligheidssystemen zoals de gordelspanners en airbags, een voertuigsnelheid van 188 kilometer per uur registreerde. Het gaspedaal is op dat moment 100% bediend.
4,5 seconden voor de activatie van de passieve veiligheidssystemen is een voertuigsnelheid van 189 kilometer per uur geregistreerd. Zowel het gaspedaal als het rempedaal zijn op dat moment niet bediend.
4 seconden voor de activatie van de passieve veiligheidssystemen, tot aan het moment van activatie, wordt door de bestuurder van het voertuig een remming ingezet, waardoor het voertuig vertraagt.
Op het moment dat de passieve veiligheidssystemen geactiveerd worden, is een voertuigsnelheid van 121 kilometer per uur geregistreerd. [5]
Uit ons onderzoek is gebleken dat de oorzaak van de aanrijding niet is gelegen in een technisch gebrek aan het voertuig, de infrastructuur en/of de weersgesteldheid. De oorzaak van het verkeersongeval is gelegen in het feit dat de bestuurder van de personenauto met zeer hoge snelheid het verkeersplein is genaderd en daardoor de bochtstraal van de rijbaan niet heeft kunnen volgen. [6]
Verbalisant [verbalisant] heeft over zijn bevindingen toen hij kort na het ongeval ter plaatse kwam onder meer het volgende gerelateerd:
Op 26 maart 2022 omstreeks 03:52 uur kreeg ik de opdracht om te gaan naar het Ghandiplein voor een ongeval met letsel. Ik zag bij aankomst dat er over het hele wegdek op het Gandiplein brokstukken verspreid lagen. Ik zag dat iets verder een voertuig achter de sloot stond. Ik zag dat dit voertuig zwaar was beschadigd. [7]
Verdachte heeft op 14 oktober 2024 ter zitting onder meer het volgende verklaard:
Het klopt dat ik op 26 maart 2022 de bestuurder was van de Mercedes-Benz die bij het Ghandiplein is gecrasht. Ik heb toen onder invloed van te veel alcohol gereden. In die auto zaten mijn vrienden, waaronder [slachtoffer 1] . Ik heb hen in gevaar gebracht.
Het klopt dat ik in juni 2018 mijn rijbewijs heb gehaald. [8]
In een Proces-verbaal rijden onder invloed is onder meer het volgende gerelateerd: [9]
Op zaterdag 26 maart 2022 om 03:55 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval op het Gandhiplein te Utrecht.
Uit onderzoek bleek, dat een persoon als bestuurder van een voertuig personenauto, Mercedes-Benz, kenteken [kenteken] , bij dat verkeersongeval betrokken was.
Het betrof hier een bestuurder in het bezit van een rijbewijs B afgegeven vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van begeleid rijden en waarbij sedert de datum van afgifte van rijbewijs B nog geen vijf jaren waren verstreken.
De verdachte gaf mij op te zijn genaamd: [verdachte] , geboortedatum [2000] . [10]
Op zaterdag 26 maart 2022 om 05:00 uur, heeft de verpleegkundige in aanwezigheid van mij de verdachte bloed afgenomen conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Ik heb de buisjes bloed in de voorgeschreven verpakking, gewaarmerkt, direct verpakt en verzegeld, overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
Tevens heb ik het opdrachtformulier Toxicologisch onderzoek voorzien van een
genummerde en op naam gestelde SIN-sticker "Analyse" met het nummer TACD6420NL.
De verzegelde verpakking is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit alcohol, drugs
en geneesmiddelen in het verkeer verzonden naar Labor Monchengladbach te
Mönchengladbach. [11]
Uit een Rapport alcohol in het verkeer van Labor Mönchengladbach blijkt onder meer het volgende:
Sin-nummer: TACD6420NL.
Omschrijving: bloed van [verdachte] .
De ethanolconcentratie (bloedalcoholgehalte) in het bloed TACD6420NL werd bepaald door gaschromatografie met vlamionisatiedetectie (HS-GC-FID). [12]
De resultaten die verkregen zijn middels de beschreven methode:
Aangewezen stof: alcohol.
Grenswaarde bij enkelvoudig gebruik: 0,2 voor een beginnend bestuurder.
Eindresultaat in bloed: 1,17.
Rapportage-eenheid: milligram per milliliter. [13]
In een verklaring van de huisarts van [slachtoffer 1] staat onder meer het volgende:
Naam: [slachtoffer 1] .
Onderzoeksdatum: 26 maart 2022.
Conclusie:
- Enige matglasafwijkingen dorsaal in de rechteronderkwab meest waarschijnlijk contusie
(de rechtbank begrijpt: een longkneuzing).
- Ribfracturen dorsale costa 9 en 10 rechts (
de rechtbank begrijpt: twee ribfracturen)en een fractuur van het processus transversus van thoracale 9 rechts, anatomische stand (
de rechtbank begrijpt: een breuk in de ruggenwervel). [14]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
4.3.2.1 Inleiding
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen het volgende vast.
In de vroege ochtend van 26 maart 2022 reed verdachte met drie passagiers in de personenauto van zijn vader op de Karl Marxdreef in Utrecht. Verdachte en zijn passagiers waren daarvóór uit geweest in Utrecht en hadden daarbij alcohol gedronken. Verdachte reed omstreeks 03.50 uur in de richting van de rotonde op het Ghandiplein. Hierbij heeft hij met een snelheid van 189 km/u gereden, terwijl op deze weg een maximumsnelheid van 70 km/u geldt. Bij het naderen van de rotonde op het Ghandiplein heeft verdachte de bocht naar rechts, met de rotonde mee, niet kunnen maken. In plaats daarvan is hij met een snelheid van 189 km/u over het middeneiland van de rotonde gereden, heeft daarbij een boom geschampt, is aan de andere kant van de rotonde weer op de weg terechtgekomen en is vervolgens over een sloot gevlogen en gecrasht.
De auto waarin verdachte reed was als gevolg van deze crash total-loss. De airbags aan de voorzijde van de auto waren uitgeklapt en verdachte en zijn bijrijder hebben geen noemenswaardig letsel opgelopen. De passagiers op de achterbank van de auto, waar geen airbags waren geïnstalleerd, zijn daarentegen (ernstig) gewond geraakt. Een van deze passagiers, [slachtoffer 1] , heeft hierbij gebroken ribben, een wervelbreuk en een longkneuzing opgelopen.
Na bloedonderzoek bleek dat verdachte ten tijde van het ongeval bijna zes maal zoveel alcohol in zijn bloed had dan wettelijk is toegestaan.
4.3.2.2 Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Aan verdachte is overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) ten laste gelegd. Dit wil zeggen dat verdachte er van wordt verdacht schuld te hebben gehad aan een verkeersongeval waardoor een ander lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt in de rechtspraak onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld.
Roekeloosheid
Van roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet is sprake als door het buitengewoon onvoorzichtige verkeersgedrag van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, waarvan verdachte zich bewust was of had moeten zijn.
Per 1 januari 2020 is de “Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten” in werking getreden. Daarbij heeft de wetgever het begrip roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen uitbreiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het verkeersgedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of het verkeersgedrag van verdachte dat heeft geleid tot het ongeval, voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Voor de beantwoording van de vraag of bewezen kan worden dat verdachte artikel 5a, eerste lid, WVW heeft overtreden, moet worden beoordeeld of (a) verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) of hij dat opzettelijk heeft gedaan, en (c) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. ernstige schending van de verkeersregels
In artikel 5a, eerste lid WVW zijn een aantal verkeersgedragingen benoemd die gekwalificeerd kunnen worden als een ernstige schending van de verkeersregels. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een van deze verkeersgedragingen, namelijk het overschrijden van de maximumsnelheid.
In artikel 5a, tweede lid WVW is aangegeven dat bij de bepaling of van een ernstige schending van de verkeersregels sprake is, ook het alcoholgebruik ten tijde van de in lid 1 genoemde verkeersgedragingen kan worden betrokken. De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte ten tijde van het overschrijden van de maximumsnelheid bijna zes keer zoveel alcohol in zijn bloed had dan wettelijk is toegestaan.
Gelet op de aard van de verkeersovertredingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft verdachte zich, naar het oordeel van de rechtbank, schuldig gemaakt aan het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
b. opzet
Het opzet van verdachte moet zowel zijn gericht op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Niet vereist is dat het opzet van verdachte was gericht op het gevolg, namelijk dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
De rechtbank is van oordeel dat het rijden onder invloed en het overschrijden van de maximumsnelheid in de mate waarin verdachte dat heeft gedaan, gedragingen zijn die – uitzonderingen daargelaten – niet anders dan opzettelijk kunnen worden verricht. Van uitzonderingen is in de onderhavige zaak niet gebleken.
Bij het bewijs van het opzettelijk in ernstige mate overtreden van de verkeersregels komt het verder aan op de feiten en omstandigheden die zicht bieden op de algehele instelling van de verdachte waar het in het concrete geval zijn deelname aan het verkeer betreft. [15]
In dit geval is relevant dat verdachte met passagiers in de auto en terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde met een snelheid tussen de 121 en 189 km/u, terwijl daar 70 km/u was toegestaan, is afgereden op een verkeersplein. Hij is hierdoor kennelijk de controle over zijn auto verloren, is over het middeneiland van het verkeersplein gereden, heeft daarbij een boom geschampt en is aan de andere kant van het verkeersplein, aan de overzijde van een daar gelegen sloot, tot stilstand gekomen. Gelet op de aard van de verkeersovertredingen en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft verdachte zich, naar het oordeel van de rechtbank, schuldig gemaakt aan het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. gevaar te duchten
Om vast te stellen dat door het verkeersgedrag van verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet dit gevaar ten tijde van dit verkeersgedrag naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Het rijden onder invloed van een dergelijke hoeveelheid alcohol vertraagt immers de reactiesnelheid in aanzienlijke mate, terwijl bij een dergelijke overschrijding van de maximumsnelheid juist een hogere reactiesnelheid dan gebruikelijk benodigd is, om de auto onder controle te houden. Verdachte heeft dan ook bij het nemen van een bocht de controle over zijn auto verloren. Het niet onder controle houden van een auto bij een dergelijke snelheid met passagiers in de auto en bij het naderen van een verkeersplein, veroorzaakt een ernstig gevaar voor het leven van anderen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a, eerste lid WVW. Daarmee is de schuldgradatie van roekeloosheid gegeven.
4.3.2.3 Partiële vrijspraak ten aanzien van zwaar lichamelijk letsel
Uit het dossier is duidelijk geworden dat [slachtoffer 1] ten tijde van het ongeval op de achterbank zat van de auto die door verdachte is bestuurd. Als gevolg van het ongeval heeft [slachtoffer 1] twee ribfracturen, een longkneuzing en een wervelbreuk opgelopen.
Nu [slachtoffer 1] niet heeft gereageerd op de diverse contactverzoeken van de politie, bevat het dossier geen informatie over de vraag of, en zo ja welk, medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest vanwege dit letsel. Ook bevat het dossier geen informatie over de periode die met het herstel van het letsel gemoeid is geweest en over de vraag of al dan niet sprake is van algeheel herstel.
Gelet hierop heeft de rechtbank te weinig informatie om het letsel dat [slachtoffer 1] als gevolg van het ongeluk heeft opgelopen aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel, zodat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
4.3.2.4. Tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden als gevolg van het letsel
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat (alleen al) ribfracturen leiden tot een tijdelijke verhindering in de normale bezigheden.
4.3.2.5 Conclusie
De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich op 26 maart 2022 in Utrecht, als bestuurder van een auto, zodanig roekeloos heeft gedragen dat een aan hem te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer 1] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen, dat hij tijdelijk verhinderd is geweest in zijn normale bezigheden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 26 maart 2022 te Utrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Karl Marxdreef en het verkeersplein Ghandiplein, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- na voorafgaand gebruik van alcohol
- bij het naderen van het verkeersplein Ghandiplein met een zeer hoge snelheid te rijden, te weten een snelheid gelegen tussen 121 kilometer per uur en 189 kilometer per uur, die veel hoger was dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en de snelheid waarmee het gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden, en
- vervolgens de controle over zijn, verdachtes voertuig te verliezen, en
- vervolgens over het middeneiland van het verkeersplein Ghandiplein te rijden en daarbij een boom te schampen, waarna zijn, verdachtes, voertuig aan de andere zijde van het verkeersplein Ghandiplein terecht is gekomen en vervolgens aan de andere kant van de sloot op de wal tot stilstand is gekomen,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer 1] , meerdere ribfracturen en een breuk in de wervel en een longkneuzing werd toegebracht, zijnde zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2
op 26 maart 2022, te Utrecht, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,17 milligram, in elk geval hoger dan 0,2 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs van categorie B is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 2
eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 derde lid, onderdeel b van deze wet
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 (1,17 mg/l).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om in geval van een bewezenverklaring bij de straftoemeting de volgende punten in strafmatigende zin te betrekken.
Verdachte heeft de verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en heeft inmiddels de alcohol afgezworen en een positieve draai aan zijn leven gegeven. Doordat de Mercedes van zijn vader als gevolg van het ongeval total-loss is verklaard, heeft verdachte een aanzienlijke schuld bij zijn vader. Ten slotte is er gelukkig geen sprake van dat het ongeval zwaar lichamelijk letsel bij een ander heeft veroorzaakt, aldus de raadsman.
De raadsman verzoekt bij een taakstraf een groot deel daarvan voorwaardelijk op te leggen en om daarnaast geen langdurige onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan roekeloos verkeersgedrag. Verdachte was beginnend bestuurder en had veel te veel gedronken om nog achter het stuur te kunnen plaatsnemen. Hij heeft de maximaal toegestane snelheid (70 km/u) ernstig overschreden (121-189 km/u), terwijl hij een verkeersplein naderde. Als direct gevolg daarvan heeft hij de controle over zijn auto, met daarin nog drie andere inzittenden, verloren en is hij met een snelheid van 189 km/u dwars over het middeneiland van het verkeersplein gereden, waarbij hij een boom heeft geschampt en waarna hij met zijn auto over een sloot is gevlogen en gecrasht. Inzittenden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben hierdoor flink lichamelijk letsel opgelopen. Het is slechts aan een gelukkig toeval te danken dat er door het roekeloze verkeersgedrag van verdachte geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen. Verdachte en zijn passagiers zijn door het oog van de naald gekropen.
Door dergelijk verkeersgedrag te vertonen heeft verdachte laten zien zich weinig gelegen te laten liggen aan de verkeersregels en de reden waarom deze regels zijn ingesteld, namelijk het voorkomen van levensgevaarlijke situaties in het verkeer. Ook de in het dossier opgenomen chatberichten die verdachte kort na het ongeval heeft verstuurd, wijzen op de laconieke houding van verdachte. Hieruit kan immers worden opgemaakt dat verdachte zijn verkeersgedrag en de crash wel stoer lijkt te vinden. Verder baart het de rechtbank zorgen dat verdachte ongeveer een jaar na dit ongeval een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor een andere verkeersovertreding, naar eigen zeggen vanwege het negeren van een rood kruis.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij sinds het ongeval in positieve zin is veranderd. Hij heeft het gebruik van alcohol afgezworen en beseft nu hoe onverantwoordelijk hij zich destijds heeft gedragen. Ten tijde van het ongeval had hij de geest van een kind, nu niet meer, aldus verdachte.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij samen met zijn zus bij zijn ouders woont. Hij is in loondienst in het bedrijf van zijn vader en is bezig met het opzetten van projecten in de […] van zijn oom. Hij heeft zijn rijbewijs nodig om heen en weer naar zijn werk te rijden. Ook brengt hij met de auto zijn neefjes weg naar sportwedstrijden.
8.3.4
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval door roekeloos rijgedrag bestaat echter geen oriëntatiepunt. Mede door de eerder genoemde koppeling, sinds 1 januari 2020, met het toen ingevoerde art. 5a WVW, kan roekeloosheid in het verkeer zich in zo veel vormen en gradaties voordoen, dat het moeilijk is daarvoor algemene uitgangspunten te formuleren.
Voor “zeer hoge mate van schuld” aan een ongeval, de schuldgraad grenzend aan (de onderkant van) roekeloosheid, bestaat wel een LOVS-oriëntatiepunt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de mate van alcoholgebruik en het door het ongeval toegebrachte letsel. Dit oriëntatiepunt indiceert bij alcoholgebruik tot 1,3 mg/l en het toebrengen van lichamelijk letsel, niet zijnde zwaar lichamelijk letsel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen van twee jaar.
Hoewel het bij de schuldgraad roekeloosheid in de rede ligt om een hogere straf tot uitgangspunt te nemen dan die in de oriëntatiepunten is vermeld voor “zeer hoge mate van schuld”, ziet de rechtbank redenen om in dit geval in strafmatigende zin af te wijken van dit oriëntatiepunt.
Ten eerste heeft het alcoholgebruik van verdachte er mede toe geleid dat de rechtbank zijn verkeersgedrag als roekeloos kwalificeert. Het ligt dan niet in de rede om dit alcoholgebruik vervolgens nogmaals in strafverzwarende zin mee te wegen, zoals bij onverkorte toepassing van bovenstaand oriëntatiepunt zou gebeuren. Verder acht de rechtbank een gevangenisstraf niet passend, vanwege de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
De rechtbank zal daarom aan verdachte de maximale taakstraf opleggen, te weten een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen opleggen voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd dat zijn rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Ter voorkoming van recidive zal de rechtbank hiervan een substantieel deel, te weten 6 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en van verdachte een bedrag van € 41.253,80 gevorderd, als vergoeding voor de schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van hetgeen onder feit 1 aan verdachte ten laste is gelegd.
Dit bedrag bestaat uit € 31.253,80 aan materiële schade en € 15.000,- aan immateriële schade, terwijl van de totale schade reeds € 5.000,- door een verzekeraar zou zijn vergoed.
Daarnaast heeft de benadeelde partij van verdachte een vergoeding van € 3.000,- gevorderd voor gemaakte proceskosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor proceskosten. De benadeelde partij dient op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de officier van justitie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. Het overgrote deel van de gevorderde vergoeding betreft een vergoeding voor studievertraging. Juist op dit punt is de berekening van schade complex. Hiervoor kan in een civiele schadeprocedure de benodigde tijd worden uitgetrokken, terwijl deze in het strafproces ontbreekt. Verder is onduidelijk waar de reeds vergoede schade ter hoogte van
€ 5.000,- uit bestaat. Ook dit kan in een civiele procedure worden verduidelijkt.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de vordering ten aanzien van de verzochte vergoeding voor studievertraging en proceskosten dient te worden afgewezen, en bij de overige posten rekening moet worden gehouden met aanzienlijke eigen schuld van de benadeelde partij. De benadeelde partij is immers uit vrije wil bij verdachte in de auto gestapt, terwijl hij wist dat verdachte teveel had gedronken.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaring in zijn vordering, en overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de door de benadeelde partij ingediende vordering is van de door de benadeelde partij gestelde schade een deel van € 5.000,- reeds door een verzekeraar vergoed. Uit de vordering blijkt echter niet voor welke schadeposten deze € 5.000,- is uitgekeerd, en of deze schadeposten niet (deels) overlappen met de schadeposten waarvoor de benadeelde partij in de onderhavige vordering een vergoeding van verdachte vraagt. De benadeelde partij noch een gemachtigde zijn ter zitting verschenen, zodat de rechtbank aan hen geen vragen hierover heeft kunnen stellen. Aanhouding van de behandeling van de strafzaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen hierover duidelijkheid te verschaffen, zou een onevenredige belasting van het strafproces betekenen.
Mede omdat de vordering is betwist, en omdat de vordering ook overigens allerlei vragen oproept die nadere toelichting nodig hebben, ziet de rechtbank in deze onduidelijkheid reden om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, en te bepalen dat de benadeelde partij zijn vordering op dit punt kan indienen bij de civiele rechter.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
- 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en/of maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
  • ontzegt verdachteter zake van het bewezen verklaarde
    de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
  • bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
  • bepaalt dat van de ontzegging
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering, en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. J.I.M. Kuin, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 26 maart 2022, te Utrecht, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Karl Marnixdreef en/of het verkeersplein Ghandiplein, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
- bij het naderen van het verkeersplein Ghandiplein met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid gelegen tussen 121 kilometer per uur en 189 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( vervolgens) de controle over zijn, verdachtes voertuig te verliezen, althans zijn, verdachtes voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle te houden en/of
- ( vervolgens) over het middeneiland van het verkeersplein Ghandiplein te rijden en/of (daarbij) een boom te schampen (waarna zijn, verdachtes, voertuig aan de andere zijde van het verkeersplein Ghandiplein terecht is gekomen en/of vervolgens aan de andere kant van de sloot op de wal tot stilstand is gekomen),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere ribfractu(u)r(en) en/of een breuk in de wervel en/of een longkneuzing, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
(art 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 2
ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 26 maart 2022, te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Karl Marnixdreef en/of het verkeersplein Ghandiplein, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door - na voorafgaand gebruik van alcohol en/of
- bij het naderen van het verkeersplein Ghandiplein met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid gelegen tussen 121 kilometer per uur en 189 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- ( vervolgens) de controle over zijn, verdachtes voertuig te verliezen, althans zijn, verdachtes voertuig niet, althans niet in voldoende mate onder controle te houden en/of
- ( vervolgens) over het middeneiland van het verkeersplein Ghandiplein te rijden en/of (daarbij) een boom te schampen (waarna zijn, verdachtes, voertuig aan de andere zijde van het verkeersplein Ghandiplein terecht is gekomen en/of vervolgens aan de andere kant van de sloot op de wal tot stilstand is gekomen), door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 december 2023 met nummer PL0900-2022084498, ongenummerd, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, apart genummerd, pag. 3.
3.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, apart genummerd, pag. 6.
4.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, apart genummerd, pag. 8.
5.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, apart genummerd, pag. 18.
6.Proces-verbaal verkeersongevalsanalyse, apart genummerd, pag. 19.
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] , agent bij de politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0900-2022084498-3, opgemaakt op ambtsbelofte, pag. 12.
8.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober 2024.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal, tenzij anders vermeld. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal rijden onder invloed van 27 oktober 2023 met nummer PL0900-2023329633, ongenummerd, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
10.Proces-verbaal rijden onder invloed, ongenummerd, pag. 1.
11.Proces-verbaal rijden onder invloed, ongenummerd, pag. 2.
12.Een geschrift, zijnde een Rapport alcohol in het verkeer, apart genummerd, pagina 1.
13.Een geschrift, zijnde een Rapport alcohol in het verkeer, apart genummerd, pagina 2.
14.Een geschrift, zijnde een bijlage bij de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] , inhoudende een verklaring van de huisarts van [slachtoffer 1] , ongenummerd, pagina 60.
15.Zie HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1405