ECLI:NL:RBMNE:2024:5996

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
10823932
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van oneerlijk kostenbeding in consumentenovereenkomst

In deze zaak vorderde [eiseres] B.V. van [gedaagde] betaling van € 7.603,52 aan openstaande advocaatkosten, gebaseerd op een kostenbeding in de opdrachtbevestiging. De kantonrechter heeft het kostenbeding vernietigd op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG en artikel 6:231 BW, omdat het beding niet transparant was. De rechter oordeelde dat [gedaagde] als consument niet in staat was om de totale kosten van de diensten in te schatten, wat in strijd is met de vereisten van transparantie. Het kostenbeding werd als oneerlijk beoordeeld, omdat het de rechten en verplichtingen van de partijen aanzienlijk verstoorde ten nadele van [gedaagde]. Hierdoor verviel de gehele overeenkomst, wat ook betekende dat het door [gedaagde] betaalde voorschot onverschuldigd was. De kantonrechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10823932 \ AC EXPL 23-2784
Vonnis van 16 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V., handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. G.J. de Hosson,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2024,
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 12 september 2024.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De kern

2.1.
[eiseres] vordert van [gedaagde] betaling van € 7.603,52 aan openstaande advocaatkosten. De vordering is gebaseerd op het kostenbeding dat [eiseres] opnam in de brief waarmee zij de opdracht bevestigt. De kantonrechter vernietigt het kostenbeding, omdat er sprake is van een oneerlijk beding. Dit heeft tot gevolg dat de gehele overeenkomst komt te vervallen en de vordering van [eiseres] wordt afgewezen. De kantonrechter licht dit hierna toe.

3.De beoordeling

Het kostenbeding is niet transparant
3.1.
[gedaagde] heeft bij het aangaan van de overeenkomst met [eiseres] gehandeld als consument. Op grond van artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), in combinatie met artikel 6:231 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), moet bij zogeheten ‘kernbedingen’ worden getoetst of het beding duidelijk en begrijpelijk is geformuleerd (het transparantievereiste). Als dat niet zo is, is er namelijk sprake van een algemene voorwaarde. Dan moet worden bekeken of het ook een oneerlijk (onredelijk bezwarend) beding is. De kantonrechter moet deze toets op eigen initiatief uitvoeren, dus ook als [gedaagde] hier geen beroep op heeft gedaan.
3.2.
Het kostenbeding is een kernbeding, omdat het de kern van een van de prestaties aangeeft. In het kostenbeding staat het volgende:
“De kosten van mijn werkzaamheden bedragen € 250,00 per uur exclusief 5% kantoorkosten en 21% BWT. Mijn uurtarief wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. Facturering van het honorarium zal twee-wekelijks geschieden. Je ontvangt een gespecificeerde factuur en de bestede tijd zal exact worden bijgehouden. De werkzaamheden worden genoteerd in tijdseenheden van 6 minuten.”
3.3.
Dit kostenbeding is niet transparant, want het voldoet niet aan de vereisten van transparantie die worden gesteld in artikel 4 lid 2 van de richtlijn. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14) volgt dat een advocaat aan de consument informatie moet geven waardoor de consument de totale kosten van de diensten kan inschatten. Door alleen een uurtarief exclusief btw en kantoorkosten te noemen, kon [gedaagde] niet inschatten wat hij in totaal voor de diensten van [eiseres] moest betalen.
3.4.
Het klopt dat partijen hebben afgesproken dat tweewekelijks wordt gefactureerd, maar dit is onvoldoende om het beding wel transparant te maken. [gedaagde] is namelijk alsnog overvallen door de hoogte van de factuur van 29 juni 2023. Die factuur was inclusief BTW afgerond € 5.700,-. Dit volgt uit zijn e-mail van 3 juli 2023, waarin hij aangeeft te schrikken van de kosten. De transparantie is hiermee dus onvoldoende hersteld.
3.5.
[eiseres] heeft ter zitting verklaard dat er mondeling een inschatting van de te verwachten kosten is gegeven, maar deze stelling is door [gedaagde] betwist en door [eiseres] verder niet onderbouwd. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat het kostenbeding niet transparant is.
Het kostenbeding is oneerlijk
3.6.
Nu is vastgesteld dat het kostenbeding niet transparant is, moet vervolgens worden beoordeeld of het kostenbeding ook oneerlijk is. Op grond van artikel 3 lid 1 van de richtlijn is het kostenbeding oneerlijk als het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst volgende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van [gedaagde] aanzienlijk verstoort. Dat het kostenbeding niet transparant is, betekent niet meteen dat het beding oneerlijk is, maar moet wel worden meegewogen.
3.7.
Het kostenbeding is oneerlijk. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat het beding niet transparant is, maar ook dat [eiseres] [gedaagde] onvoldoende heeft geïnformeerd over de te verwachten kosten. [gedaagde] heeft op zitting gesteld dat hij in het eerste gesprek heeft aangegeven dat hij geen ongelimiteerd budget had en daarom zicht wilde houden op de kosten. Hij heeft een voorschot betaald van € 2.000,-. Hij ging ervan uit dat hij steeds vooraf een voorschotnota zou krijgen. Mr. Andringa heeft namens [eiseres] bevestigd dat er op kantoor gewerkt werd met een voorschotnota bij de start de werkzaamheden. Dit wordt ondersteund door de eerder aangehaalde e-mail van [gedaagde] van 3 juli 2023, waarin [gedaagde] aangeeft te schrikken van de hoogte van de factuur van 29 juni 2023. Dat de kosten voor [gedaagde] een probleem waren, volgt ook uit een ter zitting door [gedaagde] getoonde e-mail, waarin hem wordt toegezegd dat hij op 18 juli 2023 een creditnota zou ontvangen. Die creditnota heeft [eiseres] kennelijk niet gestuurd. Uit de facturen met de urenverantwoording waarvan [eiseres] betaling vraagt, valt ook niet af te leiden dat het kennelijk door [gedaagde] betaalde voorschot is verrekend.
3.8.
Hier komt bij dat [gedaagde] zich als consument in een aanzienlijk zwakkere positie bevindt dan [eiseres] en dat niet is gebleken dat [eiseres] op een andere wijze – anders dan door het kostenbeding – voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst informatie over de kosten/tijdsbesteding heeft verstrekt. Een advocaat is hier op grond van de Gedragsregels Advocatuur 2018 (artikel 17) wel toe verplicht. Er is dus, in het nadeel van [gedaagde] , sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht van de rechten en verplichtingen uit de overeenkomst van [eiseres] met [gedaagde] .
De overeenkomst vervalt
3.9.
Het voorgaande betekent dat de kantonrechter het kostenbeding op grond van artikel 6:233 sub a BW vernietigt, omdat het oneerlijk en dus onredelijk bezwarend is. Daardoor wordt het kostenbeding geacht nooit te hebben bestaan. Omdat een overeenkomst van opdracht niet kan bestaan zonder loon (artikel 7:405 eerste lid BW), vervalt de gehele overeenkomst en daarmee de grondslag van de vordering van [eiseres] . Dit betekent ook dat het door [gedaagde] kennelijk betaalde voorschot onverschuldigd (zonder rechtsgrond) is.
3.10.
Toekennen van een redelijk loon zou kunnen als de overeenkomst niet wordt vernietigd, maar herzien. Herziening van een overeenkomst in een andere overeenkomst of in een overeenkomst met andere inhoud is alleen mogelijk als het vervallen van de overeenkomst uiterst nadelige gevolgen voor [gedaagde] zou hebben. Dit is hier niet het geval, aangezien de echtscheidingszaak inmiddels is afgerond. Toekenning van een vergoeding voor de werkzaamheden zou bovendien afdoen aan de doeltreffendheid en de afschrikwekkende werking van de vernietiging.
Afwijzing buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente
3.11.
Bij het vervallen van de overeenkomst bestaat er ook geen grondslag meer voor de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Zou deze grondslag wel bestaan, zou dit overigens ook niet tot toewijzing kunnen leiden. In artikel 7 van de algemene voorwaarden is namelijk een beding opgenomen dat in het nadeel van [gedaagde] als consument afwijkt van de bepalingen voor wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en dit is oneerlijk (ECLI:NL:HR:2023:198, onder 3.8.4). Artikel 7 luidt:
“Bij overschrijding van de betalingstermijn is de opdrachtgever van rechtswege in verzuim en zonder aanmaning de wettelijke handelsrente van art. 6:119a BW verschuldigd, alsmede alle buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten in verband met incasso. De buitengerechtelijke (incasso)kosten worden vastgesteld op 15% van het te incasseren bedrag met een minimum van €250,00.”
3.12.
Ten eerste is een consument geen wettelijke handelsrente verschuldigd. Daarnaast wijken ook de buitengerechtelijke kosten af van wat [gedaagde] op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zou zijn. [eiseres] kan in dat geval niet meer terugvallen op de wettelijke bepalingen, om dezelfde redenen die staan in de laatste zin van 3.11.
Geen beoordeling stellingen [gedaagde]
3.13.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de stellingen van [gedaagde] over dat zijn belangen niet juist zouden zijn behartigd, omdat die niet tot een andere beslissing kunnen leiden.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.14.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 100,00 (2 zittingen x € 50,00) aan reis- en verletkosten. De nakosten worden toegekend op de manier die in 4.2 staat.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 100,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. van Rens en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2024.
EB5791