ECLI:NL:RBMNE:2024:5968

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/4119
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op basis van artikel 13b Opiumwet wegens drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een huurder van een woning in Almere, en de burgemeester van de gemeente Almere. De burgemeester had op 30 maart 2023 besloten om de woning van eiseres voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er aanwijzingen waren voor drugshandel vanuit de woning. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar haar verzoek om een voorlopige voorziening werd eerder afgewezen. De woning werd op 23 mei 2023 gesloten, en het bezwaar van eiseres werd op 27 juni 2023 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit.

De rechtbank heeft allereerst beoordeeld of het beroep tijdig was ingediend. Eiseres stelde dat zij het bestreden besluit niet had ontvangen en dat zij pas op 4 juli 2023 kennisnam van het besluit. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet voldoende had aangetoond dat het besluit tijdig was verzonden, en concludeerde dat het beroep ontvankelijk was. Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke gronden van het beroep behandeld. Eiseres voerde aan dat er geen noodzaak was voor sluiting van de woning, omdat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik waren en er geen feitelijke handel plaatsvond. De burgemeester stelde echter dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, gezien de grote hoeveelheid drugs die in de woning was aangetroffen en de meldingen van buurtbewoners.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende aanwijzingen had om aan te nemen dat er sprake was van drugshandel en dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, waardoor de sluiting van de woning voor drie maanden in stand bleef. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4119

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en

de burgemeester van de gemeente Almere, de burgemeester

(gemachtigde: mr. A. van Rossem).

Inleiding

1. Met het besluit van 30 maart 2023 heeft de burgemeester besloten om de huurwoning van eiseres aan de [adres] in [woonplaats] op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode drie maanden te sluiten.
2. Eiseres heeft daartegen bezwaar ingediend en de voorzieningenrechter van de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 17 mei 2023 afgewezen. [1]
3. Met ingang van 23 mei 2023 is de woning gesloten.
4. Met het besluit van 27 juni 2023 (bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiseres tegen de sluiting ongegrond verklaard.
5. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
6. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Tijdigheid beroep
8. De rechtbank beoordeelt eerst ambtshalve of eiseres beroep tijdig beroep heeft ingesteld. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [2] In het dossier zit het bestreden besluit gedateerd op 29 juni 2024 geadresseerd aan eiseres en het bestreden besluit gedateerd op 27 juni 2024 geadresseerd aan gemachtigde met daarop een stempel “Kopie 3-07-2023”. Eiseres heeft op 11 augustus 2023 beroep ingesteld. Uitgaande van de datum 29 juni 2023 als verzenddatum van het bestreden besluit aan eiseres zelf zou de beroepstermijn op 28 juni 2023 zijn aangevangen en met ingang van 8 augustus 2023 zijn geëindigd. Dit zou betekenen dat het beroep te laat is ingediend.
9. Eiseres voert echter aan dat zij het bestreden besluit niet zelf heeft ontvangen en dat zij pas op 4 juli 2023 met het toesturen van het besluit van 27 juni 2024 met daarop de vermelding “Kopie 03-07- 2023” aan haar gemachtigde, daarvan kennis heeft genomen. Uitgaande van de ontvangst op 4 juli 2024 van het besluit, meent eiseres dat zij binnen de gestelde termijn van zes weken beroep heeft ingesteld.
10. De burgemeester stelt zich in zijn reactie van 4 maart 2024 en in het verweerschrift op het standpunt dat het bestreden besluit, dat het beroep onverschoonbaar te laat is ingediend. Het bestreden besluit is weliswaar niet aangetekend verstuurd, maar als brieven later worden verstuurd dan de datering, worden zij voorzien van een datumstempel. Volgens de burgemeester is het daarom niet geloofwaardig dat eiseres het besluit van 29 juni 2023 niet zelf heeft ontvangen en de gemachtigde had bovendien daarover navraag moeten doen bij eiseres.
11. De rechtbank overweegt dat bij een niet aangetekende verzending van een stuk, het bestuursorgaan aannemelijk moet maken dat het betreffende stuk per post is verzonden. [3] De rechtbank stelt vast dat de burgemeester de verzending van het besluit op 29 juni 2023 aan eiseres niet door het overleggen van een verzendadministratie of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank ziet daarom, anders dan de burgemeester, aanleiding om voor de verzenddatum uit te gaan van de kopiestempel van 3 juli 2023 op het aan de gemachtigde verstuurde besluit. Dit betekent dat het bestreden besluit op 4 juli 2023 bekend is gemaakt en dat het beroep tijdig is ingediend en ontvankelijk is.
Procesbelang
12. Nu de periode van de sluiting van de woning voorbij is en de huurovereenkomst van de woning van eiseres is beëindigd, beoordeelt de rechtbank ook ambtshalve of eiseres nog belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit. Daarvoor is van belang om te weten wat eiseres met haar beroep nog wil bereiken.
13. Eiseres heeft hierover op zitting aangevoerd dat in de woning waar zij nu verblijft weer drugs is aangetroffen en dat eiseres daarvoor een voornemen tot het opleggen van een boete van € 65.000,- heeft ontvangen. Omdat het gaat om een tweede overtreding is de aan haar opgelegde straf hoger. Eiseres stelt dat het bestreden besluit daarom voor haar ook gevolgen heeft voor nieuwe handhavingsbesluiten vanwege drugs.
14. De rechtbank vindt dat dit voldoende procesbelang oplevert en zal het beroep daarom inhoudelijk behandelen.
Aanleiding voor de sluiting
15. Op 3 februari 2023 heeft de politie naar aanleiding van een melding een onderzoek in de woning ingesteld. Uit de bestuurlijke rapportage, opgemaakt op 20 februari 2023, blijkt dat de politie de volgende goederen op diverse plekken in de woning heeft aangetroffen:
  • 13,62 gram cocaïne
  • 95,5 milliliter GHB
  • 548,2 gram amfetamine (pasta)
  • 78,64 gram amfetamine (72 wikkels poeder)
  • 1,24 gram MDMA (2 pillen)
  • 0,75 gram MDMA (1 wikkel poeder)
  • 9,24 gram 2CB (27 pillen)
  • 165 gram hasjblokjes
  • 2,3 gram henneptoppen
  • 43,13 gram antidepressiva (117 hele pillen)
  • 899 pillen Viagra
  • 33,8 gram (61 groene pillen) van onbekende stof;
  • 33,29 gram (55 gele pillen) van onbekende stof;
  • 68,33 gram (118 gele/groene/blauwe pillen) van onbekende stof.
De pillen van onbekende stof zijn aan het Nederlands Forensische Instituut voor onderzoek aangeboden. In de bestuurlijke rapportage staat verder dat meerdere buurtbewoners bij de wijkagent hebben gemeld dat er vanuit de woning door de bewoners en anderen wordt gehandeld in verdovende middelen.
16. Uit de aanvullende bestuurlijke rapportage, opgemaakt op 19 april 2023, blijkt welk soort meldingen er door buurtbewoners op welke data gedaan zijn. Bij e-mailbericht van 9 mei 2023 heeft verweerder de meldingen opgesomd die bij de wijkagent zijn gedaan en de MMA meldingen, op basis waarvan er een politie onderzoek is opgestart.
17. De burgemeester heeft op basis van de bestuurlijke rapportages besloten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. [4] In het bestreden besluit stelt de burgemeester zich op het standpunt dat gelet op de aangetroffen grote handelshoeveelheid hard- en softdrugs, sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en herstel van de openbare orde. De burgemeester merkt de situatie aan als ernstig. Daarnaast ligt de woning midden in een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt. Er zijn aanwijzingen voor handel in verdovende middelen vanuit de woning en er is sprake van overlast voor buurtbewoners. Daarbij geeft de sluiting ook een signaal af naar de drugscriminelen die bij de woning zijn betrokken ten behoeve van buurtbewoners.
Wat voert eiseres aan?
18. Eiseres voert aan dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten. Volgens eiseres zijn er geen aanwijzingen van feitelijke handel in drugs in of vanuit de woning. Ook is er geen sprake van loop naar het pand. De enkele hoeveelheid aangetroffen drugs was voor eigen gebruik en maakt volgens eiseres niet dat er feitelijk sprake is van drugshandel. Eiseres verwijst daarvoor naar een verklaring van haar vriend. De aangetroffen attributen (weegschaal en gripzakjes) zijn ook onvoldoende voor het aannemen van drugshandel. De verklaring van haar zoon dat hij wel eens groot drugs inkoopt en deze verkoopt aan vrienden, is niet concreet en ook niet duidelijk genoeg. Verder zijn de meldingen van buurtbewoners van 18 september 2022 en 24 november 2022 volgens eiseres vaag en onvoldoende concrete aanwijzingen voor feitelijke handel in drugs. Dat de woning zich bevindt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd, omdat wordt verwezen naar de Veiligheidsmonitor 2021 die niet actueel is. Volgens eiseres had de burgemeester nader onderzoek moeten doen of in de wijk nog wel sprake is van een voor drugscriminaliteit kwetsbare buurt. Nu de burgmeester dat onderzoek niet heeft gedaan, is het bestreden besluit, naar eiseres meent, niet zorgvuldig genomen. Ook was er geen sprake van recidive, zodat ook om die reden geen sprake is van een noodzaak tot sluiting.
18.1.
Eiseres voert verder aan dat het geen herstelmaatregel meer te noemen is nu op het moment van sluiting de overtreding al twee maanden geleden gepleegd was. Het laten verstrijken van zo’n lange periode heeft tot gevolg dat het doel van deze maatregel niet of onvoldoende wordt bereikt. Op basis hiervan moet worden geconcludeerd dat er geen (dringende) noodzaak bestond om de woning te sluiten in verband met verstoring van de openbare orde, woon- en leefklimaat en/of volksgezondheid. Eiseres stelt dat de burgemeester ook had kunnen kiezen voor een waarschuwing of een last onder dwangsom.
Is sluiting van de woning noodzakelijk en geschikt?
19. Niet in geschil is dat in de woning van eiseres een handelshoeveelheid softdrugs is gevonden en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. In geschil is of de burgemeester sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig mocht vinden. Volgens de rechtspraak beoordeelt de rechtbank aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Daarbij is ook de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt.
20. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak volgt dat het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs in beginsel al een belang tot sluiting van de woning met zich brengt. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. De omstandigheid dat door de politie niet daadwerkelijk “loop” is geconstateerd leidt op zichzelf niet tot een ander oordeel. Uit vaste rechtspraak volgt namelijk dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking daarvan en dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel dat bij een handelshoeveelheid drugs. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan verder ook worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van goederen die te relateren zijn aan drugshandel. [5]
21. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester voldoende aanwijzingen voor drugshandel in de woning heeft mogen aannemen. De burgemeester heeft daarbij van belang mogen vinden dat er een grote hoeveelheid harddrugs is aangetroffen op diverse plekken in de woning, waaronder de woonkamer, twee slaapkamers, de keuken, de zolder en de berging. Ook heeft de burgemeester mogen meewegen dat er de meldingen van buurtbewoners zijn dat er drugshandel plaatsvindt vanuit de woning van eiseres en dat er overlast wordt ervaren. De melding van 24 september 2022 houdt in dat er al ruim een jaar op verschillende tijdstippen mensen voor een kort bezoek naar het adres van de woning van eiseres komen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze melding, anders dan eiseres betoogt, voldoende concreet. De burgemeester heeft in de verklaring van haar zoon dat hij wel eens drugs groot inkoopt en deze doorverkoopt aan vrienden, in samenhang met hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, ook een aanwijzing mogen zien dat er drugs in de woning werden verhandeld. Dat uit deze verklaring niet blijkt wanneer en hoeveel drugs zijn verkocht, maakt dat niet anders. Daarbij komt dat de woning ook volgens de verbalisanten deed denken aan een drugspand, welk beeld ook blijkt uit de foto’s die bij de bestuurlijke rapportages zijn gevoegd. Al deze aanwijzingen bij elkaar maken dat de burgemeester mocht aannemen dat er sprake is van drugshandel in of vanuit de woning. Dat de drugs alleen voor eigen gebruik in de woning aanwezig waren, is door eiseres niet aannemelijk gemaakt. De verklaring van haar vriend is daarvoor onvoldoende. Deze verklaring is niet objectief en daaraan kan niet de waarde worden gehecht die eiseres daaraan toekent.
22. De burgemeester heeft de woningsluiting dan ook noodzakelijk mogen achten om de rust in de directe omgeving van de woning te herstellen, verdere verstoringen van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen, en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. De burgemeester heeft daarbij mogen betrekken dat de woning in een kwetsbare buurt ligt. De stelling dat de Veiligheidsmonitor 2021 niet actueel is, is geen reden voor een ander oordeel. In het verweerschrift en op zitting heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat in de wijk van de woning van eiseres de ervaren overlast van drugshandel en drugsgebruik 3,5 maal hoger is ten opzichte van de gemiddelde waarde in andere wijken in Almere en dat het niet aannemelijk is dat de situatie sinds het opstellen van de Veiligheidsmotor in 2021 zodanig is gewijzigd dat van overlast geen sprake meer is. De rechtbank volgt de burgemeester in dit standpunt. Anders dan eiseres stelt hoefde de burgemeester ook geen nader onderzoek te doen naar de wijk en de ervaren drugsoverlast. Van een onzorgvuldig genomen besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Verder doet de stelling van eiseres dat er geen sprake was van recidive naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. Dit maakt niet dat er geen sprake is van een noodzaak tot sluiting.
23. De rechtbank vindt verder het tijdsverloop tussen het onderzoek van de politie in de woning en de feitelijke sluiting van de woning niet dusdanig lang dat de noodzaak om te sluiten niet langer aanwezig is. De doorzoeking heeft op 3 februari 2023 plaatsgevonden. De burgemeester heeft op 20 februari 2023 de eerste bestuurlijke rapportage ontvangen. Bij brief van 28 februari 2023, verzonden op 6 maart 2023, heeft de burgemeester aan eiseres laten weten dat hij voornemens is de woning te sluiten. Op 7 maart 2023 heeft eiseres een zienswijze ingediend, waarna de woning op 30 maart 2023 is gesloten.
24. Gelet hierop heeft de burgmeester zich op het standpunt kunnen stellen gezien de ernst van de situatie en het doorbreken van de loop naar de woning nu handel wordt aangenomen, de sluiting van de woning noodzakelijk is en niet kan worden volstaan met minder ingrijpend middel, zoals een (laatste) waarschuwing of een last onder dwangsom. Daarbij heeft de burgmeester betrokken dat eiseres onder bewind staat en dat met het verbeuren van een dwangsom haar schuldenlast zal stijgen en het de vraag is of die dwangsom feitelijk ingevorderd kan worden. De burgemeester heeft daarmee de noodzaak en geschiktheid van de sluiting voldoende gemotiveerd.
Is de sluiting evenredig?
25. Eiseres voert in dit kader aan dat de sluiting voor haar dermate ernstige gevolgen heeft, dat deze disproportioneel is in verhouding tot het met de sluiting te dienen doel. Eiseres kan namelijk nergens anders terecht. Ook komt daardoor de omgangsregeling met haar jongste dochter te vervallen. Daar komt bij dat de woningbouwcorporatie voornemens is een procedure te starten bij de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden.
26. De rechtbank overweegt dat sluiting van de woning niet alleen noodzakelijk moet zijn maar ook evenwichtig. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de vraag of de situatie aan eiseres is te verwijten en of er een bijzondere binding is met de woning.
27. De rechtbank is van oordeel dat de sluiting evenwichtig is. De burgemeester heeft eiseres als huurder van de woning verantwoordelijkheid kunnen houden voor de in de woning aangetroffen harddrugs. Eiseres heeft ook niet betwist dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de verboden middelen, die zowel zichtbaar als verborgen in de woning lagen. De situatie valt eiseres dan ook te verwijten. Verder is het inherent aan een woningsluiting dat eiseres de woning moet verlaten en elders onderdak moet vinden. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. In dit kader heeft de burgemeester overwogen dat voorkomen zal worden dat eiseres op straat zal komen te staan en dat de gemeente zal bemiddelen in noodopvang, als eiseres geen vervangende woonruimte kan vinden of nergens anders terecht kan. Dat eiseres stelt dat zij contact heeft opgenomen met het Leger des Heils en dat haar is gezegd dat daar geen ruimte is, betekent niet dat eiseres niet elders noodopvang zou kunnen krijgen.
28. Dat de omgangsregeling met haar dochter door de sluiting vervalt, is niet aannemelijk gemaakt en maakt niet dat de sluiting voor eiseres onevenredig nadelig is. Op zitting is enkel gesteld dat de omgang door de sluiting slechts wordt bemoeilijkt. Daarbij verblijft de dochter merendeels bij haar vader, zodat zij onderdak heeft. Dat de verhuurder de huurovereenkomst met eiseres inmiddels heeft ontbonden, maakt de sluiting evenmin onevenredig nadelig, nu verweerder onderbouwd heeft gesteld dat deze ontbinding ook los van de sluiting zou hebben plaatsgevonden.
29. Gelet op het vorenstaande heeft de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden over te gaan.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:358.
4.Op grond van artikel 13b, eerste lid en onder a, van de Opiumwet in samenhang bezien met de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Almere 2021).
5.Zie de uitspraak van de ABRvS van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912, r.o. 4.1.1. en 4.1.2.