ECLI:NL:RBMNE:2024:5955

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
16/042051-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door een vader met zijn minderjarige dochter

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een zaak tegen een vader die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn dochter. De verdachte heeft op meerdere momenten, van 1 december 2021 tot en met 30 januari 2023, ontuchtige handelingen gepleegd door herhaaldelijk de borsten van zijn dochter te betasten. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 8 oktober 2024, waar de officier van justitie, mr. S.K. Lanning-Stein, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Alberts, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, de moeder en andere getuigen beoordeeld. Het slachtoffer heeft consistent verklaard dat de verdachte aan haar lichaam heeft gezeten, en deze verklaringen werden ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder e-mails en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor bepaalde handelingen, zoals het zoenen van het slachtoffer en het brengen van de penis tegen de billen van het slachtoffer, en heeft de verdachte op deze punten vrijgesproken.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan het betasten van de borsten van zijn dochter en heeft hem een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en daarnaast een taakstraf van 120 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/042051-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning-Stein en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. Alberts, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
in de periode van 1 december 2021 tot en met 30 januari 2023 te [woonplaats] meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn dochter [slachtoffer] (geboren op [2010] ), door haar te zoenen, haar borsten te betasten en zijn penis tegen en/of tussen haar (blote) billen te brengen en te houden.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het brengen en houden van de penis van verdachte tegen en/of tussen de billen van zijn dochter. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrij te spreken. De officier van justitie acht te bewijzen dat de ontucht heeft plaatsgevonden van 1 december 2021 tot en met 1 januari 2023.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte van een deel van de ontuchtige handelingen vrij te spreken, te weten van het zoenen en het brengen en houden van zijn penis tegen en/of tussen de billen van zijn dochter. Ook verzoekt de raadsvrouw om verdachte vrij te spreken van een deel van de tenlastegelegde periode, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte vóór februari 2022 en na de zomer van 2022 aan de borsten van zijn dochter heeft gezeten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 8 oktober 2024:
In de periode van februari 2022 tot en met de zomer van 2022 heb ik in [woonplaats] vier keer de borsten van mijn dochter [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), geboren op [2010] , betast.
Getuige [getuige] (schoolmentor) heeft – zakelijk weergeven – het volgende verklaard:
[slachtoffer] mailde mij op 16 januari 2023 dat haar ouders gaan scheiden. De woensdag erna heb ik haar gesproken. Er was iets met haar vader en dat was echt heel erg. Diezelfde dag stuurde zij mij een screenshot via mail. Hierin vertelde zij wat er aan de hand was: haar vader zat aan haar lichaam. [2]
Een e-mailbericht van [slachtoffer] met een screenshot (bijgevoegd bij het getuigenverhoor van [getuige] ) waarin – zakelijk weergeven – het volgende staat vermeld:
Bijlage: mail 18-01-2023
Beste mevrouw [getuige] ,
Ik heb u een screenshot gestuurd met alles wat er gebeurd is.
Groetjes [slachtoffer] [3]
Lieve mevrouw [getuige] ,
In dec 2021 begon mijn vader met aan mijn lichaam te zitten en als ik zei stop ik wil het niet, dan werd hij heel boos op mij. Gelukkig is mijn moeder erachter gekomen in juni 2022. Mijn moeder gaf mijn vader nog een kans, alleen mijn vader begon weer aan mij te zitten en dat begon in de kerst. Ik heb alles gelijk gezegd tegen mijn moeder. [4]
In het proces-verbaal van bevindingen met als bijlagen de gespreksverslagen van Veilig Thuis staat, zakelijk weergeven, het volgende opgenomen:
Datum contact: 30-1-2023
Gesprek met moeder en [slachtoffer]
geeft aan dat haar vader aan haar zit. Op de vraag of zij hier meer over kan vertellen, geeft zij aan dat hij aan haar lichaamsdelen zit wat niet hoort. [slachtoffer] valt stil en geeft aan het lastig te vinden. [5] Volgens [slachtoffer] is het rond december 2021 begonnen. Zij kan zich herinneren dat zij op 30 januari 2022 op een feestje van vriendin was en dat zij niet naar huis wilde, omdat zij dan met vader alleen zou zijn. Zij was bang dat hij aan haar zou zitten. Zij is
uiteindelijk toch naar huis gegaan, vader heeft aan haar gezeten. [slachtoffer] geeft aan dat zij en haar ouders hebben gesproken en dat vader toen een belofte heeft gedaan. Echter sinds 2-3 maanden houdt hij zich hier niet meer aan. [slachtoffer] vertelt opnieuw dat hij aan haar zit. [6]
Datum contact: 30-1-2023
Gesprek met moeder [7]
Van de zomer in Marokko hebben ouders en [slachtoffer] een gesprek gevoerd over wat er gebeurd was. Vader heeft toen beloofd dat hij het nooit meer zou doen. Moeder heeft geëist dat vader [slachtoffer] nooit meer zou knuffelen. Echter, nu is vader sinds november
(de rechtbank begrijpt: november 2022)weer aan het "knuffelen" met [slachtoffer] . Moeder logt af en toe in op de camera's en hoort vader dan zeggen "kom we gaan naar de gang" en dan zit hij aan haar borsten. [8]
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen het slachtoffer en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd. Uit het Wetboek van Strafrecht volgt dat iemand niet veroordeeld kan worden op basis van alléén de verklaring van één getuige (bijvoorbeeld het slachtoffer, een getuige of verdachte zelf). Er moet ander bewijs in het dossier zitten dat de verklaring ondersteunt en wat niet afkomstig is van dezelfde persoon die de verklaring heeft gegeven (steunbewijs). Steunbewijs kan ertoe leiden dat toch een bewezenverklaring kan volgen. Of er sprake is van voldoende steunbewijs, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de ten laste gelegde handelingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van het slachtoffer, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd (slachtoffer). [9]
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
heeft uiteindelijk geen verklaring willen afleggen in een studioverhoor zodat alleen de uitingen die zij heeft gedaan tegenover haar schoolmentor en tegenover Veilig Thuis deel uitmaken van het dossier. De rechtbank constateert op basis van het dossier dat [slachtoffer] consistent heeft verklaard dat verdachte aan haar lichaam zit en dat dit niet hoort.
Daarnaast verklaart [slachtoffer] consistent over de periode waarbinnen verdachte aan haar lichaam heeft gezeten. Haar verklaring is op die onderdelen ook gedetailleerd. Zo is zij in staat om specifieke momenten te benoemen waarop verdachte aan haar lichaam heeft gezeten. De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] daarom authentiek en betrouwbaar.
Steunbewijs voor het betasten van de borsten
De verklaring van [slachtoffer] dat verdachte aan haar lichaam heeft gezeten, vindt verder voldoende steun in ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de verklaring van haar moeder. Zo benoemt de moeder ook dat in de zomer een gesprek met vader en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, waarbij werd gesproken over wat er gebeurd was en dat verdachte beloofde dat het nooit meer zou gebeuren. Ook verklaart de moeder dat verdachte sinds november weer aan het knuffelen is met [slachtoffer] en aan haar borsten zit. Daarnaast heeft verdachte erkend dat hij meermaals de borsten van [slachtoffer] heeft betast, wat tevens de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de borsten van [slachtoffer] heeft betast.
De periode
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de periode waarbinnen verdachte aan haar lichaam heeft gezeten. Zo verklaart [slachtoffer] zowel in het e-mailbericht aan haar schoolmentor als in het gesprek met Veilig Thuis dat verdachte in december 2021 aan haar lichaam begon te zitten. Hierbij benoemt [slachtoffer] ook een specifiek moment waarop de ontucht heeft plaatsgevonden, namelijk op 30 januari 2022. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [slachtoffer] en zal daarom uitgaan van haar verklaring ten aanzien van het moment waarop de ontucht is begonnen.
Verder vindt de verklaring van [slachtoffer] over dat verdachte ook na de zomer 2022 rond de kerst van 2022 aan haar lichaam heeft gezeten, steun in de verklaring van haar moeder bij Veilig Thuis. De moeder is er in de zomer van 2022 achter gekomen dat verdachte aan de borsten van [slachtoffer] heeft gezeten. Hierna heeft zij van verdachte geëist dat hij nooit meer met [slachtoffer] zou knuffelen. Echter, volgens moeder is verdachte sinds november weer met [slachtoffer] gaan knuffelen. Verdachte zou [slachtoffer] vragen om mee naar de gang te gaan, waar hij vervolgens weer aan haar borsten zou zitten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 december 2021 tot en met 30 januari 2023 de borsten van [slachtoffer] heeft betast.
Partiële vrijspraak: het zoenen van [slachtoffer]
Voor een bewezenverklaring van ontucht moet sprake zijn van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Of hier sprake van is, is altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Bij de beoordeling of sprake is van overschrijding van de sociaal-ethische norm, kunnen onder andere de aard en context van de handelingen en de intentie van de dader van belang zijn.
Hoewel verdachte bekent dat hij zijn dochter heeft gezoend, ontkent hij het ontuchtige karakter van de zoen. Hij verklaart dat hij zijn dochter een kus op de lippen heeft gegeven, wat hij ook bij zijn andere kinderen doet. Volgens verdachte was de zoen niet van seksuele aard, maar ging het om een vaderlijke zoen. Zo zou hij nooit zijn tong hebben gebruikt.
Naast de verklaring van verdachte bevat het dossier geen aanwijzingen over de omstandigheden waaronder en de context waarbinnen het zoenen heeft plaatsgevonden. Zo benoemt de moeder wel dat verdachte [slachtoffer] zoent, maar verklaart zij niet over de wijze waarop dit zou hebben plaatsgevonden. [slachtoffer] zelf heeft niet verklaard over zoenen door verdachte. Het blijft daarom onduidelijk onder welke omstandigheden het zoenen heeft plaatsgevonden en wat de aard en de context van het zoenen is geweest. Dit maakt dat de rechtbank niet kan vaststellen dat sprake is geweest van handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Hierbij weegt ook mee dat een zoen van een vader aan zijn dochter naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet in strijd is met een sociaal-ethische norm. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het zoenen van [slachtoffer] (
eerste gedachtestreepje).
Partiële vrijspraak: het brengen en houden van de penis tegen en/of tussen de billen van [slachtoffer]
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat deze specifieke ontuchtige handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Hoewel moeder tegenover Veilig Thuis heeft verklaard dat ze deze handelingen heeft gezien op camerabeelden, heeft ze dit nadien tegenover de politie weer ingetrokken, zegt [slachtoffer] er zelf niks over en wordt dit ontkend door verdachte. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat deze specifieke ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het brengen en houden van zijn penis tegen en/of tussen de billen van [slachtoffer] (
derde gedachtestreepje).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 december 2021 tot en met 30 januari 2023 te [woonplaats] , met [slachtoffer] , geboren op [2010] , zijnde zijn, verdachtes, kind, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de borsten van die [slachtoffer] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
- een taakstraf van 120 uren indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 60 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen, maar te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij de straf heeft bepaald.
8.3.1.
De ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan
Verdachte heeft op meerdere momenten ontuchtige handelingen gepleegd met zijn toen 11/12 jarige dochter door herhaaldelijk haar borsten te betasten. Verdachte heeft hierdoor de lichamelijke integriteit en ongestoorde en vrije seksuele ontwikkeling van zijn opgroeiende dochter op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Door zijn handelswijze heeft verdachte bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als vader mocht worden gesteld. Verdachte heeft aldus miskend dat kinderen juist bescherming nodig hebben tegen seksuele benaderingen door volwassenen en moeten kunnen rekenen op die bescherming, juist door hun ouders. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens.
Ook vindt de rechtbank dat verdachte niet de volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden, maar het feit slechts tot op bepaalde hoogte heeft erkend. Zo blijft verdachte ontkennen dat hij ook na de zomer van 2022 aan de borsten van zijn dochter heeft gezeten. Dit terwijl de rechtbank het juist extra kwalijk vindt dat verdachte, nadat de ontucht aan het licht is gekomen en hij zijn vrouw en zijn dochter beloofd had dat het niet meer zou gebeuren, toch weer aan de borsten van zijn dochter heeft gezeten. De rechtbank verwacht dan ook dat hier tijdens de behandeling bij de Waag nog aandacht aan wordt besteed.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 6 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De reclassering heeft op 3 oktober 2024 een rapportage over verdachte opgesteld. De reclassering beschrijft dat de meeste leefgebieden van verdachte stabiel en beschermend zijn. Zo heeft hij een vaste baan en inkomen, stabiele huisvestiging en is er geen sprake van middelenproblematiek. Na de aangifte is Veilig Thuis bij het gezin betrokken geraakt en zijn meerdere interventies ingezet, waaraan verdachte en zijn gezin (grotendeels) hun medewerking hebben verleend. Dit lijkt een positieve uitwerking op verdachte te hebben. Daarnaast volgt verdachte al ruim een jaar op vrijwillige basis behandeling bij De Waag. Volgens De Waag is er geen sprake van een seksuele stoornis bij verdachte. Wel wordt het ervaren gemis aan intimiteit door partners als een aandachtspunt gezien. Hieraan wordt aandacht besteed bij de individuele behandeling van verdachte en de relatietherapie die verdachte en zijn vrouw volgen. Ook wordt met behulp van ambulante begeleiding getracht om de relaties binnen het gezin te herstellen en woont verdachte met instemming van alle betrokkenen weer thuis. De reclassering schat het recidiverisico in op laag. Vanwege het lage recidiverisico en de meewerkende houding van verdachte richting de hulpverlening, vindt de reclassering interventies in een verplicht kader niet nodig. De reclassering adviseert daarom om bij een (deels) voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
8.3.3.
De straf
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gezinssituatie op dit moment acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend en geboden. De rechtbank is in overeenstemming met uitspraken in vergelijkbare zaken van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf het meest passend is. Op grond van het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is het voor ontucht echter niet mogelijk om een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Artikel 22b Sr beperkt de rechterlijke straftoemetingsvrijheid in zoverre dat het onderhavige misdrijf niet kan worden bestraft met een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarom zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag opleggen, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. Tegen een dergelijk gecombineerde straf verzet artikel 22b Sr zich niet.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen, te vervangen door 60 dagen hechtenis als verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 89 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van drie (3) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. J.E.S. Dolmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 30 januari 2023 te [woonplaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met
[slachtoffer] , geboren op [2010] , zijnde zijn, verdachtes, kind, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het tegen en/of tussen de (blote) billen van die [slachtoffer] brengen en houden van zijn, verdachtes, penis.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 7 maart 2023, pagina 40 en 41.
3.Een geschrift, te weten een e-mailbericht met screenshot van slachtoffer [slachtoffer] , pagina 46.
4.Een geschrift, te weten een e-mailbericht met screenshot van slachtoffer [slachtoffer] , pagina 47.
5.Een geschrift, te weten een gespreksverslag van Veilig Thuis, pagina 80.
6.Een geschrift, te weten een gespreksverslag van Veilig Thuis, pagina 81.
7.Een geschrift, te weten een gespreksverslag van Veilig Thuis, pagina 81.
8.Een geschrift, te weten een gespreksverslag van Veilig Thuis, pagina 82.
9.Vgl. HR 21 februari 2023 ECLI:NL:HR:2023:261.