Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het geschil en de achtergrond daarvan
3.De beoordeling
- Uit niets is gebleken dat het initiatief voor de afkoop van [gedaagde] kwam en/of dat [gedaagde] op enige manier voordeel heeft gehad van de afkoop.
- Uit de afkoopsom heeft nog eenmalig een indexatie van de pensioenen plaatsgevonden, die anders niet was uitgekeerd.
- Niet aannemelijk is dat [eiser] door de afkoop wezenlijk nadeel ondervindt. De indexering werd gefinancierd uit overrentewinstdeling. Door de gedaalde marktrente en de hoge rekenrente was het indexatieperspectief van het pensioen van [eiser] vóór afkoop van de winstdeling al uiterst gering. De pensioenadviseur van [gedaagde] heeft op de zitting verklaard dat er sinds 2008 geen sprake meer is geweest van overrente en dat dat de komende vijf tot tien jaar ook niet wordt verwacht. Dat [eiser] een duidelijk belang had bij het voortbestaan van de indexeringsregeling is dan ook niet aannemelijk.
- Niet gebleken is dat er sprake is van ongelijke behandeling. Dat de pensioenen van andere oud-werknemers van [gedaagde] wel worden geïndexeerd, komt namelijk doordat zij aan een andere pensioenregeling hebben deelgenomen. [gedaagde] stort hiervoor niets bij. Op de zitting heeft de pensioenadviseur van [gedaagde] toegelicht dat [eiser] een garantiecontract had, waardoor het destijds niet in zijn belang was om mee over te gaan naar de nieuwe regeling.
€ 1.086 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 543) en € 135 aan nakosten.