ECLI:NL:RBMNE:2024:5929

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
11213056
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde], die een bedrijfsruimte huurt van [eiseres]. De procedure is gestart vanwege een huurachterstand van € 28.415,67, die door [gedaagde] is erkend. [eiseres] vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de bedrijfsruimte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand voldoende is onderbouwd en dat de eventuele verkoop van de onderneming van [gedaagde] geen invloed heeft op de toewijzing van de vordering. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiseres] toegewezen, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de bedrijfsruimte binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, boeterente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11213056 \ UC EXPL 24-4784 / BJvd/61169
Vonnis van 23 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. S.P.J. Visser,
tegen
[gedaagde] , handelend onder de naam [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter beschikt over de volgende stukken:
- de dagvaarding met 4 producties;
- het proces-verbaal van de rolzitting van 24 juli 2024;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 24 september 2024 heeft [gedaagde] de kantonrechter verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling, omdat hij vanwege zijn zieke moeder onverwachts naar het buitenland moest en daarom niet bij de zitting aanwezig kon zijn. [eiseres] heeft de kantonrechter daarop laten weten niet akkoord te gaan met uitstel, gelet op de hoogte van de – nog steeds oplopende- vordering. De kantonrechter heeft het verzoek uitstel vervolgens afgewezen , waarbij [gedaagde] werd uitgenodigd om de zitting online bij te wonen. De uitnodiging om de zitting online bij te wonen is voor de zitting door [gedaagde] geaccepteerd. Op 1 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Bij de mondelinge behandeling was de heer [A] aanwezig namens [eiseres] , bijgestaan door mr. S.P.J. Visser. Namens [gedaagde] was niemand aanwezig, ook niet online.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] een bedrijfsruimte. [gedaagde] heeft ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een huurachterstand van € 28.415,67. [eiseres] vordert in deze procedure betaling van de huurachterstand, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [gedaagde] uit de bedrijfsruimte. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiseres] toewijzen, omdat [gedaagde] erkent een huurachterstand te hebben en [eiseres] de hoogte van de huurachterstand voldoende heeft onderbouwd.

3.De beoordeling

Partijen hebben een huurovereenkomst gesloten
3.1.
Op 1 juni 2023 hebben [eiseres] en [gedaagde] een huurovereenkomst voor de duur van vijf jaar gesloten voor de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] . De huurovereenkomst loopt tot 31 mei 2028. De huurprijs bedraagt € 3.660,82 per maand.
[gedaagde] heeft een huurachterstand
3.2.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] tot en met 30 juni 2024 een huurachterstand van € 28.415,67. [gedaagde] heeft op de rolzitting toegelicht dat hij de huurachterstand vanaf januari 2024 erkent, maar dat hij niet weet hoe het door [eiseres] gestelde bedrag tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft dit verder niet uitgelegd. [eiseres] heeft als productie 4 bij de dagvaarding een specificatie van de huurachterstand toegevoegd, waaruit de hoogte van de huurschuld blijkt en hoe het bedrag is opgebouwd. Ook zijn er door [eiseres] al eerder betalingsherinneringen en facturen naar [gedaagde] gestuurd, waarop ook te zien is hoe de huurschuld is opgebouwd. De hoogte van de maandelijkse huur is door [gedaagde] bovendien niet betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarom vast komen te staan dat [gedaagde] een huurachterstand heeft, die tot en met 30 juni 2024 is opgelopen tot € 28.415,67.
De eventuele verkoop van het bedrijf van [gedaagde] maakt de zaak niet anders
3.3.
[gedaagde] heeft op de rolzitting gezegd dat hij van plan is zijn zaak te gaan verkopen. Met de opbrengst wil [gedaagde] de ontstane huurachterstand betalen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de heer [A] van [eiseres] verteld dat partijen het plan over de verkoop van de zaak van [gedaagde] een maand voor de mondelinge behandeling ook samen hebben besproken. [gedaagde] heeft toen toegezegd dat hij [eiseres] de gegevens van zijn makelaar zou sturen. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] dat niet meer gedaan. Daarnaast kon de heer [A] op internet geen enkele aanwijzing vinden waaruit blijkt dat het bedrijf van [gedaagde] inmiddels in de verkoop staat. Bovendien is er, gelet op de slechte omzetcijfers van het bedrijf van [gedaagde] , bij [eiseres] weinig vertrouwen in een succesvolle verkoop.
3.4.
De kantonrechter overweegt dat het voornemen van [gedaagde] om zijn onderneming te verkopen de beslissing in deze procedure niet anders maakt. [gedaagde] heeft op basis van de huurovereenkomst de verplichting om de maandelijkse huurprijs te betalen en dat heeft hij lange tijd niet (op tijd) gedaan. Daarom moet [gedaagde] de huurachterstand betalen. De kantonrechter zal de vordering van [eiseres] tot betaling van € 28.415,67 dan ook toewijzen.
De ontbinding en ontruiming zal worden toegewezen
3.5.
Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te ontbinden (artikel 6:265 BW). De hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Ook dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. De ontruimingstermijn zal op 14 dagen na de betekening van dit vonnis worden gesteld.
3.6.
[eiseres] vordert vergoeding van de huurtermijnen gelegen tussen 30 juni 2024 en de maand dat het gehuurde daadwerkelijk wordt ontruimd. De kantonrechter zal deze vordering toewijzen, aangezien [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd. Eventuele tussentijds gedane betalingen door [gedaagde] moeten op dit bedrag in mindering worden gebracht.
[gedaagde] moet de boeterente en de buitengerechtelijke incassokosten betalen, de wettelijke rente is niet toewijsbaar
3.7.
De boeterente is verschuldigd over de te laat betaalde huur vanaf december 2023 tot en met 30 juni 2024. [gedaagde] heeft niet weersproken dat uit de algemene bepalingen volgt dat hij een dergelijke boete verschuldigd is. Gelet op het voorgaande wordt de vordering tot betaling van de boeterente toegewezen. De boete bedraagt tot en met 30 juni 2024 € 2.100,-. De gevorderde boeterente vanaf 1 juli 2024 tot de daadwerkelijke ontruiming zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
3.8.
[gedaagde] vordert ook wettelijke rente over het bedrag van de huurachterstand en over de vergoeding van de huurtermijnen gelegen tussen 30 juni 2024 en de maand dat het gehuurde daadwerkelijk wordt ontruimd. De gevorderde wettelijke rente zal worden afgewezen, omdat [eiseres] ook boeterente over deze bedragen vordert. Op grond van artikel 6:92, tweede lid, BW treedt hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is, in de plaats van de schadevergoeding op grond van de wet. De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente over de vergoeding van de overige huurtermijnen en over de huurschuld is dus niet toewijsbaar.
3.9.
[eiseres] vordert € 1.016,61 aan buitengerechtelijke kosten. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] voldoende aangetoond dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. [gedaagde] heeft hier ook geen verweer tegen gevoerd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] B.V. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,84
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.745,84
Uitvoerbaar bij voorraad
3.11.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak (kantoorruimte) te [plaats] , [adres] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om voormelde onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen 14 dagen na de betekening van het vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres] te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
€ 28.415,67 aan achterstallige huur berekend tot en met 30 juni 2024,
€ 1.016,61 aan buitengerechtelijke incassokosten;
€ 2.100,00 aan boeterente tot en met 30 juni 2024;
een vergoeding van € 3.660,82 per maand aan huur gelegen tussen 30 juni 2024 en de daadwerkelijke ontruiming van het gehuurde, vermeerderd met de boeterente van 1% van het verschuldigde per kalendermaand (waarbij elke ingetreden maand geldt als een volle maand) met een minimum van € 300,00 per maand, gerekend vanaf de vervaldatum van de betreffende huurtermijnen vanaf 1 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening. Eventuele tussentijds gedane betalingen strekken daarop in mindering;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.745,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.