ECLI:NL:RBMNE:2024:5822

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
UTR_5033
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische voorzieningen in het kader van WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 oktober 2024, is het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres, die voorheen als thuiszorgmedewerkster werkte, had zich op 4 maart 2020 arbeidsongeschikt gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 7 december 2021, werd haar uitkering op 1 maart 2022 toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De ex-werkgever maakte bezwaar, wat leidde tot een herbeoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze concludeerde dat eiseres minder beperkt was dan eerder aangenomen, wat resulteerde in een lagere inschatting van haar arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank had eerder, op 7 juli 2023, het Uwv opgedragen om een nieuwe medische beoordeling uit te voeren, waarbij rekening moest worden gehouden met de specifieke sanitaire behoeften van eiseres, gezien haar incontinentieproblematiek. Tijdens de zitting op 15 februari 2024 heeft eiseres haar situatie verder toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts voldoende was gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat een sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek voldeed aan de eisen en dat een douchevoorziening niet medisch noodzakelijk was. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, zonder vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. B.M. Jurgens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1.1.
Eiseres heeft voor het laatst als thuiszorgmedewerkster bij [bedrijf] BV (de ex-werkgever) gewerkt. Zij heeft zich op 4 maart 2020 arbeidsongeschikt gemeld voor dit werk in verband met verschillende lichamelijke en psychische klachten. Op
7 december 2021 heeft zij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.2.
De primaire verzekeringsarts heeft op 4 maart 2022 een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt waarin onder meer als beperking op item 3.8 is opgenomen dat er voor eiseres een goede sanitaire voorziening in de nabijheid van de werkplek moet zijn.
1.3.
In een beslissing van 9 maart 2022 heeft het Uwv per 1 maart 2022 een WIA-uitkering (WGA) aan eiseres toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De ex-werkgever heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 1 augustus 2022 een nieuwe FML opgemaakt en daarin de ex-werkgever gevolgd in zijn standpunt dat eiseres minder beperkt is dan door de primaire verzekeringsarts is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in deze FML minder (vergaande) beperkingen aangenomen in de rubrieken dynamische handelingen, statische handelingen en werktijden. In de rubriek fysieke omgevingseisen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de nieuwe FML op item 3.8 als beperking opgenomen dat op de werkplek sprake moet zijn van een goede sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is in alle als passend aangemerkte functies een sanitaire voorziening beschikbaar binnen 50 meter van de werkplek. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres op grond van de nieuwe FML 29,76% arbeidsongeschikt, en dus minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
1.5.
In een beslissing op bezwaar van 22 augustus 2022 (het bestreden besluit I) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Dit heeft tot consequentie dat de uitkering van eiseres per 1 maart 2024 is ingetrokken. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar.
De uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2023
1.6.
In een uitspraak van 7 juli 2023 [1] heeft de rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiseres gegrond verklaard. De rechtbank komt in die uitspraak tot de conclusie dat het bestreden besluit I niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank past – om redenen genoemd in de uitspraak – niet een bestuurlijke lus toe en bepaalt dat het Uwv een nieuwe medische beoordeling moet uitvoeren, waarbij rekening moet worden gehouden met het bepaalde in de uitspraak. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
1.7.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 augustus 2023 een nadere motivering gegeven. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op
1 september 2023 gerapporteerd dat de drie geduide functies worden gehandhaafd.
1.8.
In een besluit van 6 september 2023 (het bestreden besluit II) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat er geen aanleiding is om de mate van arbeidsongeschiktheid per
1 maart 2022 te wijzigen.
1.9.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2024. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.11.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 15 februari 2024 aangehouden. Eiseres is in de gelegenheid gesteld medische informatie over te leggen. Eiseres heeft op 11 maart 2024 een medische verklaring van chirurg [chirurg] ingebracht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier op 25 maart 2024 op gereageerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten op 26 augustus 2024.

Overwegingen

Beoordelingskader
2. Zoals de rechtbank ook in de vorige uitspraak voorop heeft gezet, mag het Uwv bij de beoordeling over iemands arbeidsongeschiktheid zich baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Medische beoordeling
3. In de uitspraak van 7 juli 2023 [2] heeft de rechtbank het Uwv de opdracht gegeven om de in de FML van 1 augustus 2022 aangenomen beperking op item 3.8, inhoudende dat sprake moet zijn van een goede sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek van eiseres, gelet op haar incontinentieproblematiek, nader te motiveren. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank in de medische beoordeling niet kenbaar betrokken of gelet op deze problematiek van eiseres tevens een douchegelegenheid op de werkplek aanwezig moet zijn. Als deze nieuwe medische beoordeling tot nieuwe beperkingen zouden leiden, moest de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML opstellen en diende de arbeidsdeskundige vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw vaststellen.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 augustus 2023 gerapporteerd dat met de aangenomen beperking op item 3.8 van de FML er voldoende rekening is gehouden met de incontinentieproblematiek van eiseres. Op het spreekuur van 1 augustus 2022 geeft eiseres aan dat er voor haar een toilet binnen 50 meter van de werkplek moet zijn. Dat de incontinentieproblematiek ook inhoudt dat het meerdere keren per week mis gaat en soms wel meerdere keren op een dag – waardoor een normale sanitaire voorziening niet volstaat – is tijdens dit spreekuur niet naar voren gebracht, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hoewel een douchevoorziening prettiger is voor eiseres, volstaan normale sanitaire voorzieningen op de werkplek. Er is aldus geen medische noodzaak voor een douchevoorziening op de werkplek.
5. Op de zitting van 15 februari 2024 heeft eiseres haar incontinentieproblematiek verder toegelicht. Door de maagverkleining met verlegging van de dunne darm (een scopinaro) die zij in 2012 heeft ondergaan, heeft zij sindsdien last van incontinentieproblematiek waarbij zij naast urine ook ontlasting verliest. Zij heeft toegelicht dat zij 14 keer per dag naar het toilet moet omdat er ontlasting optreedt en dat haar ontlasting een olieachtige substantie heeft. Dit patroon en deze substantie van haar ontlasting maakt volgens eiseres dat een normale sanitaire voorziening niet volstaat, maar dat zij met warm water moet kunnen douchen om zichzelf goed te kunnen verschonen. Op vragen van de rechtbank op de zitting heeft eiseres aangegeven een nadere onderbouwing van haar afwijkende ontlastingspatroon en substantie op te kunnen vragen bij de behandelend specialist in het ziekenhuis. De rechtbank heeft het onderzoek op deze zitting aangehouden en eiseres in die gelegenheid gesteld.
6. Vervolgens heeft eiseres op 11 maart 2024 een verklaring van chirurg [chirurg] ([chirurg]) ingebracht. Hierin wordt het volgende vermeld: “Na een scopinaro of vergelijkbare operatie kan iemand steatorree ontwikkelen. Dat is een vettige/olieachtige stoelgang. Dit is niet specifiek voor deze ingreep want er zijn meer oorzaken die dit kunnen geven. Na een ingreep zoals een scopinaro kan er meerdere keren op een dag ontlasting optreden. Dit kan gaan tot 12 keer per dag. Meer dan dat is niet als normaal te beschouwen na zo’n ingreep”.
7. Eiseres voert aan dat het Uwv niet heeft voldaan aan de opdracht die de rechtbank hem in de uitspraak van 7 juli 2023 heeft gegeven. Eiseres wijst er op dat de rechtbank in de vorige uitspraak overweegt dat het Uwv in een aanvullende motivering had moeten betrekken dat de afstand van de 50 meter tot een sanitaire voorziening te groot is, gelet op haar incontinentieproblematiek. Om die reden is de FML onjuist. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 augustus 2023 niet voldoende gemotiveerd waarom een sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek tóch volstaat. Ook kan eiseres de motivering niet volgen waarom er geen douchevoorziening op de werkplek aanwezig hoeft te zijn. Daarmee is geen uitvoering gegeven aan de vorige uitspraak van de rechtbank en dient het bestreden besluit II om die reden reeds te worden vernietigd. In de aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep komen een aantal zaken niet terug zoals die uitvoerig op de vorige zitting zijn besproken, zoals bijvoorbeeld de substantie van de ontlasting van eiseres. Aldus ontbreekt nog steeds een deugdelijke motivering.
8. De rechtbank constateert een verschil tussen de verklaring die eiseres aanvankelijk op
1 augustus 2022 heeft afgelegd op het spreekuur bij verzekeringsarts bezwaar en beroep en haar verklaringen op de zittingen op 15 juni 2023 en 15 februari 2024. Op het spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres verteld dat zij zes keer per dag naar het toilet moet in verband met ontlasting: ’s morgens drie keer, om circa 11.00 en 14.00 uur een keer en na het avondeten nog een keer. Eiseres heeft de verzekeringsarts toen ook meegedeeld dat er binnen 50 meter van haar werkplek een sanitaire voorziening aanwezig moet zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende motivering toegelicht dat de beperking op item 3.8 dat er een sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek moet zijn, is aangenomen op grond van de verklaring van eiseres zelf. Eiseres heeft toen niet aangegeven dat er óók een douchegelegenheid op de werkplek aanwezig moet zijn vanwege de substantie van haar ontlasting.
9. Eiseres heeft voor het eerst op de zitting bij de rechtbank verklaard dat haar ontlasting een olieachtige substantie heeft en dat zij zich daarom op de werkplek moet kunnen douchen. Ook heeft zij verklaard dat zij veel vaker dan zes keer per dag, namelijk 14 keer, naar het toilet moet. Dit hogere ontlastingspatroon en deze afwijkende ontlastingssubstantie blijken alleen uit de latere verklaringen van eiseres zelf, maar worden niet gestaafd met medische informatie. Dat is ook met eiseres op de zitting besproken. Om die reden heeft de rechtbank de zaak aangehouden om eiseres in de gelegenheid te stellen alsnog een medische onderbouwing hiervan te geven. Zoals ook toegelicht op de zitting mag het Uwv het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen tenzij de inhoud daarvan gemotiveerd wordt bestreden. Daarvoor is meer nodig dan de verklaring van eiseres zelf. Te meer als deze verklaring afwijkt van hetgeen de verzekeringsarts hierover naar aanleiding van het spreekuurcontact met eiseres heeft opgeschreven.
10. Eiseres heeft een verklaring van [chirurg] overgelegd, waarvan de inhoud hiervoor is opgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op deze nadere medische informatie gereageerd in de rapportage van 25 maart 2024. De verzekeringsarts ziet in deze informatie geen redenen om af te wijken van het eerder ingenomen standpunt. Volgens de verzekeringsarts is, anders dan eiseres stelt steatorroe (vetdiarree) niet heel plakkerig en is hiervoor een douche op de werkplek niet medisch noodzakelijk. Een mogelijkheid om te verschonen en te wassen (met zeep en een washandje) geeft voldoende hygiëne.
11. Gelet op de nadere motivering(en) van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de rechtbank van oordeel dat voldoende deugdelijk is gemotiveerd dat met een sanitaire voorziening op 50 meter afstand van de werkplek voldoende rekening wordt gehouden met de incontinentieproblematiek van eiseres. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende uitgelegd dat een douchevoorziening op de werkplek van eiseres, hoewel prettiger, medisch niet noodzakelijk is. De rechtbank kan de medische beoordeling van de verzekeringsarts volgen, waarbij als uitgangspunt de eigen verklaring van eiseres tijdens het spreekuurcontact is geweest. De verklaringen van eiseres op de zittingen zijn niet voldoende voor het oordeel dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
12. De medische informatie die eiseres heeft overlegd, is een vrij algemene weergave van wat de gevolgen kunnen zijn van een scopinaro. Uit dit stuk blijkt niet dat deze ingreep tot dusdanige klachten heeft geleid dat een normale sanitaire voorziening in de buurt van de werkplek niet volstaat of maken dat er een douchevoorziening nodig is vanwege de substantie van de ontlasting bij eiseres. Aldus geeft de inhoud van deze informatie onvoldoende aanknopingspunten voor de rechtbank om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. De beroepsgrond slaagt daarmee niet.
Arbeidskundige beoordeling
13. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies geen stand kunnen houden gelet op haar beperkingen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiseres heeft aangenomen en zoals die zijn vastgelegd in de FML van 1 augustus 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 augustus 2022 voldoende gemotiveerd dat de drie geduide functies in overeenstemming zijn met de belastbaarheid van eiseres zoals omschreven in die FML. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres deze functies niet zou kunnen verrichten. Op grond van deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2022 vastgesteld op 29,76%. De rechtbank kan dit volgen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
9 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.