ECLI:NL:RBMNE:2023:3506

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/4746
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging recht op WIA-uitkering na verzoek om herbeoordeling door werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een thuiszorgmedewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een WIA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv, op verzoek van haar ex-werkgever, werd haar arbeidsongeschiktheid gewijzigd van 80-100% naar minder dan 35%. Eiseres was het niet eens met deze wijziging en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 juni 2023 heeft eiseres medische informatie overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt dat zij meer beperkingen heeft dan door het Uwv is vastgesteld. De rechtbank heeft beoordeeld of de verzekeringsarts van het Uwv voldoende gemotiveerd heeft waarom er geen aanleiding is om meer beperkingen aan te nemen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts op verschillende onderdelen voldoende heeft gemotiveerd dat er geen extra beperkingen nodig zijn, maar dat er wel een gebrek aan motivatie is voor de afstand tot het toilet en de aanwezigheid van een douchevoorziening op de werkplek. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe medische beoordeling uit te voeren. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4746

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.M. Jurgens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres werkte sinds 2016 als thuiszorgmedewerker voor gemiddeld 11 uur per week. Op
4 maart 2020 heeft zij zich ziek gemeld in verband met verschillende lichamelijke en
psychische klachten. Na diverse pogingen om te re-integreren heeft eiseres in verband met
het aflopen van de wachttijd bij het Uwv een uitkering aangevraagd op grond van de Wet
Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2. Na een medische en arbeidskundige beoordeling heeft het Uwv met het besluit van 9 maart 2022 (het primaire besluit) aan eiseres per 1 maart 2022 een WIA-uitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiseres was het hiermee eens en heeft daarom geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit. De ex-werkgever van eiseres heeft wel bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3. Met de beslissing op bezwaar van 22 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres gewijzigd naar minder dan 35% (29,76%). Deze wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid heeft niet direct effect op de WIA-uitkering van eiseres. Eiseres houdt tot en met 29 februari 2024 recht op de WIA-uitkering. Als er niets verandert in de gezondheidssituatie van eiseres wordt de WIA-uitkering met ingang van 1 maart 2024 ingetrokken.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 15 juni 2023. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot en vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

5. Eiseres is het niet eens met de beslissing op bezwaar, omdat zij vindt dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld in de gewijzigde functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 1 augustus 2022. Eiseres heeft in beroep medische informatie overgelegd om haar standpunt te onderbouwen. Het gaat om de rapportage ‘Arbeidskundig onderzoek’ van 23 juli 2021 van de bedrijfsarts, een haalbaarheidsonderzoek voor externe re-integratie, een verslag van de cardioloog van 13 september 2022, en twee e-mails van haar fysiotherapeut en de ondersteuner van de huisartsenpraktijk van september 2022.
6. Het Uwv blijft in beroep bij het bestreden besluit. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft het Uwv een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 januari 2023 ingebracht en een nader rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 januari 2023. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 1 maart 2022, de datum in geding in deze zaak.

Beoordeling van het geschil

7. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet de eisende partij dan wel aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de medische rapporten niet aan de genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om echter voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of een medisch behandelaar noodzakelijk.
Medische beoordeling
8. Eiseres voert aan dat haar beperkingen door het Uwv in de FML van 1 augustus 2022 zijn onderschat. Volgens eiseres is zij meer beperkt in verschillende rubrieken van de FML. De rechtbank zal hierna per onderdeel van de FML beoordelen of de verzekeringsarts van het Uwv heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen.
Persoonlijk functioneren
9. Volgens eiseres moeten er in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ van de FML in ieder geval beperkingen worden aangenomen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht (item 1.1 en 1.2), het zelfstandig handelen (item 1.6) en het handelingstempo (item 1.7). Zij is op deze items beperkt omdat zij concentratieproblemen en depressieve klachten heeft. Alledaagse handelingen kosten eiseres daardoor veel meer energie dan gebruikelijk. Na een stukje autorijden moet eiseres de rest van de dag rustig aan doen. Daarnaast heeft eiseres te maken met incontinentie voor urine en ontlasting als gevolg van een operatie. De zorgen die eiseres hierom heeft en de schaamte die zij ervaart kosten haar veel energie.
10. In de FML van 1 augustus 2022 zijn voor eiseres in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ beperkingen aangenomen voor het werken met productiepieken (item 1.8.4), werk met een voortdurend dwingend handelingstempo (item 1.8.5) en werk met harde onverwachte geluidsprikkels (item 1.8.7). De verzekeringsarts bezwaar en beroep, De Vink, heeft naar aanleiding van het beroep van eiseres het aanvullende rapport van 6 januari 2023 opgesteld. Daarin heeft hij de medische informatie betrokken die eiseres in beroep heeft overgelegd. Volgens De Vink is er geen aanleiding om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’. Tijdens het onderzoek door de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen duidelijke concentratieproblemen vastgesteld bij eiseres. De Vink betrekt daarbij dat eiseres kan autorijden en dat zij haar aandacht minimaal een half uur kan vasthouden. Door de psychische beperkingen die zijn aangenomen, in combinatie met de urenbeperking, is volgens De Vink voldoende tegemoet gekomen aan de klachten van eiseres.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende duidelijk gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om voor eiseres meer beperkingen aan te nemen in de rubriek ‘persoonlijk functioneren’ van de FML. Uit de medische stukken die eiseres heeft ingebracht volgt niet dat zij aan concentratieproblemen lijdt. In het rapport ‘Arbeidsdeskundig onderzoek’ van 23 juli 2021 dat eiseres in beroep heeft overgelegd zijn wel beperkingen aangenomen op het verdelen van de aandacht en op herinneren. In het aanvullend rapport van 6 januari 2023 merkt De Vink op dat het rapport van 23 juli 2021 is opgesteld door een bedrijfsarts die niet specifiek deskundig is in de systematiek van de FML. De rechtbank kan deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen. Het rapport is daarom geen medische onderbouwing voor de concentratieproblemen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich gebaseerd op zijn eigen waarnemingen en die van de primaire verzekeringsarts over het concentratievermogen van eiseres. Daaruit volgen geen afwijkingen van de normaalwaarde in de FML. Uit het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem volgt dat verzekeringsartsen zich voor hun oordeel over concentratieproblemen op hun eigen medisch onderzoek mogen baseren. De rechtbank vindt dat daarmee voldoende is onderbouwd dat er geen aanleiding is om op deze onderdelen voor eiseres meer beperkingen aan te nemen.
Sociaal functioneren
12. Eiseres vindt dat zij ook meer beperkt is op het gebied van schrijven (item 2.4) in verband met haar dyslexie, samenwerken (item 2.9), reizen met het openbaar vervoer (item 2.10) en het sociaal functioneren in arbeid (item 2.12). Eiseres vindt dat zij beperkt is op het gebied van sociaal functioneren in arbeid in verband met haar incontinentie. Als er problemen ontstaan door de incontinentie zorgt dit bij eiseres voor veel schaamte en ongemak. Dit beperkt haar in het normaal functioneren op de werkvloer. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat problemen met het horen (item 2.2) ontstaan door concentratieproblemen. Eiseres heeft geen gehoorproblemen.
13. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat zij meer beperkt moet worden geacht in de rubriek ‘sociaal functioneren’ van de FML. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 6 januari 2023 duidelijk heeft uitgelegd waarom eiseres voor deze onderdelen niet beperkt is. Dyslexie is volgens De Vink geen reden om een beperking aan te nemen op de items lezen en schrijven van de FML. Door dyslexie kan eiseres moeite hebben met spellen, maar het betekent niet dat zij hierdoor fysiek of cognitief niet in staat is om te lezen en te schrijven. Alleen in die gevallen wordt er voor lezen en schrijven een beperking aangenomen in de FML. Over de beperking op het item vervoer heeft eiseres op de zitting toegelicht dat zij geen auto meer rijdt en ook niet met het openbaar vervoer kan reizen omdat zij dan in paniek raakt. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd onderbouwt echter niet dat daarvoor een medische oorzaak is bij eiseres. Ook voor de overige beperkingen die volgens eiseres in deze rubriek moeten worden aangenomen is geen medische onderbouwing gegeven. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling van verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit onderdeel niet juist zou zijn.
Fysieke omgevingseisen
14. Eiseres voert verder aan dat zij beperkt moet worden geacht op het item trillingsbelasting (item 3.7). Door trillingen worden de darmen van eiseres geprikkeld waardoor de productie van ontlasting toeneemt. Dit is een probleem in verband met de incontinentie van eiseres. Daarnaast is eiseres het niet eens met de beperking die is aangenomen op item 3.8, de fysieke aanpassingsmogelijkheden. Onder dit item heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep opgenomen dat er een goede sanitaire voorziening binnen 50 meter van de werkplek moet zijn. Eiseres vindt deze afstand te groot. Zij voelt de ontlasting niet altijd goed aankomen. Als dit wel het geval is dan is een afstand van 50 meter te ver om op tijd bij het toilet te kunnen zijn. Onder dit item moet ook worden opgenomen dat op de werkplek een douche- en verkleedmogelijkheid aanwezig moet zijn. Eiseres heeft op de zitting verteld dat zij altijd luiers en handdoeken bij zich heeft, maar dat dit niet voldoende is om zich goed te kunnen verschonen. Eiseres heeft een douchegelegenheid met water en zeep nodig om zich goed te kunnen wassen en een vervelende geur te voorkomen.
15. De rechtbank volgt de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn stelling dat er geen aanleiding is om een beperking aan te nemen voor trillingsbelasting. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat de darmen door trillingen worden geprikkeld en dat de ontlasting daardoor toeneemt.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter niet voldoende gemotiveerd dat een sanitaire voorziening op 50 meter afstand aanvaardbaar is gelet op de incontinentie van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is ermee bekend dat eiseres incontinent is voor urine en ontlasting. Dit volgt onder andere uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 2 augustus 2022. Gelet daarop is zonder uitgebreide motivering niet te volgen hoe een afstand van 50 meter tot een toilet in die situatie kan volstaan. Een dergelijke uitgebreide motivering ontbreekt in de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarnaast moet eiseres zich als gevolg van haar incontinentie kunnen wassen. Dit is ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgesteld in zijn rapport van 6 januari 2023, maar dit punt is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kenbaar bij de medische beoordeling betrokken. In het rapport is niet betrokken of er een douchevoorziening aanwezig moet zijn op de werkplek. Als dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet vereist is, is ook een uitgebreide onderbouwing van dit standpunt nodig. Dit ontbreekt in het rapport van 6 januari 2023.
17. Dit betekent dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering zoals bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan echter niet zelf in de zaak voorzien. De verzekeringsarts van het Uwv moet daarom een nieuwe medische beoordeling uitvoeren waarbij hij specifiek ingaat op de afstand tot het toilet en waarbij hij zijn standpunt ten aanzien van een douchevoorziening gemotiveerd toelicht. Als deze nieuwe medische beoordeling tot nieuwe beperkingen leidt moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML opstellen. Vervolgens dient de arbeidsdeskundige het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw te berekenen. De rechtbank ziet geen aanleiding om het Uwv met een bestuurlijke lus in de gelegenheid te stellen om het besluit op dit punt nader te motiveren. Hiervoor is doorslaggevend dat de incontinentie van eiseres al bekend was bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten tijde van het medisch rapport dat hij op 2 augustus 2022 heeft opgesteld. Een deugdelijke onderbouwing van de afstand tot het toilet is tot op heden uitgebleven. Ook is niet onderbouwd of een douchevoorziening vereist is, terwijl de ernst van de klachten bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep bekend was. Gelet hierop heeft de rechtbank niet de verwachting dat een nieuwe gelegenheid om het standpunt nader te onderbouwen wel tot een overtuigende motivering zal leiden. De rechtbank doet daarom in deze zaak geen tussenuitspraak. In de conclusie over de medische beoordeling zal de rechtbank toelichten welke gevolgen dit heeft. De rechtbank zal hierna de overige beroepsgronden van eiseres bespreken.
Dynamische- en statische houdingen
18. Eiseres voert verder aan dat er in de rubrieken ‘dynamische- en statische houdingen’ beperkingen moeten worden aangenomen. Eiseres moet als gevolg van haar buik- en rugklachten regelmatig van houding kunnen wisselen en zij kan daardoor niet lang staan. De buik- en rugklachten zorgen bovendien voor beperkingen bij torderen, duwen en trekken, tillen, dragen en hoofdbewegingen maken. Door evenwichtsproblemen is geknield, gehurkt, gebogen en getordeerd actief zijn niet haalbaar. Ook kan eiseres haar hoofd niet in een bepaalde stand houden tijdens het werk in verband met nekklachten.
19. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de dynamische- en statische houdingen niet juist is. Eiseres heeft in beroep niet met medische stukken onderbouwd dat zij arm- en nekklachten heeft die tot extra beperkingen moeten leiden. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres lichamelijk onderzocht. Ook daarbij is niet gebleken van klachten of fysieke afwijkingen aan de nek of armen die tot de geclaimde beperkingen zouden moeten leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding is om eiseres op het gebied van dynamische- en statische houdingen meer beperkt te achten.
Urenbeperking
20. Eiseres vindt dat er een hogere urenbeperking voor haar moet worden aangenomen. In de FML van 1 augustus 2022 is een urenbeperking opgenomen van 6 uur per dag, 30 uur per week. Volgens eiseres is zij niet in staat om 6 uur per dag te werken. Eiseres wijst ter onderbouwing op het rapport ‘Arbeidskundig onderzoek’ van 23 juli 2021 dat door de bedrijfsarts is opgesteld en het Haalbaarheidsonderzoek van 5 oktober 2021. Daaruit volgt dat eiseres maximaal 2 uur per dag, 10 uur per week kan werken.
21. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig gemotiveerd toegelicht waarom kan worden volstaan met een urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week. De primaire verzekeringsarts had voor eiseres een urenbeperking opgenomen van 6 uur per dag, 20 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens de beperking op het aantal uren per week aangepast. In het rapport van 2 augustus 2022 heeft hij toegelicht dat het aannemen van een urenbeperking van 6 uur per dag, 20 uur per week in strijd is met de standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’. Dit is een document dat verzekeringsartsen gebruiken om de duurbelastbaarheid vast te stellen. Uit deze standaard volgt dat het aantal uren dat iemand per week kan werken, gelijk moet zijn aan het aantal uren dat iemand per dag kan werken vermenigvuldigd met 5 werkdagen. Hier kan alleen met nadere motivering van af worden geweken. In de situatie van eiseres betekent dit dat een urenbeperking van 6 uur per dag leidt tot een urenbeperking van 30 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens toegelicht dat er geen aanleiding is om voor eiseres een zwaardere urenbeperking aan te nemen. De therapie en revalidatie die eiseres volgt is gelet op de omvang goed te combineren met 6 uur werken per dag. Er is geen aanleiding en medische onderbouwing om voor eiseres een zwaardere urenbeperking aan te nemen. Eiseres heeft ook in beroep geen medische informatie ingebracht die tot die conclusie zou moeten leiden.
Conclusie medische beoordeling
22. Het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank over de beperkingen ten aanzien van de afstand tot het toilet en de aanwezigheid van een douchegelegenheid hebben tot gevolg dat het Uwv een nieuw besluit moet nemen. Concreet betekent dit dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een gemotiveerd standpunt moet innemen over de afstand tot het toilet en de aanwezigheid van een douchegelegenheid. Daarbij moet in ieder geval worden betrokken dat een afstand van 50 meter, gelet op de beperkingen van eiseres, te groot is. Als deze beoordeling tot nieuwe beperkingen leidt moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML opstellen. In dat geval moet ook een nieuwe arbeidskundige beoordeling worden uitgevoerd om het arbeidsongeschiktheidspercentage opnieuw vast te stellen.
Arbeidskundige beoordeling
23. Eiseres heeft tot slot nog gronden gericht tegen de arbeidskundige beoordeling. Zij vindt dat zij de geduide functies niet kan uitoefenen gelet op haar beperkingen. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat de FML onjuist is, kan de rechtbank nu niet ingaan op de inhoudelijke beoordeling van deze beroepsgronden van eiseres.

Conclusie

24. Het beroep van eiseres is gegrond. Het Uwv moet op basis van het bepaalde in deze uitspraak een nieuwe medische beoordeling uitvoeren en een nieuwe FML voor eiseres opstellen en daarbij rekening houden met het bepaalde in deze uitspraak.
25. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden.
26. De rechtbank veroordeelt het Uwv daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten in deze beroepsprocedure. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het Uwv op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.