Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
Wilnis-arrest(HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236) heeft de Hoge Raad gezegd dat deze zogenoemde risico-aansprakelijkheid van artikel 6:174 BW moet worden ingekleurd met de factoren uit het
Kelderluik-arrest(HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079), ook wel de kelderluik-criteria genoemd. Bij het antwoord op de vraag of een opstal gebrekkig is (“of een opstal voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen”) moet dan gekeken worden of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze punten moeten objectief beoordeeld worden. Verder komt betekenis toe aan de beleidsvrijheid die de gemeente als wegbeheerder heeft en de financiële middelen die haar ter beschikking staan. Tegenover de zorgplicht van de gemeente als wegbeheerder staat de verplichting van de weggebruiker om - kort gezegd - voorzichtig te zijn (“de in zijn algemeenheid te vergen voorzichtigheid in acht te nemen”).
Wilnis-arrest met de kelderluik-criteria in principe het juridisch kader geeft in deze zaak.
De rechtbank is het met de gemeente eens dat een groenstrook niet gerekend wordt tot de openbare weg. Dat leidt de rechtbank af uit de wetsgeschiedenis waar staat dat voor de uitleg van het begrip openbare weg in artikel 6:174 lid 2 BW aansluiting moet worden gezocht bij de Wegenwet. In artikel 1 van de Wegenwet staat dat onder wegen ook worden verstaan voetpaden, rijwielpaden, jaagpaden, dreven, molenwegen, kerkwegen en andere verkeersbanen voor beperkt gebruik. Groenstroken staan daarbij niet opgesomd. Een groenstrook is dus geen (openbare) weg zodat artikel 6:174 BW hier inderdaad niet kan worden toegepast.