Omgevingsvergunning strijdig gebruik (zaak UTR 22/1381)
Vergoeding proceskosten in bezwaar
4. Als eerste voert de [eiseres] in deze zaak een formeel punt aan, namelijk dat het college zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de omgevingsvergunning strijdig gebruik met het bestreden besluit niet is herroepen. Volgens de [eiseres] heeft het college met bestreden besluit de omgevingsvergunning strijdig gebruik herroepen en had het college dus aan haar de proceskosten die zij in deze procedure in bezwaar heeft gemaakt moeten vergoeden.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), vindt herroeping van een in bezwaar bestreden besluit plaats, als een tegen dat besluit gemaakt ontvankelijk bezwaar na heroverweging leidt tot intrekking of wijziging van het besluit.
6. De rechtbank stelt vast dat het college met het bestreden besluit twee nieuwe voorschriften aan de omgevingsvergunning strijdig gebruik heeft toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze wijziging van de omgevingsvergunning strijdig gebruik rechtsgevolg. En dus heeft het college met het bestreden besluit de omgevingsvergunning strijdig gebruik herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Omdat de herroeping plaatsvindt op grond van nadere inzichten van het college over wat rechtens juist is, staat vast dat het besluit is herroepen wegens een aan het college te wijten onrechtmatigheid. Dit betekent dat het college de kosten, die de [eiseres] in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, had moeten vergoeden. Dit betekent dat het beroep van de [eiseres] tegen het bestreden besluit gegrond is. De gevolgen hiervan bespreekt de rechtbank onder ‘conclusie’. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de inhoudelijke gronden van de [eiseres] en de andere beroepen.
Het toetsingskader voor de omgevingsvergunning strijdig gebruik
7. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast dat de woning op grond van het bestemmingsplan de bestemming ‘Maatschappelijk’ heeft. Het zonder verbinding met de maatschappelijke functie van het gebouw gebruiken van de woning is in strijd met deze bestemming. Het college kan voor dit strijdige gebruik een omgevingsvergunning verlenen als dit gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
8. De rechtbank stelt voorop dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toekomt. Het college moet bij het maken van die beslissing de betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
9. De [eiseres] vreest dat zij door de omgevingsvergunning strijdig gebruik in haar activiteiten wordt beperkt, omdat de in het bestreden besluit opgenomen voorschriften onvoldoende zijn om ten aanzien van geluid een goed woon- en leefklimaat in de woning te garanderen. Zij verwijst hierbij naar een notitie van [onderneming 1] van 10 maart 2022. Dit betekent volgens de [eiseres] dat de omgevingsvergunning strijdig gebruik in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en daarom niet verleend had mogen worden.
10. De rechtbank merkt overigens op dat de [eiseres] in haar laatste reactie na de tweede zitting het tegenovergestelde stelt. In deze reactie schrijft de nieuwe gemachtigde van de [eiseres] dat de aanname dat de activiteiten van de [eiseres] zouden leiden tot een ongunstig woon- en leefklimaat in de woning ongefundeerd en niet bewezen is. Deze stellingname zou het beroep van de [eiseres] tegen de omgevingsvergunning strijdig gebruik geheel onderuit halen. Als de activiteiten van de [eiseres] namelijk niet zouden leiden tot een ongunstig woon- en leefklimaat in de woning, is er ook geen reden om de omgevingsvergunning strijdig gebruik te weigeren. Gelet op het doel waarom de [eiseres] het beroep heeft ingesteld gaat de rechtbank er vanuit dat de gemachtigde dit niet zo bedoeld kan hebben. De rechtbank zal in deze uitspraak daarom de onder 9 genoemde oorspronkelijke beroepsgrond beoordelen.
11. Het college bestrijdt met een primair en een subsidiair argument dat de [eiseres] als gevolg van de omgevingsvergunning strijdig gebruik in haar activiteiten zal worden beperkt. De rechtbank zal beide argumenten hierna beoordelen.
Feitelijke situatie van de woning
12. Het college stelt zich primair op het standpunt dat de [eiseres] door het met de omgevingsvergunning strijdig gebruik toestaan van gebruik van de woning als reguliere woning niet kan worden beperkt in haar activiteiten, omdat de feitelijke situatie van de woning hiervoor bepalend is en die verandert met deze omgevingsvergunning niet. Doordat de woning feitelijk al meerdere jaren voor de functie wonen en niet meer als pastorie behorend bij het kerkgebouw in gebruik is, verandert er met het verlenen van de omgevingsvergunning strijdig gebruik volgens het college niets in de milieubescherming van de woning. Het college verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2016.
13. De rechtbank is het hier niet mee eens. In de uitspraak van de Afdeling van
1 juli 2020, is het volgende overwogen:
“In de memorie van toelichting bij de Wijziging van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en enkele andere wetten om de planologische status van gronden en opstallen bepalend te laten zijn voor de mate van milieubescherming alsmede om de positie van agrarische bedrijfswoningen aan te passen (plattelandswoningen) staat: "Bij het beschermen van woningen en andere bouwwerken in de omgeving van de inrichting moet niet langer worden uitgegaan van het feitelijk gebruik daarvan, maar van de planologische status van de betrokken gronden. In de meeste gevallen zal dit de bestemming uit het bestemmingsplan of de beheersverordening zijn.[…].Verder kan sprake zijn van een overgangsrechtelijke situatie op grond van het bestemmingsplan. Al deze gevallen worden gedekt door het voorgestelde zevende lid van artikel 2.14." (Kamerstukken II 2014/15, 33 078, nr. 3, blz. 17).
Uit artikel 2.14, zevende lid, van de Wabo volgt dat moet worden uitgegaan van het gebruik van een bouwwerk dat in overeenstemming is met het bestemmingsplan. Het gebruik van een bouwwerk is niet alleen in overeenstemming met een bestemmingsplan als het in overeenstemming met de toegekende bestemming wordt gebruikt, maar ook als dit gebruik onder het overgangsrecht valt.”Hieruit volgt dat dus juist de planologische status en niet de feitelijke situatie van de woning bepalend is voor de mate van milieubescherming.
14. Zoals reeds overwogen onder 7, is het feitelijke gebruik van de woning als reguliere woning hier nu juist wel in strijd met het bestemmingsplan en is daarom de omgevingsvergunning strijdig gebruik nodig om dit gebruik te legaliseren. En dus is de woning met het verlenen van de omgevingsvergunning strijdig gebruik pas een geluidsgevoelig gebouw geworden. Hierdoor zou de [eiseres] eventueel in haar activiteiten beperkt kunnen worden. Of dit daadwerkelijk zo is zal de rechtbank beoordelen aan de hand van het subsidiaire argument van het college en de gronden die de [eiseres] daartegen heeft ingebracht.
15. Subsidiair stelt het college zich op het standpunt dat de [eiseres] door het verlenen van de omgevingsvergunning strijdig gebruik niet wordt beperkt in de activiteiten die zij uitoefent volgens de door haar zelf aangeleverde informatie. Deze leiden volgens het college niet tot een aantasting van het woon- en leefklimaat in de woning.
16. Het college verwijst hierbij naar het akoestische onderzoek dat [onderneming 2] heeft uitgevoerd. Dit onderzoek heeft na een aantal tussentijdse beoordelingen door het college geresulteerd in een definitief rapport van 11 juni 2021. Hierin sluit het akoestisch onderzoeksbureau voor het toetsingskader aan bij de systematiek van de VNG-handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’. De [eiseres] heeft in haar laatste reactie terecht opgemerkt dat zij geen bedrijf met winstoogmerk is. Maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening heeft het college een bepaalde beleidsruimte bij het kiezen van een toetsingskader voor het beoordelen van de geluidshinder. Het staat het college vrij om te toetsen aan de normen uit het Activiteitenbesluit en daarbij aan te sluiten bij de genoemde VNG-handreiking. Om het geluidsniveau te kunnen toetsen moet eerst worden bepaald wat de representatieve situatie en wat dus het ‘normale’ geluidsniveau is van de activiteiten die in het kerkgebouw plaatsvinden.
17. Welke activiteiten in het kerkgebouw plaatsvinden heeft het college bepaald aan de hand van de informatie die de [eiseres] met een brief van 10 juni 2021, aangevuld met een brief van 31 augustus 2021, hierover heeft aangeleverd. Deze activiteiten komen overeen met de bedrijfssituatie waarvan [onderneming 2] in het akoestisch rapport is uitgegaan. Uit het rapport blijkt dat met de daarin voorgestelde maatregelen de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit voor de dagperiode worden gehaald en er dan dus sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de woning. De voorgestelde maatregelen zijn met het bestreden besluit als voorschriften aan de omgevingsvergunning strijdig gebruik verbonden. Daarmee is geborgd dat vergunninghouder deze maatregelen moet nemen. De [eiseres] heeft zich nog op het standpunt gesteld dat [onderneming 2] onvoldoende rekening heeft gehouden met contactgeluid, dat is geluid dat zich verspreidt via de gebouwconstructie, en omloopgeluid, dat is geluid dat zich buiten het gebouw langs verplaatst. De [eiseres] heeft echter onvoldoende concreet gemaakt waarom dat zo is. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding om aan te nemen dat [onderneming 2] is uitgegaan van verkeerde uitgangspunten.
18. Een eventueel knelpunt in het kader van een goed woon- en leefklimaat in de woning zijn de activiteiten die na 23:00 uur in de kerkzaal plaatsvinden als daarbij versterkt muziekgeluid ten gehore wordt gebracht.
19. Het college merkt de activiteiten die volgens de door de [eiseres] aangeleverde informatie na 23:00 uur in het kerkgebouw plaatsvinden aan als incidentele activiteiten. Dit betekent dat deze activiteiten geen onderdeel uitmaken van de representatieve bedrijfssituatie van de [eiseres] .
20. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de door de [eiseres] overgelegde informatie dat er drie keer per jaar nachtelijke feesten in het kerkgebouw worden gevierd. Voor het overige is de informatie onduidelijk op dit punt. Ook tijdens de tweede zitting en in de schriftelijke reactie na deze zitting heeft de [eiseres] hier geen duidelijkheid over gegeven. Ze wilde alleen aangeven dat de diensten levendig zijn. Het was aan de [eiseres] om de gegevens hierover aan te leveren. Dat zij dit onvoldoende heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. Het college mocht naar het oordeel van de rechtbank daarom uitgaan van de informatie zoals deze in de brieven van
10 juni 2021 en 31 augustus 2021 staat vermeld. De rechtbank is met het college van oordeel dat de drie nachtelijke activiteiten die hierin zijn genoemd geen onderdeel uitmaken van de representatieve bedrijfssituatie van de [eiseres] . Omdat deze nachtelijke feesten maar een paar keer per jaar plaatsvinden en onder meer qua aard en tijdstip afwijken van de normale diensten van de [eiseres] , vallen de feesten niet onder de representatieve bedrijfssituatie, maar zijn het incidentele activiteiten. Deze incidentele festiviteiten, waarvoor op grond van een gemeentelijke verordening toestemming kan worden verleend, vallen niet onder het Activiteitenbesluit.
21. Het college heeft zich op basis van het rapport van [onderneming 2] op het standpunt gesteld dat ter plaatse van de woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Daarbij heeft hij terecht overwogen dat als vergunninghouder voldoet aan de voorschriften van de omgevingsvergunning strijdig gebruik de [eiseres] in de representatieve bedrijfssituatie aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit voldoet en dat de nachtelijke feesten waarbij de geluidgrenswaarden mogelijk worden overschreden slechts enkele keren per jaar plaatsvinden. Deze feesten hoefden dan ook geen reden te zijn voor het college om aan te nemen dat er geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning gegarandeerd kan worden.De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de [eiseres] niet door de omgevingsvergunning strijdig gebruik in haar activiteiten wordt beperkt. Er is dan ook geen sprake van een beperking van het grondwettelijk beschermde recht op de vrijheid van godsdienst, zoals de [eiseres] heeft aangevoerd. Wat de [eiseres] in haar laatste reactie heeft opgemerkt over klokgelui en de Wet openbare manifestaties laat de rechtbank hier verder buiten beschouwing. Dat is voor de beoordeling van de omgevingsvergunning strijdig gebruik niet relevant, want daar gaat deze vergunning niet over.
22. De conclusie van het voorgaande is dat de [eiseres] door het verlenen van de omgevingsvergunning strijdig gebruik niet in haar activiteiten wordt beperkt. Wat zij in haar beroepsgronden heeft aangevoerd geeft de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de omgevingsvergunning strijdig gebruik in strijd zou zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarom zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten. Dit betekent dat vergunninghouder de woning in strijd met de bestemming ‘Maatschappelijk’ als reguliere woning mag (blijven) gebruiken.