ECLI:NL:RBMNE:2024:5734

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
7 oktober 2024
Zaaknummer
11019944
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande premie en verzoek tot doorhaling van de procedure

In deze zaak vorderde eiser, Unigarant N.V., aanvankelijk de gedaagde partij tot betaling van een openstaande premie van € 62,34 voor een afgesloten verzekeringsovereenkomst. Gedaagde heeft echter betwist dat er een overeenkomst is gesloten en dat hij het polisblad heeft ontvangen. Unigarant heeft later verzocht om doorhaling van de procedure, waartegen gedaagde zich heeft verzet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Unigarant haar vordering niet langer handhaaft en heeft haar in de proceskosten veroordeeld, maar niet in de door gedaagde gevorderde werkelijke proceskosten.

De procedure begon met een dagvaarding en een conclusie van antwoord, gevolgd door e-mailcorrespondentie tussen de partijen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van Unigarant niet meer aan de orde hoeft te komen, omdat zij deze niet langer wenst te handhaven. Gedaagde had gevorderd dat Unigarant in de werkelijke proceskosten zou worden veroordeeld, maar de kantonrechter heeft dit afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door Unigarant, en dat de kosten voor juridische bijstand niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien gedaagde zonder gemachtigde procedeerde.

Het vonnis is op 4 september 2024 uitgesproken door de kantonrechter, die de proceskosten aan de zijde van gedaagde op € 0,00 heeft begroot. De beslissing houdt in dat Unigarant de proceskosten moet betalen, maar dat gedaagde geen recht heeft op vergoeding van zijn juridische kosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11019944 \ AC EXPL 24-761
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
UNIGARANT N.V., mede handelend onder de naam ANWB Verzekeren,
gevestigd in Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen: Unigarant,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het e-mailbericht van Unigarant met het verzoek om doorhaling van de procedure;
- het e-mailbericht van [gedaagde] waarin hij bezwaar maakt tegen de verzochte doorhaling.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis wordt gewezen.

2.De kern

2.1.
Unigarant heeft in deze procedure aanvankelijk gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de openstaande premie van € 62,34 voor de afgesloten verzekeringsovereenkomst. [gedaagde] betwist dat partijen deze overeenkomst hebben gesloten en dat hij het polisblad heeft ontvangen (het op het polisblad genoteerde mailadres is volgens [gedaagde] ook foutief). Later heeft Unigarant om doorhaling van de procedure gevraagd, waar [gedaagde] zich tegen heeft verzet. De kantonrechter begrijpt dat Unigarant haar vordering niet langer handhaaft en veroordeelt haar in de proceskosten. De vordering van [gedaagde] tot veroordeling van Unigarant in de werkelijke proceskosten wordt afgewezen. De kantonrechter licht dit hierna toe.

3.De beoordeling

Op de vordering van Unigarant hoeft niet meer te worden beslist
3.1.
Unigarant heeft de kantonrechter verzocht om doorhaling van de procedure. Dit kan alleen met instemming van beide partijen (artikel 246 Rv) en [gedaagde] heeft zich hiertegen verzet. Gelet op de strekking van het verzoek tot doorhaling, kan volgens de kantonrechter wel worden aangenomen dat Unigarant haar vordering niet langer wil handhaven. Op de vordering en het door [gedaagde] gevoerde verweer hoeft dan ook niet meer te worden beslist.
Unigarant moet de proceskosten betalen, maar niet de werkelijke
3.2.
Aangezien Unigarant haar vordering niet langer handhaaft, wordt zij in de proceskosten veroordeeld.
3.3.
[gedaagde] vordert betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten. Hij heeft namelijk juridische advieskosten gemaakt tot een bedrag van € 60,50. Zo’n vordering is alleen toewijsbaar bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het instellen van de vordering, gelet op de duidelijke ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had moeten blijven. Hiervan kan sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel had horen te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure wordt niet snel aangenomen, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. [1]
3.4.
De kantonrechter gaat niet over tot een veroordeling van de werkelijke proceskosten, aangezien niet is gebleken dat Unigarant misbruik van het procesrecht heeft gemaakt en/of onrechtmatig heeft gehandeld door het instellen van haar vordering. Dat Unigarant haar vordering mede op een mogelijk foutief e-mailadres van [gedaagde] heeft gebaseerd, impliceert niet dat zij daarmee de gehele vordering heeft gebaseerd op evident onjuiste feiten en omstandigheden. Evenmin is gebleken dat Unigarant [gedaagde] tegen beter weten in geheel onnodig op kosten heeft gejaagd.
3.5.
Volgens de regels die in het normale geval gelden bij proceskostenveroordelingen, komen kosten voor juridische bijstand alleen (deels) voor vergoeding in aanmerking als die zijn gemaakt door een gemachtigde die voor [gedaagde] in deze zaak optrad. Maar [gedaagde] procedeerde zelf - dus zonder gemachtigde Dit betekent dat de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 0,00.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
begrijpt het zo dat Unigarant haar vordering niet langer handhaaft, zodat hier niet meer op hoeft te worden beslist,
4.2.
veroordeelt Unigarant in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 0,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.